Charlie heeft alles over voor zijn mens. De 11-jarige Caroline is net hersteld van een zware ziekte, en voelt zich niet op haar best. De komst van een nieuwe baby in huis geeft haar bovendien het gevoel dat ze niet belangrijk meer is.
Dus wanneer Caroline besluit om weg te lopen, volgt Charlie haar, vastbesloten om haar beschermen, wat er ook gebeurt. Maar voor zo’n kleine kat is de wereld groot, hoe ver kan hij gaan om zijn grootste kompaan te redden?

Lees hier alvast een fragment van Charlie, de kat die een leven redde van Sheila Norton!

1

Oké, rustig allemaal. Mijn vriend Oliver hier zegt dat jullie allemaal dolgraag mijn verhaal willen horen, dus kom nou maar even achter die vuilnisbakken vandaan en stop met vechten om die dooie mus. Voor we beginnen, ik weet dat sommige van jullie me nog steeds zien als dat domme katertje dat van voren niet weet dat het van achteren een staart heeft, maar in deze zomer ben ik in één klap volwassen geworden. Dat moest wel, en als jullie mijn verhaal horen, zullen jullie begrijpen waarom. Oliver, mogen mijn zusjes naast je komen zitten, voor het geval ze het eng vinden? Ja, Nancy, zo is het goed. Kruip maar lekker dicht tegen Oliver aan, Tabitha. Ik vind nog steeds dat ik jullie een beetje moet beschermen, snap je, ook al wonen we inmiddels bij andere mensenfamilies. En als er écht heel kleine kittens meeluisteren, of bange katjes – sorry, ik bedoel nerveus aangelegde poezenbeesten – dan moeten jullie misschien af en toe jullie pootjes maar voor je oren houden. Nee, Tabitha, niet nú al. Ik ben nog niet eens begonnen. Ik zeg het wel als het eng wordt.

'Waar moet ik beginnen?
Waar moet ik beginnen? Misschien op de dag dat ik erachter kwam van die vakantie. Op dat moment, voor alles gebeurde, had ik natuurlijk geen idee wat dat was, een vakantie. De eerste keer dat ik ervan hoorde, was toen mijn baasje, Julian, op een avond thuiskwam van zijn werk en zei: ‘Zo. Ik heb een vakantie geboekt.’

Zijn vrouwtje, Laura, keek naar hem op met ogen die wazig zagen van vermoeidheid. Ik had met haar te doen, want ik wist hoe weinig slaap ze kreeg. Net als wij allemaal.

‘O, Julian,’ zei ze met een zucht. ‘Dat is lief van je, maar hoe kunnen we in vredesnaam weg nu? Met alles wat we moeten meenemen voor de baby?’

En alsof ze het hoorde, begon de baby, Jessica, die boven in haar kleine witte mandje lag, keihard te krijsen. Kennen jullie die lieve, zachte piepgeluidjes die wij maken als pasgeboren kittens? Nou, geloof me, dit klinkt dus heel anders. Mensenkittens maken echt onvoorstelbare herrie, dat wist ik inmiddels wel. Ze janken. Ze lopen rood aan en ze doen hun monden zo wijd open dat hun gezicht één groot gat wordt, en dan gillen ze het uit. Ze doen het als ze melk willen, maar ook zomaar, als er verder niks aan de hand is, op elk willekeurig moment van de dag of nacht. Geen wonder dat die arme Laura er zo uitgeput uitzag.

‘Ik ga wel,’ zei Julian, en hij gooide zijn jas over een stoel en liep naar boven. Ik trippelde achter hem aan. Hij had me nog niet begroet. Ik begon een beetje tegen hem te miauwen en sprong om zijn voeten terwijl hij Jessica uit haar mandje tilde, maar hij zei alleen: ‘Ga eens aan de kant, Charlie, straks laat ik de baby nog vallen.’

De baby, de baby. Het ging die dagen alleen nog maar over haar! Ik bedoel, ze was schattig, hoor, als ze tenminste niet zoveel lawaai maakte, maar ik dan? Ik kreeg lang niet meer zoveel knuffels en het was zelfs al voorgekomen dat ze vergeten waren om me te voeren. Dan moest ik zo vaak rondjes lopen om mijn lege etensbakjes om daar aandacht voor te vragen dat ik er duizelig van werd.

