Voor Het Klimaatboek, een initiatief van Greta Thunberg, werkten meer dan 100 wetenschappers, experten en activisten samen, om een zo volledig mogelijk beeld van de klimaatcrisis weer te geven. Een van hen is David Wallace-Wells, de bekende auteur van De onbewoonbare aarde

Andere bekende namen die meeschreven aan Het Klimaatboek zijn Thomas Piketty, Naomi Klein, Michael Mann en Margaret Atwood. De volledige lijst vind je hier.

Lees hier al de bijdrage van David Wallace-Wells!

 

Lessen uit de pandemie – David Wallace-Wells

Begin december 2019, slechts enkele weken nadat over de hele wereld 2 miljoen klimaatstakers zich hadden verzameld om te protesteren tegen het business-as-usual-begin van de cop25-conferentie in Madrid, werd het eerste menselijke ziektegeval van sars-cov-2 geregistreerd in Wuhan. In januari, toen het World Economic Forum in Davos zichzelf probeerde om te dopen tot een ‘klimaatconferentie’, werden de eerste sterfgevallen geregistreerd. In februari, toen de wereld buiten China in paniek begon te raken over het ‘nieuwe coronavirus’ en de manier waarop dat het leven van vele miljoenen mensen zou kunnen bedreigen en verstoren, stierven wereldwijd 2718 mensen aan de ziekte. Diezelfde maand stierven wereldwijd ongeveer 800.000 mensen aan de gevolgen van luchtvervuiling die veroorzaakt was door de verbranding van fossiele brandstoffen.

Naarmate het jaar vorderde, werd de tol die de pandemie eiste gruwelijk groot, hoewel elke nieuwe mijlpaal aan sterfgevallen meestal minder afschuw en verontwaardiging leek los te maken dan de vorige, volgens het even ontmoedigende als vertrouwde ritme waarmee rampspoed snel wordt genormaliseerd. Begin 2022, nadat de ziekte twee jaar gewoed had, schatte The Economist dat er wereldwijd meer dan 20 miljoen mensen aan waren gestorven: dat maakte covid-19 ‘een van de zeven dodelijkste besmettelijke ziekten uit de geschiedenis van de mensheid’.

Tijdens de hele pandemie ging de klimaatcrisis meedogenloos door en leverde om de paar weken – in sommige gevallen om de paar dagen – gebeurtenissen die ooit onmiskenbaar zouden zijn erkend als voorboden van bestraffende gevolgen. Over de Hoorn van Afrika zwermden 200 miljard sprinkhanen: ze verduisterden de lucht in zoemende wolken die zo groot waren als hele steden, ze kauwden zoveel voedsel weg als tientallen miljoenen mensen op een dag eten. Uiteindelijk stierven ze in zulke snel aangroeiende insectenheuvels dat ze, toen ze eenmaal vielen, treinen op de rails tot stilstand brachten. Alles welbeschouwd waren er in totaal 8000 keer zoveel sprinkhanen als kon worden verwacht bij afwezigheid van klimaatverandering.

