In een prettig en rustig bejaardenhuis vormen vier bewoners een onwaarschijnlijk clubje. Een keer per week ontmoeten ze elkaar om onopgeloste moorden te onderzoeken. Als een vastgoedontwikkelaar uit het nabijgelegen stadje wordt vermoord komt ‘de moordclub’ in actie; het is hun eerste grote zaak. Tot hun verbazing lijkt de moord alles te maken te hebben met hun eigen verzorgingshuis. Zijn ze nog in staat om een moordenaar te vinden voor hij weer toeslaat?

Lees hier alvast de eerste pagina’s van De moordclub (op donderdag), het hilarische thrillerdebuut van Richard Osman!

Iemand om het leven brengen is makkelijk. Het lichaam verbergen, ja, dat is meestal het grote probleem. Daarop word je gepakt.
Maar gelukkig had ik toevallig de juiste plek gevonden. De perfecte plek zelfs.
Daar kom ik nog weleens, alleen om te controleren of alles nog helemaal in orde is. Ja dus, altijd, en ik ga ervan uit dat het altijd zo zal zijn.
Soms steek ik een sigaret op, wat eigenlijk niet mag, ik weet het, maar het is mijn enige ondeugd.

Deel een

Nieuwe mensen ontmoeten en nieuwe dingen uitproberen

1

Joyce

Goed, zullen we beginnen met Elizabeth? En kijken waar we dan uitkomen?

Ik wist natuurlijk wel wie ze was; iedereen hier kent Elizabeth. Ze heeft een van de appartementen met drie slaapkamers in Larkin Court. Het appartement op de hoek, met een terras. Ook heb ik weleens in een quizteam gezeten met Stephen, die om een   aantal redenen Elizabeths derde echtgenoot is.

Ik zat tussen de middag te eten, een paar maanden geleden, en waarschijnlijk was het een maandag, want we hadden shepherd’s pie op ons bord. Elizabeth zag wel dat ik aan het eten was, zei ze, maar wilde me iets vragen over steekwonden, kwam dat niet ongelegen?

Ik zei: ‘Natuurlijk niet, ga je gang,’ of woorden van die strekking. Ik onthou niet altijd alles precies, dat zal ik meteen maar vertellen. Dus ze sloeg een bruine map open en ik zag een paar vellen met getypte tekst en de randen van wat oude foto’s leken. Maar ze ging meteen van start.

Elizabeth vroeg me om me voor te stellen dat een meisje was neergestoken met een mes.
Elizabeth vroeg me om me voor te stellen dat een meisje was neergestoken met een mes. Ik vroeg met wat voor mes ze was neergestoken en Elizabeth zei waarschijnlijk een normaal keukenmes. Gekocht bij John Lewis. Dat zei ze niet, maar dat was wat ik me voorstelde. Toen vroeg ze me te bedenken dat het meisje een keer of vier vlak onder het borstbeen was gestoken. Erin – eruit, erin – eruit, erg smerig, maar zonder een slagader door te snijden. Ze vertelde het allemaal heel zachtjes, want er zaten mensen te eten, en ze kent wel grenzen.

Dus daar zat ik me steekwonden voor te stellen, en Elizabeth vroeg in hoeveel tijd het meisje zou doodbloeden.

Ik bedenk me trouwens net dat ik had moeten vermelden dat ik jarenlang verpleegster ben geweest, anders begrijpt u dit allemaal niet. Elizabeth zou dat wel ergens te weten zijn gekomen, want Elizabeth weet alles. Afijn, daarom vroeg ze het mij. U zult u wel afgevraagd hebben waar ik het over had. Ik krijg het wel onder de knie hoor, schrijven, dat beloof ik.

Ik weet nog dat ik mijn servet naar mijn mond bracht voordat ik antwoordde, zoals je soms op televisie ziet. Daarmee oog je slimmer, probeer maar. Ik vroeg hoe zwaar het meisje was.

Elizabeth vond de informatie in haar map en las hardop wat ze boven haar vinger zag, dat het meisje zesenveertig kilo had gewogen. Toen zaten we even in dubio, want we wisten geen van beiden hoeveel zesenveertig kilo precies was. Volgens mij moest het ongeveer drieëntwintig stone zijn? Delen door twee, dacht ik. Maar al denkend vermoedde ik dat ik in de war was met inches en centimeters.

Elizabeth merkte op dat het meisje zeker niet twintig stone woog, want ze had een foto van haar lijk in de map. Ze tikte op de map in mijn richting, keek weer om zich heen en vroeg: ‘Wil iemand Bernard vragen hoeveel zesenveertig kilo is?’