Julian bleef me negeren, liep met de baby het kleine roze kamertje uit waar ze slaapt en liep met haar langs de deur van Carolines slaapkamer. Caroline, onze grote mensenkit ten, had de laatste tijd last van wat haar vader ‘een groeispurt’ noemde. Als ze een kat was geweest, zou ik gezegd hebben dat ze min of meer volgroeid was, maar mensen blijven blijkbaar veel langer kitten dan wij. Ze zat heel vaak op haar kamertje, vooral sinds de baby er was. Ik glipte zo vaak mogelijk bij haar naar binnen. Zij was de enige die nog tijd leek te hebben om me te aaien.

‘Hallo Caroline!’ riep Julian, en hij bleef even voor haar deur staan en klopte zachtjes aan. ‘Kom je ook beneden? Ik heb iets leuks te vertellen.’

Ik bleef voor haar deur op haar wachten, en na een poosje kwam ze naar buiten en slofte ze naast mij de trap af.

Zoals gewoonlijk nam niemand de moeite om míj te vertellen wat er aan de hand was.
‘Wat is er dan?’ vroeg ze. Ze zag er niet uit als iemand die een leuk nieuwtje verwachtte. Eigenlijk was Julian de enige die tenminste een beetje enthousiast leek. Zoals gewoonlijk nam niemand de moeite om míj te vertellen wat er aan de hand was, dus moest ik maar zo goed en zo kwaad als het ging naar hun mensenpraat luisteren, in de hoop dat ik hier en daar toch een clou kon oppikken.

‘Ik heb een vakantie voor ons geboekt,’ zei Julian nog eens. Hij glimlachte en was duidelijk in zijn nopjes. Hij stond een poosje de gillende baby te wiegen en legde haar toen op Laura’s schoot zodat die haar te eten kon geven.

‘O, cool!’ zei Caroline, ineens een stuk vrolijker. ‘Waar gaan we naartoe? Naar Florida? Daar is een van de meisjes uit mijn klas vorig jaar geweest.’

‘Florida?’ zei Julian, en hij staarde haar aan. ‘Nee, natuurlijk niet. Zo’n soort bestemming is toch niet te doen met een baby van drie maanden.’

‘O.’ Carolines mondhoeken gingen weer hangen. ‘Natuurlijk. Alles draait tegenwoordig om háár.’

‘Caroline!’ zei Julian, en hij keek haar waarschuwend aan. ‘Dat is helemaal niet waar.’

‘Nou, waar gaan we dan naartoe?’ vroeg ze.

‘Naar Mudditon-on-Sea.’

Het bleef stil. Zelfs baby Jessica hield zich koest nu ze gevoed werd. Caroline staarde haar vader alleen maar aan en Laura schudde haar hoofd alsof ze het niet kon geloven.

‘Maar het is juist hartstikke leuk!’ zei Julian terwijl hij van de een naar de ander keek. ‘Ik heb een prachtig vakantiehuis voor ons geboekt voor de hele maand augustus.’

‘Heel augustus?’ vroeg Caroline verbluft.

‘Ja! Luister,’ zei hij tegen Laura, ‘ik weet hoe zwaar het voor jou is geweest. De zwangerschap was al niet gemakkelijk, en toen kwam de keizersnede er ook nog eens bij. En het is zwaar, met de baby…’

‘Hoe kun jij in vredesnaam een hele maand vrij nemen?’
‘Hoe kun jij in vredesnaam een hele maand vrij nemen?’ vroeg Laura.

‘O.’ Julian ging naast haar zitten en zijn glimlach verflauwde een beetje. ‘Ik ben alleen de eerste week bij jullie en daarna moet ik natuurlijk weer terug.’

‘En dan ga je weer aan het werk.’

‘Ja, maar ik kom de weekenden terug. En jij kunt ondertussen genieten van de frisse zeelucht en heel veel rusten, lieveling.’

‘Uitrusten? In een vakantiehuisje?’ vroeg ze zachtjes. ‘Dan moet ik toch nog steeds alles zelf doen, Julian. En de baby gaat echt niet minder veeleisend zijn omdat we toevallig aan zee zitten, en jij bent er niet eens meer om ons te helpen.’

‘Ik ga dus echt niet mee!’ zei Caroline met een rood en boos gezicht. ‘Ik heb geen zin om de hele schoolvakantie in dat saaie Mudditon-on-Sea te zitten. Mijn vrienden hebben allemaal plannen gemaakt. We gaan met de bus de stad in en naar de bios en zo, en dan ben ik de enige die er niet bij is!’

