De Katharinacode is het eerste deel van een nieuwe serie van van Jørn Lier Horst, auteur van het Wisting Kwartet en de Blix & Ramm-serie. Scandithrillers van grote klasse. Lees hier alvast de eerste pagina’s.

Het is weer de tijd van het jaar: voor de vierentwintigste keer pakt William Wisting het dossier van de verdwijning van Katharina Haugen. De zaak werd nooit opgelost en elke jaar belt Wisting met Katharina’s echtgenoot, Martin Haugen. Het terugkerende contact tussen de politieinspecteur en de weduwnaar is in de loop der jaren uitgegroeid tot een vriendschap. Maar dit jaar is het donker in Haugens huis als Wisting er aankomt. Haugen is spoorloos verdwenen.

Op dezelfde dag krijgt Wisting bezoek van Adrian Stiller, een jonge rechercheur van de afdeling Georganiseerde misdaad. Hij heeft een verband ontdekt tussen de verdwijning van Katharina en de zaak waar hij aan werkt. De samenwerking met de gecompliceerde Stiller blijkt een ware uitdaging voor de rustige, ervaren Wisting.

1

De kartonnen dozen stonden in de kledingkast. Het waren er drie en Wisting pakte de grootste. In een hoek zat een scheur en daarom moest hij de doos voorzichtig meenemen naar de woonkamer.

De vier flappen aan de bovenkant waren over elkaar heen gevouwen. Hij opende ze en haalde de eerste ordner tevoorschijn. Die was zwart en had een flets label op de rug: Katharina Haugen. Hij legde hem aan de kant, pakte een rode ordner met daarop Getuigen I en twee andere in dezelfde kleur met Getuigen II en Getuigen III. Daarna vond hij de ordner die hij wilde inzien. Hierop stond Kleiverveien.

In de dozen zat alles wat er in de zaak-Katharina was geschreven en gedaan. Strikt genomen zou hij deze documenten niet thuis mogen hebben, maar ze verdienden het niet om in een archief opgeborgen te liggen. Nu ze in zijn kledingkast stonden, moest hij elke keer dat hij een schoon overhemd pakte weer aan de zaak denken.

Hij zette zijn leesbril op en ging zitten, met de ordner op schoot. Het was een jaar geleden sinds hij er voor het laatst in had gebladerd.

Het was een jaar geleden sinds hij er voor het laatst in had gebladerd.
Katharina had aan de Kleiverveien gewoond. De eenvoudige vrijstaande woning was vanuit verschillende hoeken gefotografeerd. Het huis werd omringd door bos. Op een van de foto’s schitterde het ven Kleivertjernet op de achtergrond. Het huis lag op een heuveltje, zo’n honderd meter van de weg. Het was bruin met witte kozijnen, had een groene deur en lege bloembakken onder de ramen.

Terwijl hij door de map met foto’s bladerde, was het net alsof hij zich door een spookhuis bewoog. Katharina was weg, maar op de vloer in het tochthalletje stonden haar schoenen. Een paar grijze sportschoenen, bruine laarsjes en klompen, samen met de grote sandalen en werklaarzen van haar man. Aan de kapstokhaken hingen drie jassen. Op de ladekast in de hal lagen een pen en een boodschappenlijstje, een ongeopende brief, een krant en enkele ongeadresseerde reclamefolders. Naast een siervoorwerp lag een half verwelkt boeket rozen. Op de spiegel boven de kast hingen enkele memobriefjes: eentje met een datum en een tijdstip, een tweede met een naam en een telefoonnummer en een derde met drie initialen en een geldbedrag. AML 125 kronen.

Haar koffer lag geopend op bed, vol kleren, alsof ze van plan was lang weg te blijven: tien paar sokken, tien slipjes, vijf bh’s, tien T-shirts, vijf broeken, vijf truien, vijf blouses en sportkleding. Hij had altijd het gevoel gehad dat er iets niet klopte aan de inhoud, zonder dat hij goed had kunnen benoemen wat daarvan de reden was. De stapel kleren leek zo stijf en formeel, alsof eigenlijk iemand anders alles had ingepakt, of dat het voor een ander bedoeld was.