In Californië verbrandde in 2020 twee keer zoveel land als er ooit eerder was verbrand in de moderne geschiedenis van de staat. Vijf van de zes grootste branden die daar ooit zijn geregistreerd, vonden nu plaats in één jaar. Daarbij werd misschien wel een kwart verbrand van het totale aantal sequoia’s in de wereld. Meer dan de helft van alle luchtvervuiling in het westen van de VS was het gevolg van bosbranden, wat inhield dat er meer fijnstof werd geproduceerd door de verbranding van bossen dan door alle andere industriële en menselijke activiteiten samen. In Siberië waren er ‘zombiebranden’, die zo worden genoemd vanwege het abnormale gegeven dat ze de hele poolwinter doorbranden. Daardoor smolt permafrost weg en bezweek een afgelegen energiecentrale, zodat er 17.000 ton olie in een plaatselijke rivier terechtkwam. In 2021 kwam bij bosbranden in de hele wereld bijna evenveel koolstof vrij als de jaarproductie van de gehele VS, ’s werelds op één na grootste koolstofuitstoter. Er kwam een categorie 4-orkaan aan land in Midden-Amerika, slechts enkele weken later dan een categorie 5-orkaan en op slechts enkele kilometers daarvandaan. Er werden 60 miljoen Chinezen geëvacueerd vanwege onschuldig klinkende ‘rivieroverstromingen’, veroorzaakt door regens die ’s werelds meest intimiderende dam bedreigden; niettemin lagen die aantallen, afgezet tegen de normen voor neerslag en evacuatie slechts iets boven de recente gemiddelden. Toen het eerste pandemiejaar ten einde liep, raakten 1 miljoen mensen ontheemd door overstromingen in Zuid-Soedan: een tiende van de bevolking van dat land. In het tweede jaar van de pandemie kwamen honderden mensen om het leven door overstromingen in West-Europa, tientallen kwamen om toen regens van de orkaan Ida kelderappartementen in New York en omgeving lieten vollopen. De hitte in het Stille Oceaangebied overtrof eerdere records zodanig dat klimaatwetenschappers zich afvroegen of hun modellen en verwachtingen wel goed waren gekalibreerd. De hoge temperaturen kosten de levens van enkele honderden mensen en enkele miljarden zeedieren. Daarmee was de toon gezet voor bosbranden en door latere overstromingen veroorzaakte modderstromen die zo intens waren dat Vancouver op effectieve wijze werd geblokkeerd door een klimaatramp, toen de herfst overging in de winter. Net voor oudejaarsavond wakkerden windstoten van 150 kilometer per uur een vuurzee aan in de buitenwijken van de stad Denver, waar de warmste en op één na droogste herfst in anderhalve eeuw voorafging aan de meest destructieve brand in de geschiedenis van de staat Colorado. De vlammen joegen van huis naar huis, door woonblokken en straatjes die er de dag tevoren nog zullen hebben uitgezien als toonbeelden van onbrandbare moderniteit.

De wereld als geheel keek weg – afgeleid door de oprukkende pandemie en getraind door de recente tol die opeenvolgende rampen eisten. Wat ooit misschien had kunnen lijken op brute inbreuken op de geleefde werkelijkheid, werd gezien als logische ontwikkelingen in een bekend patroon. Maar als we de lessen die de pandemie ons voor de toekomst geleerd heeft zouden toepassen op klimaatactie, wat zien we dan? Vooral dat de pandemie een onwaarschijnlijke uitnodiging was om ooit ondenkbaar geachte, ambitieuze actie te ondernemen, wat de wereld als geheel vervolgens op rampzalige wijze niet gedaan heeft. Een ongekende respons op de pandemie had gericht kunnen zijn op de ongekende uitdaging die de opwarming van de aarde biedt. Bezield door een waarlijk wereldwijde aandrift en erop gericht de onrechtvaardig verdeelde lasten te verlichten van degenen die er het meest door getroffen zijn. In plaats daarvan werd die ongekende reactie aangewend ter verdediging van de status quo: de leidende landen van het Globale Noorden potten vaccins op en gaan gewoon door met hun emissies.

Covid-19 is niet zo duidelijk terug te voeren op klimaatverandering als veel van de rampen waar we aan voorbijgingen door ons te concentreren op de schijnbaar directere dreiging van de pandemie. Maar onder de vele verontrustende lessen die de twee crises gemeen hebben, is deze een van de belangrijkste: de natuur is machtig en kan angstwekkend zijn, en hoewel we onze tijd het antropoceen noemen, hebben we de natuur niet verslagen en zijn we er niet aan ontsnapt, maar leven we erin. We zijn nog steeds onderworpen aan de temperamentvolle kracht van de natuur, ongeacht waar je woont of hoe beschermd jij je normaal gesproken voelt. We kunnen niet langer doen alsof we zelf de regels van de werkelijkheid opstellen, op conferenties of in vergaderruimten, zonder eerst het milieu te raadplegen.