En vervolgens stampte ze weer naar boven en smeet de deur van haar slaapkamer dicht.

Julian stond op en keek verdrietig.

‘Laat haar maar,’ zei Laura. ‘Ze trekt wel weer bij.’

‘Het spijt me,’ zei hij, en hij spreidde zijn voorpoten hulpeloos uit. ‘Ik heb het helemaal verkeerd gezien, hè? Dan kan ik het maar beter afzeggen.’

‘Nee, niet doen.’ Ze keek hem aan en glimlachte. ‘Het spijt me dat ik niet wat enthousiaster reageerde, lief. Ik ben gewoon zo moe dat ik niet meer helder na kan denken.’

‘Het leek me zo’n leuke verrassing. We moeten er allemaal even uit. De sfeer is zo gespannen de laatste tijd. Ik maak me zorgen om Caroline. Ze is altijd maar zo bleekjes en triest, en ze sluit zich maar boven op. Het leek me dat de zeelucht ons allemaal goed zou doen.’

‘Weet ik. Het is ook echt een lief idee. Ik weet zeker dat we het er leuk gaan hebben.’

Haar glimlach zag er een beetje vreemd uit, alsof ze niet echt meende wat ze zei. Julian ging naar boven om zich om te kleden en ik sprong naast Laura op de bank. Ze keek me over het hoofdje van de baby aan.

‘Ik vind het niet écht een goed plan, Charlie.’
‘Ik vind het niet écht een goed plan, Charlie,’ fluisterde ze. ‘In mijn eentje met een huilende baby en een chagrijnig meisje dat niet eens mee wil. Maar wat moet ik anders? Ik wil hem ook niet kwetsen.’

Ik gaf miauwend antwoord en ze maakte een pootje vrij om me zachtjes op mijn kopje te kloppen. Maar zoals zoveel mensen begreep ze mijn kattentaal niet, dus ze wist niet dat ik haar iets heel belangrijks duidelijk probeerde te maken: ‘En ik dan? Wie zorgt er voor mij als jullie weg zijn? Is er dan helemaal niemand meer die nog aan mij denkt?’ De volgende dag, toen Julian naar zijn werk was en Caroline op school zat, kwam Laura’s vriendin Nicky langs met haar baby Benjamin. Benjamin was een stuk groter dan onze Jessica, en hij kon al op zijn achterpoten staan en een vreemd loopje van een paar passen doen, om vervolgens om te vallen. Ik snap niet waarom mensen al die moeite doen om op twee poten te kunnen lopen. Ik vind het zo onnatuurlijk.

Ik mocht Nicky wel. Ze gaf me altijd veel aandacht, speelde met me en kroelde over mijn kop en onder mijn kin, zodat ik begon te spinnen van genot.

‘En, heeft Caroline er zin in?’ vroeg Nicky toen Laura haar had verteld dat ze op vakantie gingen.

‘Nee, totaal niet,’ verzuchtte Laura, en ze schudde haar hoofd. ‘Ze heeft tegen Julian gezegd dat ze niet mee wil en ze heeft sindsdien nauwelijks nog een woord met ons gewisseld. Ze is vanochtend boos naar school vertrokken.’

‘Tja, een hele maand is ook wel lang. Ze zal haar vriendinnen wel gaan missen. Op haar leeftijd zijn vriendinnen even belangrijk als familie.’

‘Hou maar op. En ze was natuurlijk al kwaad omdat ze in september naar een andere school gaat dan haar vrienden uit het dorp. Ik hoop echt dat we hier goed aan doen, Nicky, om haar naar die particuliere opleiding te sturen. Het was zo goed om te zien dat ze vrienden heeft gemaakt nadat ze al die tijd zo eenzaam is geweest tijdens haar ziekte.’

Dat was voordat ik bij hen kwam wonen, maar ik weet er alles van dankzij Oliver, omdat die vaak bij mijn familie op bezoek kwam voor ik geboren was. Caroline was heel erg ziek en het schijnt dat Laura haar verpleegster was en dat Julian toen heeft besloten dat hij haar als wijfje wilde.

‘Ze trekt wel weer bij. En als ze eenmaal op St Margaret’s zit, heeft ze zo weer nieuwe vriendinnen,’ zei Nicky, en Laura zuchtte weer.