Hij bladerde verder. Op de salontafel lagen vijf boeken die uit de boekenkast waren gepakt. Een paar ervan had Wisting zelf ook gelezen: Mengele Zoo, De alchemist, Witte negers. Ernaast lag een foto van Katharina samen met Martin Haugen, genomen bij een uitkijkpunt. Ze hadden hun armen om elkaar heen geslagen en glimlachten naar de fotograaf, waarschijnlijk een toevallige voorbijganger die ze hadden gevraagd hen te vereeuwigen. Er had een lijst omheen gezeten, maar die was eraf gehaald en lag nu naast de foto.

De foto’s van de keuken zorgden voor de grootste verbazing. Op het aanrecht stonden een bord met een gesmeerde boterham en een glas melk. De stoel waarop ze altijd zat, was een stukje naar achteren geschoven en op de tafel lagen een pen en dat wat simpelweg de Katharinacode werd genoemd.

Wisting tuurde naar de kopieën. Langs drie verticale lijnen stond een reeks getallen. Tot dusver wist niemand wat die betekende.

Naast de experts van de politie hadden ze onder meer cryptologen van Defensie naar de geheimzinnige getallen laten kijken, zonder dat ze dichter bij een oplossing waren gekomen. De code was ook naar buitenlandse deskundigen gestuurd, maar ook zij hadden er geen chocola van kunnen maken.

Wisting draaide de kopie om en om, alsof er deze keer iets veranderd zou zijn en hij nu zou begrijpen wat dit betekende. Opeens keek hij op. Line was gearriveerd. Hij had niet gehoord wat zijn dochter zei, niet eens gemerkt dat ze de kamer was binnengekomen.

‘Hm?’ zei hij vragend; hij zette zijn bril af, zodat die aan het koord om zijn nek bleef hangen.

Line ging zitten met haar dochter op schoot en trok het meisje haar jas en schoenen uit terwijl ze naar de kartonnen doos keek. ‘Ik was vergeten dat het morgen 10 oktober is,’ zei ze.

Wisting legde de ordner aan de kant, strekte zijn armen uit naar zijn kleinkind en tilde haar op.
Wisting legde de ordner aan de kant, strekte zijn armen uit naar zijn kleinkind en tilde haar op. Ze was geen baby meer. Het hulpeloze hummeltje dat hij veertien maanden geleden voor het eerst had vastgehouden, was inmiddels een eigen persoonlijkheid. Hij drukte zijn lippen tegen haar ronde wang en gaf haar een klapzoen. Amalie hikte van de lach en probeerde met haar mollige knuistjes zijn bril te pakken. Hij haalde de bril van het koord en legde hem weg.

‘Denk je dat daarin iets staat wat je nog niet eerder hebt gelezen?’ vroeg Line met een knikje naar de ordner.

Ze leek knorrig en geïrriteerd.

‘Is er iets?’ vroeg Wisting.

Line zuchtte, stak haar hand in haar tas en haalde er met een snelle beweging een plastic strookje uit. Andere spullen als een lippenstift, een pen en een pakje kauwgum kwamen ook tevoorschijn.

‘Ik heb een parkeerboete gekregen,’ vertelde ze en ze gooide hem op de tafel, waarna ze de rest weer in de tas stopte. ‘Zevenhonderd kronen.’

Wisting keek ernaar.

‘Parkeren in strijd met bord 372,’ las hij. ‘Wat is bord 372?’

‘Parkeren verboden.’

Wisting glimlachte, boog naar voren en wreef zijn neus tegen de wang van zijn kleindochter. ‘Mama heeft een boete gekregen,’ zei hij met een gemaakte stem.

Line kwam overeind. ‘Ik snap niet dat je nog steeds met die papieren bezig bent,’ zei ze en ze liep naar de keuken. ‘Na al die jaren.’

‘Ga je bezwaar maken?’ vroeg hij. ‘Tegen de boete?’