En toch: voor wie gewend is aan teleurstellingen over de houding ten opzichte van het klimaatnoodtoestand van wereldleiders, was zelfs de onvolmaakte eerste reactie op de pandemie onthullend – en eerlijk gezegd ook opwindend. In het tweede jaar van de pandemie, midden in een kluwen aan lelijk ‘covidnationalisme’ en ‘vaccindiplomatie’, zou het maar al te gemakkelijk zijn te vergeten hoe schokkend groot en onmiddellijk die eerste reactie geweest was, zelfs in landen waar de indamming van de ziekte flagrant mislukte. Die reactie was op allerlei manieren ontoereikend en zelfs contraproductief, maar wel op een schaal en met een urgentie waar veel klimaatactivisten op voorhand niet van hadden durven dromen. Binnen slechts enkele maanden werd het dagelijks leven in de hele wereld op zijn kop gezet: meer dan 1 miljard kinderen gingen niet naar school, internationale reizen werden min of meer volledig stilgelegd en honderden miljoenen mensen in tientallen landen bleven thuis uit bezorgdheid om zichzelf en degenen om hen heen. Het beroepsleven werd opgeschort, het sociale, romantische en gezinsleven veranderd, de zakelijke aanpak van ‘business as usual’ volledig herschreven. Toen klimaatwetenschappers spraken over de noodzaak van een mobilisatie op de schaal van de Tweede Wereldoorlog om een catastrofale opwarming te voorkomen, was dit het soort actie dat ze in gedachten hadden – natuurlijk met een minder afstraffende transformatie, maar op andere manieren net zo ingrijpend. De leidende klasse in de wereld had die aanbeveling effectief afgewezen toen deze voor het eerst werd geuit, in het najaar van 2018, toen het ipcc opriep de koolstofemissies tegen 2030 te halveren. Begin 2020 voerden dezelfde leiders een sociale en economische transformatie door met een vergelijkbare omvang, binnen slechts een paar maanden. De pandemie liet zien dat plotselinge verandering niet langer onrealistisch was, want die had ook echt plaatsgevonden.

De pandemie liet zien dat plotselinge verandering niet langer onrealistisch was, want die had ook echt plaatsgevonden.

Die mentaliteit hield geen stand, en toen dat nog wel zo was, bleek die verre van volmaakt. Maar het belangrijkste: de reactie van overheidswege – van talloze regeringen, op verschillende welvaartsniveaus en vanuit verschillende ideologische opvattingen – was immens. Dat toonde op zijn minst aan dat het mogelijk is een inspanning van de hele samenleving te mobiliseren als reactie op een onmiddellijke dreiging. Daarbij negeerden staten volkomen wat slechts enkele maanden tevoren de absolute grenzen van politieke plausibiliteit leken te zijn. Het effect was het duidelijkst in de landen in Oost-Azië en Oceanië, die het virus effectief in bedwang hielden door grootschalige overheidsinterventie, gecombineerd met wijdverbreid sociaal vertrouwen en wederzijdse solidariteit (een afstemming waarvan we hopen dat we die kunnen nabootsen op het gebied van klimaat). Maar zoals Adam Tooze laat zien in Shutdown, zijn geschiedschrijving van de pandemiecrisis, toonde zelfs de mislukte reactie van de langzaam in beweging komende naties in Europa en Noord- en Zuid-Amerika aan dat, als het ging om overheidsuitgaven, elke natie in de wereld plotseling in een geheel nieuwe realiteit opereerde, zonder de politieke en sociale beperkingen die eerder snelheidsbeperkingen vormden voor klimaatactie. In de komende jaren zullen we onvermijdelijk één les moeten trekken uit de respons op de pandemie: de enige snelheidsbeperkingen die er zijn, hebben we onszelf gesteld. Die mogen er niet zijn.