‘Ik hoop het. Eerlijk gezegd maken we ons zorgen om haar. Ze is tegenwoordig steeds zo moe en lusteloos. En ik kan niks zeggen of ik krijg een bits antwoord. Een paar dagen geleden vroeg ik of ze haar kamer wilde opruimen en toen zei ze: “Ik hoef niet te luisteren naar jou, want je bent mijn moeder niet.”’

‘Oei, dat is niet leuk voor je.’

‘Nou ja, ze denkt natuurlijk nog steeds aan haar moeder. Dat is heel normaal, ook al was Caroline nog heel klein toen ze overleed. Maar ik heb nooit geprobeerd om haar plaats in te nemen.’

‘Het is bijna vakantie, dan zijn alle kinderen altijd doodop.’
‘Weet ik toch. En ze houdt echt wel van je, Laura. Ze is misschien gewoon alleen maar moe. Het is bijna vakantie, dan zijn alle kinderen altijd doodop.’

‘Dat is zo. Maar goed, volgende week moet ze naar het ziekenhuis voor controle. We gaan haar specialist vragen om wat extra onderzoek te doen.’

‘Echt? Ben je zo bezorgd?’ Nicky pakte Laura’s pootje vast. ‘Je denkt toch niet dat de leukemie weer terug is?’

‘Nou, daar zijn we natuurlijk wel bang voor,’ zei Laura zachtjes. ‘Het is moeilijk om niet het ergste te vrezen. Ze is nog maar een jaar in remissie.’

Nicky sloeg haar arm om Laura heen. Ik zag wel dat een aai voor mij er niet meer in zat, dus sprong ik op de grond en holde weg om buiten te gaan spelen. Zoals jullie weten, woon ik in het huis dat ze het Grote Huis noemen, dus ik heb een enorme tuin als territorium en heel veel grenzen om te bewaken zodat een van jullie niet stiekem zonder mijn toestemming naar binnen glipt. Dat is nogal een verantwoordelijkheid, kan ik je zeggen. Het was heerlijk weer en er hingen allerlei lekkere geurtjes in de lucht, en sullige insecten en vogeltjes kwamen hun struiken en bomen uit, dus ik vermaakte me door achter ze aan te springen, en achter mijn eigen schaduw, en zo ging de tijd sneller dan ik dacht.

Want toen ik eindelijk terugkwam, was iedereen weer thuis. En tot mijn afgrijzen besteedde ook nu niemand enige aandacht aan me, omdat ze alweer ruzie hadden.

‘Niet te geloven dat je zoiets doet!’ zei Caroline boos tegen haar vader. ‘Hoe haal je het in je hoofd? Hij gaat het daar verschrikkelijk vinden!’

‘Welnee,’ zei Julian. ‘Het is voor hem ook een soort vakantie.’

Nog meer vakantiegedoe. Ik was er klaar mee. Ik wilde gewoon mijn avondeten. Ik miauwde heel hard naar hen allemaal, cirkelde om hen heen en zwaaide met mijn staart.

Laura keek fronsend omlaag.

‘Misschien moet ik Nicky vragen of zij en Dan voor hem kunnen zorgen,’ zei ze. ‘Al is het natuurlijk wel een hele maand. Dat is wel een beetje veel gevraagd.’

Ik stopte meteen met miauwen. Hadden ze het nou over míj?

‘Nee, ik heb al gezegd dat hij naar het kattenhotel kan,’ zei Julian. ‘Daar redt hij zich prima.’

Het káttenhotel? Ik voelde mijn haren overeind komen. Oliver had me weleens over dat oord verteld. Ik was zijn verhaal nooit vergeten, sterker nog: ik had er nachtmerries over. Weet je wel zeker dat je het wilt horen, Nancy? Nou, het schijnt dus dat onze vader – Olivers vriend Tabby – ooit naar het kattenhotel is gestuurd toen zijn mensen weggingen. Hij zei dat hij in al zijn negen levens nog nooit zoiets ergs meegemaakt had. Hij werd er in een kooi gestopt, dag en nacht, met alleen een bed en een kattenbak. En er waren wel heel veel andere katten, maar die kon hij niet zien. Hij kon alleen hun angst ruiken en hoorde ze janken. Hij mocht niet buiten op jacht en al kreeg hij regelmatig te eten, hij was zo gestrest dat hij bijna geen hap door zijn keel kreeg. De mensen die er voor hem zorgden, waren aardig en aaiden en knuffelden hem veel, maar hij wist niet of hij ze wel kon vertrouwen en had geen idee of hij ooit nog naar huis zou kunnen. Hij had in die kooi niets wat naar zijn huis of zijn mensen rook en toen hij eindelijk weer opgehaald werd, was hij zo boos dat hij dagenlang niets van hen wilde weten; hij ging in zijn eentje op pad en ze dachten eerst nog dat hij weggelopen was. Hij kwam natuurlijk uiteindelijk toch terug omdat hij honger had, maar volgens Oliver heeft het lang geduurd voor hij eroverheen was.