‘Er is niets om bezwaar tegen te maken,’ antwoordde Line. ‘Ik had het bord niet gezien. Het is alleen zulk sneu geld.’

Ze kwam weer binnen met een theelepel, pakte een bekertje yoghurt uit de tas met babyspullen en nam Amalie op schoot.

‘Ben je al wat verder gekomen met onze stamboom?’
‘Ben je al wat verder gekomen met onze stamboom?’ vroeg Wisting.

Line trok de folie van het yoghurtbekertje. ‘Ik heb een paar neven en nichten in de vijfde en zesde graad in Bergen gevonden,’ antwoordde ze met een snelle glimlach.

‘Hoe wordt iemand neef of nicht in de zesde graad?’ vroeg Wisting.

‘Wanneer je gemeenschappelijke betbetovergrootouders hebt,’ legde Line uit. Intussen gaf ze Amalie te eten.

‘En over welke betbetovergrootvader hebben we het dan?’

‘Over Arthur Thorsen,’ zei Line. ‘Hij was de overgrootvader van mama.’

‘Nooit van gehoord,’ merkte Wisting op.

‘Geboren in 1870 op Aksøy,’ zei Line.

Wisting schudde zijn hoofd en pakte het rapport dat hij aan het lezen was. ‘En dan verwijt je mij dat ík door oude papieren blader?’ vroeg hij glimlachend.

‘Wat jíj zoekt, staat daar immers niet in,’ bracht Line ertegen in. ‘Je bent er nu al vijfentwintig jaar mee bezig, maar het levert geen antwoord op.’

‘Vierentwintig,’ corrigeerde Wisting haar en hij stond op. Hij besefte dat het antwoord waarschijnlijk niet in een van de dozen uit de kledingkast te vinden was, maar tegelijkertijd was hij ervan overtuigd dat er bij de 763 namen in het onderzoeksmateriaal ten minste één iemand moest zijn die wist wat er vierentwintig jaar geleden in oktober was gebeurd.

Hij pakte een rode ordner en opende een willekeurig document. Een getuigenverklaring. Het papier zag er versleten uit en de tekst was flets. Wisting las het begin van een willekeurige zin midden op de pagina en wist hoe die eindigde, zonder hem helemaal te lezen. Het was een routineverhoor. Er stonden geen essentiële feiten of interessante details in, maar elke keer dat hij iets las, in welk document dan ook, kreeg hij hetzelfde idee: dat hij déze keer een detail zou ontdekken dat hij eerder over het hoofd had gezien, of dat wat er stond in een nieuw, verhelderend verband zou interpreteren.

‘Ga je mee?’ vroeg Line en ze haalde hem daarmee uit zijn gedachten.

Hij sloot de ordner en begreep dat hij alweer niet had opgevangen wat ze zei.

‘Ga je weer met hem mee naar het vakantiehuis?’
‘Ga je weer met hem mee naar het vakantiehuis?’ vroeg ze.

‘Met wie?’ vroeg Wisting, ook al wist hij wel wie ze bedoelde.

‘Met hem,’ antwoordde Line met een gelaten knikje naar de stapel documenten.

‘Dat denk ik niet,’ antwoordde Wisting.

‘Maar je bent wel van plan morgen naar zijn huis te gaan?’

Wisting knikte. Zo was het geworden. Elk jaar, op 10 oktober, bracht hij een bezoek aan Martin Haugen.

‘Sorry,’ zei hij en hij legde de ordner weg.

Hij wist hoe hij zich gedroeg wanneer die dag naderde. De oude zaak vulde zijn bewustzijn en schoof al het andere aan de kant. ‘Wat gaan jullie vanavond doen?’ vroeg hij en hij liep naar het raam. Buiten was het donker. Op het raam zaten regendruppels.

Line gaf haar dochter de laatste lepel yoghurt. ‘Ik ga sporten,’ antwoordde ze en ze zette haar dochter op de vloer. ‘Ik hoopte dat je op haar kon passen. Bij de opvang van de sportschool vindt ze het niet bepaald leuk.’