Helaas waren de politieke leiders in het Globale Noorden, zelfs toen ze al doende een nieuw draaiboek leerden maken, terughoudend om dat toe te passen op het decarbonisatieproject. Midden in de respons op de pandemie was het gemakkelijk je grenzeloze mogelijkheden in te denken voor klimaatactie, en er waren mensen die dachten dat we in dezelfde lijn zouden kunnen doorpakken. ‘We weten niet wat de herstelpakketten van covid zullen zijn,’ zei Christiana Figueres, een van de belangrijkste architecten van het Akkoord van Parijs, in de zomer van 2020 tegen me. ‘En eerlijk gezegd zal de omvang van de decarbonisatie er vooral van afhangen hoe die herstelpakketten er gaan uitzien, vanwege de schaal ervan. We zitten al op 12 biljoen dollar; het kan zijn dat we de komende achttien maanden tot 20 biljoen dollar gaan. We hebben nog nooit gezien – de wereld heeft nog nooit gezien – dat er in zo’n korte tijd 20 biljoen dollar in de economie wordt gepompt. Dat zal de logica, de structuren en zeker ook de koolstofintensiteit van de wereldeconomie bepalen, voor minstens tien jaar, zo niet meer.’ Met andere woorden: als we 20 biljoen dollar gaan uitgeven, waarom dan niet aan het klimaat? In plaats daarvan was de eerste uitgavenronde niet bemoedigend voor mensen die droomden van een groen herstel. De EU was de gouden standaard, maar beloofde toch nog steeds dat slechts 30 procent van de stimuleringsmaatregelen zou worden geoormerkt voor het klimaat. De VS en China beloofden elk hooguit een fractie daarvan (en in beide gevallen waren er ook stimuleringspakketten voor fossiele brandstoffen). In april 2021 werd minder dan een kwart van de covid-uitgaven in oeso-landen beschouwd als ‘milieuvriendelijk’ en werd 41 procent van de stimuleringspakketten voor energie besteed aan fossiele brandstoffen. Vanwege de wereldwijde tragedie was ons de mogelijkheid gegeven een nieuwe wereld te bouwen – stabieler, veiliger, welvarender en rechtvaardiger – voor ons allemaal. Maar in plaats van dat project te omarmen, haastte de wereld zich zo snel mogelijk terug naar de oude orde.

Hoe groot was deze gemiste kans? Volgens een team van onderzoekers, onder wie Joeri Rogelj van het Imperial College in Londen, zou slechts een tiende van de covid-19-stimuleringsuitgaven, als die gericht zouden zijn op decarbonisatie gedurende elk van de komende vijf jaren, voldoende zijn om de doelstellingen te bereiken van het Akkoord van Parijs en de opwarming van de aarde te stoppen op een niveau dat ver onder 2° C ligt. Wereldwijd zouden de totale kosten van een groene transitie de helft zijn van wat er in 2020 is uitgegeven aan stimuleringsmaatregelen, maar ondanks al die uitgaven slaagde de wereld er niet in die deal te sluiten. The Wall Street Journal becijferde dat alleen al in de VS het volledig koolstofvrij maken van de energiesector een investering vooraf van tussen 1 biljoen en 1,8 biljoen dollar vereist – minder dan een vijfde van wat het land besteedde aan pandemiehulp. Maar bij geen van de betalingen van de Amerikaanse pandemiehulp stonden klimaatuitgaven centraal. Toen president Biden er eindelijk aan toekwam, bestonden de totale uitgaven uit slechts honderden miljarden dollars – veel minder dan 5 procent van het bbp dat was voorgesteld door Michael Bloomberg en Hank Paulson, geen klimaatradicalen, en nog veel verder verwijderd van voorstellen die werden verdedigd door senatoren Ed Markey en Bernie Sanders.

Bij geen van de betalingen van de Amerikaanse pandemiehulp stonden klimaatuitgaven centraal.