Vreselijk verhaal, toch?
Vreselijk verhaal, toch? Dus je kunt je voorstellen dat ik een lange, klaaglijke kreet slaakte toen ze het woord ‘kattenhotel’ lieten vallen. Caroline dook boven op me en drukte me stevig tegen zich aan. Haar ogen waren helemaal nat.

‘Geweldig,’ zei ze, al vond ik er niets geweldigs aan. ‘Dus jullie houden mij niet alleen een héle maand bij mijn vrienden weg, vlak voordat ik sowieso voor altijd afscheid van ze moet nemen, omdat ik naar die stomme nieuwe school moet, maar nu nemen jullie me zelfs mijn kat af! Het is niet eerlijk!’

Dat was ik helemaal met haar eens. Ik wilde niet naar het kattenhotel. Ik vroeg me af of ik soms weg moest lopen voor ze me ernaartoe brachten. Caroline begon te huilen, en ik huilde met haar mee.

‘Allemachtig,’ zei Julian. ‘Wat wil je dan? We kunnen hem niet meenemen.’

‘Echt niet?’ vroeg Laura zachtjes. Ze legde een poot op Julians arm. ‘Misschien is het beter van wel.’

‘Hoe zie je dat dan voor je?’ wilde hij weten. ‘Je kunt een kat niet zomaar meenemen naar een vreemd huis. Dan loopt hij weg en verdwaalt hij. Wil je dat soms?’ vroeg hij aan Caroline.

‘Nee!’ zei ze. ‘Ik wil het sowieso allemaal niet! Ik wil niet mee! Ik blijf thuis met Charlie.’

‘Julian, het komt vast goed,’ zei Laura. ‘Hij is geholpen, dus hij gaat heus niet aan de wandel.’

‘Maar dan moeten we de hele tijd alle deuren en ramen dichthouden, midden in de zomer! Dat is gewoon niet haalbaar. Dan glipt hij naar buiten en verdwaalt hij.’

‘Dan zorgen we er wel voor dat hij dat niet doet.’

Laura en Julian keken elkaar aan. Ik zag dat ze eerder bang waren dat Caroline nog bozer werd dan dat ze zich zorgen maakten om mijn stress over het kattenhotel. Alleen al door de gedachte dat ik in zo’n kooi opgesloten zou worden, slaakte ik nog maar een noodkreet, en eindelijk begon Julian te lachen – zo’n lachje waaraan je kon horen dat hij het niet echt leuk vond.

Dus het leek erop dat ik op vakantie ging, wat dat ook maar mocht betekenen.
‘Oké, oké. Jullie je zin. We nemen hem wel met ons mee.’ Hij wendde zich weer tot Caroline. ‘Maar dan moet jij je best doen en ervoor zorgen dat hem niets overkomt.’

‘Dat zal ik doen,’ zei ze. Ze legde haar wang op mijn kopje en ik begon blij te spinnen. Goddank. Geen kooi. ‘Dat zal ik doen, want Charlie is de enige in dit huis die iets om me geeft.’

En daarna nam ze me mee de trap op, naar haar kamer, en we gingen samen op haar bed liggen.

Dus het leek erop dat ik op vakantie ging, wat dat ook maar mocht betekenen. Ik zou zelf liever thuisgebleven zijn om met mijn vriend Oliver te kunnen spelen. Maar aan mij wordt nooit iets gevraagd.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Sheila Norton

Sheila Norton woont in Essex met haar man. Ze won diverse prijzen en schreef zowel artikelen voor tijdschriften als boeken. Ze heeft door de jaren heen genoten van het gezelschap van honden en katten als huisdier. Veel van haar inspiratie voor haar boeken haalt ze uit de herinneringen aan hen.