De kleine Amalie stond op wankele beentjes op de grond.

‘Je kunt haar hier wel achterlaten,’ zei Wisting glimlachend en hij klapte in zijn handen om zijn kleindochter naar zich toe te lokken. Ze kwam zijn kant op en lachte toen Wisting haar opving en omhoogtilde.

‘Voorzichtig,’ waarschuwde Line. ‘Ze heeft net gegeten.’

Wisting zette het meisje neer, liep naar een andere kamer en haalde een doos met speelgoed. Hij gooide de inhoud eruit en ging naast haar zitten.

Amalie pakte een rood houten blokje en zei iets wat Wisting niet verstond.

‘Mijn dank is groot,’ zei Line en ze kwam overeind. ‘Over een paar uur ben ik terug.’

Ze zwaaide naar hen, maar Amalie was te druk bezig om te merken dat haar moeder vertrok.

Wistings knieën kraakten toen hij opstond.
Tien minuten lang zaten ze samen op de vloer, maar na een tijdje leek het meisje liever in haar eentje te willen spelen. Wistings knieën kraakten toen hij opstond. Hij liep naar de kartonnen doos, haalde zijn notitieboek tevoorschijn en ging weer zitten. Hij bladerde wat heen en weer, pakte zijn bril en zette hem op zijn neus.

Alle informatie in de zaken waaraan hij werkte, belandde op de bladzijden van zijn dikke blauwe notitieboek. Eerst trefwoorden over de naakte feiten, dan langzaam maar zeker details, getuigenverklaringen, documentatie en laboratoriumuitslagen. Het notitieboek was zijn anker in de zaak. Het bevatte elk verhoor dat hij afnam en elk verkregen bewijs; het vormde altijd de basis voor de overweging welke stap hij vervolgens moest zetten.

Hij begreep niet waarom Line er zo negatief over deed dat hij nog steeds naar de oude zaak keek. Normaal gesproken voelde ze zich aangetrokken tot onopgeloste raadsels en onbeantwoorde vragen. Diezelfde weetgierigheid die van hem een rechercheur had gemaakt, had er bij haar toe geleid dat ze journalist was geworden. Als de weg waarop ze zich bevond in tweeën splitste en ze voor de afslag naar rechts koos, wilde ze graag weten waar de andere kant haar zou hebben gebracht. Nadat Amalie was geboren, was ze zich aan stamboomonderzoek gaan wijden. Waarschijnlijk ging het haar er vooral om dat ze haar dochter een grote familie wilde geven, aangezien de vader min of meer uit beeld was. Maar eigenlijk kwam het door haar diepe behoefte om kennis te vergaren. Hij begreep hoe bevredigend het kon zijn als je voortdurend nieuwe familieverbanden wist bloot te leggen en geleidelijk aan een samenhangend beeld zag ontstaan. Dat verschilde niet zo heel veel van een politieonderzoek.

Het zoeken naar antwoorden lag ten grondslag aan alles wat Line als journalist had gedaan. Voor haar gold niet alleen dat ze verslag deed van een nieuwsfeit. Ze wilde weten wat erachter stak. De redactie van VG had die eigenschap op prijs gesteld. Ze wilden haar graag houden en hadden haar verlof verlengd, in de hoop dat ze haar baan weer fulltime zou oppakken.

Het ging hem er niet om dat ze zich in de zaak-Katharina zou verdiepen, maar hij snapte niet dat ze zo ongeïnteresseerd was. Misschien kwam het doordat deze zaak er altijd al was geweest. Line was zes jaar toen Katharina Haugen verdween. Ze was eraan gewend dat hij met regelmatige tussenpozen de oude documenten tevoorschijn haalde en zich erin begroef. Of misschien kwam het doordat ze, zoals zovele anderen, de verklaring had geaccepteerd waarmee de meeste mensen zich hadden verzoend. Dat Katharina Haugen vierentwintig jaar geleden op een donkere oktoberavond had besloten zich van het leven te beroven.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99