Misschien wel het meest opvallend aan deze mislukking was dat die voor het eerst op het conto kwam van politici die op zijn minst de taal van het klimaatalarm spraken en er – in forum na forum, op conferentie na conferentie – om hebben gevraagd om te worden afgerekend op de existentiële normen daarvan. Volgens die normen hebben ze natuurlijk gefaald, waardoor het doel van 1,5 °C steeds verder buiten bereik raakt, en er jaar na jaar meer uitstoot wordt opgeslagen in de atmosfeer, terwijl zijzelf steeds meer verhitte toespraken houden over de noodzaak in actie te komen. Maar hoe hol die retoriek nog altijd is, daarmee wordt wel de mogelijkheid gesuggereerd dat de ongekende collectieve actie en publieke interventie die nodig waren geworden door de pandemie misschien geen eenmalige verschuiving inhoudt – en dat het ook denkbaar is dat een deel van die nieuwe bereidheid binnenkort kan worden ingezet voor het klimaat. ‘Alles wat we kunnen doen, kunnen we ons veroorloven,’ verklaarde John Maynard Keynes midden in de Tweede Wereldoorlog. De pandemie herinnerde ons aan dat principe: met de klimaatverandering kan de wereld hopen dat het daadwerkelijk uitgevoerd wordt. De pandemie was ook vernederend, want degenen die dat nog niet wisten, leerden ervan dat we er in tijden van crisis niet op kunnen vertrouwen dat rivaliteiten en vooroordelen en de fundamentele misdaden van de menselijke onverschilligheid simpelweg worden opgelost. En hoewel covid-19 ons als positief punt ook geleerd heeft dat mensen reageren wanneer ze een ophanden zijnde of inherente dreiging waarnemen, bracht het virus ons ook enkele negatieve lessen.

We leerden in de eerste maanden van de pandemie dat in perioden van exponentiële groei een vertraging van dagen catastrofaal kan zijn.

De eerste les is: hoe langer we wachten, hoe meer we verliezen. We leerden in de eerste maanden van de pandemie dat in perioden van exponentiële groei een vertraging van dagen catastrofaal kan zijn. Acties die in week 1 afdoende bleken, waren in week 3 soms hopeloos ontoereikend. We weten al dat dit probleem hetzelfde is als het gaat om het klimaat. Een wereldwijd decarbonisatieproject dat begon in 1988 – toen James Hansen, Michael Oppenheimer, Syukuro Manabe en hun collega-wetenschappers getuigden voor de Amerikaanse Senaat – en dat bedoeld was om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C, zou slechts een bescheiden en relatief ononderbroken jaarlijkse verandering hebben vereist en meer dan honderd jaar hebben gekost om te voltooien. Nadat er in plaats daarvan voor is gekozen om die waarschuwingen in de wind te slaan en de emissies maar blijvend te laten toenemen, waarbij elk jaar een last voor generaties in de atmosfeer wordt opgeslagen, staat de wereld nu voor een veel schrijnender taak – emissies op een nulniveau brengen binnen slechts enkele decennia, misschien zelfs eerder, omdat er geen negatieve emissies en koolstofverwijdering zijn op een ‘planetaire schaal’. Wat in 1988 raadzaam leek, kan nu bijna gezien worden als klimaatontkenning; wat in 2008 nog ambitieus leek, is al hopeloos ontoereikend. En als de curves niet onmiddellijk worden bijgebogen, zullen in 2025 zelfs de ontmoedigende cijfers waarmee we vandaag worden geconfronteerd ook niet langer werkbaar zijn.

De tweede les is dat succes in één land niet genoeg is en dat niemand tevreden mag zijn met nationalistische reacties op wereldwijde bedreigingen. Nu al vormen klimaatverschillen – in verband met verantwoordelijkheid voor de huidige opwarming en de last die daarmee wordt veroorzaakt aan toekomstige effecten – een immorele verschrikking, hoewel de leiders van het Globale Noorden die liever negeren. De VS zijn verantwoordelijk voor een vijfde van alle wereldwijde emissies in de geschiedenis, terwijl heel Afrika ten zuiden van de Sahara daarvan ongeveer 1 procent heeft geproduceerd. De lasten van de opwarming zijn ook ongelijk verdeeld, waarbij een groot deel van de ontwikkelingslanden al wordt geplaagd door klimaateffecten van het soort dat men in Europa en Noord-Amerika beschouwt als een nog verre dreiging. Beloften van nominale steun moeten nog worden vervuld en schattingen van de ware noodzaak zijn nog vele malen hoger. (Rijke landen die vragen om applaus vanwege hun beloften 100 miljard dollar per jaar bij te dragen om arme landen te helpen de klimaatverandering aan te pakken, moeten beseffen dat de rekening voor het koolstofvrij maken van het Globale Zuiden 5 biljoen dollar of kan vergen.)

De tragedie van de distributie van vaccins vertelt eenzelfde verhaal – niet alleen dat middelen worden opgepot door degenen die het zich kunnen veroorloven voor zichzelf voordelen veilig te stellen, maar dat diezelfde groepen schaarste zullen veroorzaken waar die niet is en niet hoeft te zijn; misschien wel omdat ze ongelijkheid geruststellend vinden. In juli 2021 schatte het imf dat een wereldwijd vaccinatieprogramma slechts 50 miljard dollar zou kosten en al in 2025 zo’n 9 biljoen dollar aan extra inkomsten zou genereren – een tweehonderdvoudig rendement op overheidsinvesteringen binnen de periode tussen twee presidentsverkiezingen. De investeringen vooraf waren klein genoeg om niet alleen te worden gedekt door ’s werelds grootste economieën, waar ze op elke overheidsbalans zouden zijn verdwenen, maar door slechts een van ’s werelds grootste privévermogens. Natuurlijk koos geen van deze betrokkenen ervoor deze deal te sluiten, want ze gaven er de voorkeur aan om het Globale Zuiden voor zichzelf te laten zorgen in de strijd tegen een virus waarvan het Globale Noorden op zijn minst tijdelijk had besloten dat het een totaalaanpak vereiste. Als gevolg daarvan kon de ziekte woekeren, muteren en blijven infecteren en doden, net zoals niet-aangepakte opwarming dat zal doen. Die fouten kunnen we niet nogmaals maken. 

 

Ontdek de boeken:

Het Klimaatboek

Het Klimaatboek toont glashelder hoe de vele crises op onze planeet met elkaar samenhangen en vertelt de onverbloemde waarheid over hoe en waarom onze wereld verandert.
Greta Thunberg vroeg meer dan honderd vooraanstaande wetenschappers, leiders, activisten en publicisten om hun kennis met ons te delen. Van smeltende ijskappen tot inheemse soevereiniteit, van fast fashion tot de toekomst van onze voedselvoorziening en de bredere duurzaamheidscrisis: hun bevindingen zijn verwoord in overtuigende bijdragen over verandering, actie en veerkracht. Daarnaast deelt Greta haar eigen verhalen over haar leerproces – de protestacties en het blootleggen van greenwashing – en onthult ze hoezeer we ... lees meer in het ongewisse zijn gelaten.
Dat is een van onze grootste problemen, zo laat ze zien, maar ook onze belangrijkste bron van hoop. Alleen als we al deze zaken met elkaar verbinden, kunnen we duurzame oplossingen vinden. En zodra iedereen het hele plaatje kent, kunnen we in actie komen.

€ 30,00

De onbewoonbare aarde

€ 15,00

David Wallace-Wells

David Wallace-Wells is historicus en schrijver. Hij werkte onder andere voor The Paris Review, The New York Sun, Slate, Wired, Harper's, The Nation, Newsweek, The New Republic en The Washington Monthly. Momenteel is hij adjunct-hoofdredacteur van New York Magazine. Hij schrijft regelmatig over klimaatverandering en de nabije toekomst van wetenschap en technologie.   (c) Bobby Doherty