Bernard zit altijd alleen, aan een van de kleinere tafels het dichtst bij de patio. Tafel acht. Dat hoeft u niet te weten, maar ik zal u even wat vertellen over Bernard.

Bernard Cottle was erg aardig voor me toen ik in Coopers Chase kwam wonen. Hij bracht me een stekje van een clematis voor me en legde me uit wanneer de recyclingbakken worden geleegd. Ze hebben hier vier verschillende kleuren bakken. Vier! Dankzij Bernard weet ik dat groen voor glas is, en blauw is karton en papier. Maar rood en zwart, dat blijft nog steeds gokken. Ondertussen heb ik al van alles gezien. Zelfs dat iemand er een fax in stopte.

Bernard was professor geweest, iets in de wetenschap, en had overal op de wereld gewerkt, inclusief Dubai, voordat iemand daarvan had gehoord. Hij droeg keurig pak en das aan tafel, maar zat wel de Daily Express te lezen. Mary, van Ruskin Court, die aan het tafeltje ernaast zat, trok zijn aandacht en vroeg hoeveel zesenveertig kilo precies was.

Bernard knikte en riep naar Elizabeth: ‘Iets meer dan zeven stone drie.’

Voilà, Bernard ten voeten uit.
Voilà, Bernard ten voeten uit.

Elizabeth bedankte hem en zei dat het wel ongeveer leek te kloppen, en Bernard ging verder met zijn kruiswoordpuzzel. Achteraf heb ik gekeken hoe het zat met centimeters en inches, en daar had ik het in elk geval goed.

Elizabeth kwam terug op haar vraag. Hoelang zou het meisje dat gestoken was met het keukenmes te leven hebben? Ik vermoedde dat ze zonder behandeling waarschijnlijk in drie kwartier zou sterven.

‘Mooi, Joyce,’ zei ze, en toen had ze nog een vraag. Hoe zat het als er medische hulp was geweest? Geen dokter, maar iemand die een wond kan verzorgen. Iemand die misschien in het leger was geweest. Zo iemand.

Ik heb in mijn leven veel steekwonden gezien. Mijn werk bleef niet beperkt tot verstuikte enkels. Dus ik zei: nou ja, dan zou ze helemaal niet sterven. Wat ook klopte. Leuk was anders, maar het zou makkelijk te verhelpen zijn geweest.

Elizabeth knikte voortdurend en zei dat ze tegen Ibrahim precies hetzelfde had gezegd, hoewel ik Ibrahim toen nog niet kende. Zoals ik al zei gebeurde dit een paar maanden geleden.

In Elizabeths ogen klopte het helemaal niet, en haar idee was dat het vriendje haar had vermoord. Zoiets gebeurt nog vaak, weet ik. Dat lees je overal.

Voordat ik daar woonde had ik dat hele gesprek misschien ongebruikelijk gevonden, maar het is precies wat je kunt verwachten als je iedereen hier eenmaal leert kennen. Vorige week kwam ik de man tegen die het after-eight-ijs heeft uitgevonden, dat zegt hij tenminste. Ik kan dat echt op geen enkele manier controleren.

Ik was blij dat ik Elizabeth op mijn bescheiden manier een stukje verder had geholpen, dus ik besloot dat ik haar best iets zou kunnen vragen. Ik vroeg of ik misschien de foto van het lichaam zou mogen zien. Gewoon uit professionele belangstelling.

Elizabeth straalde, zoals de mensen hier stralen als je vraagt   om foto’s te zien van hun afstuderende kleinkinderen. Ze haalde een gefotokopieerd A4’tje uit haar map, legde dat met de afbeelding omlaag voor me neer en zei dat ik het kon houden, want ze hadden allemaal kopieën.

Ik zei dat heel vriendelijk te vinden, en zij zei met alle plezier, maar toen wilde ze weten of ze me één laatste vraag kon stellen.

‘Natuurlijk,’ zei ik.

Toen vroeg ze: ‘Ben je altijd vrij op donderdag?’

En geloof het of niet, dat was het eerste wat ik hoorde over de donderdagen.

2

Agent Donna De Freitas had graag een pistool willen hebben.
Agent Donna De Freitas had graag een pistool willen hebben. Ze zou graag seriemoordenaars achtervolgen in verlaten pakhuizen, en die klus genadeloos klaren, ondanks een verse kogelwond in haar schouder. Misschien whisky leren drinken en een affaire hebben met haar partner.

Maar nu ze ’s middags om kwart voor twaalf met haar zesentwintig jaar zit te eten met vier gepensioneerden die ze net heeft ontmoet, begrijpt Donna dat ze zich voorlopig zal moeten opwerken. En bovendien moet ze toegeven dat het afgelopen uurtje best leuk is geweest.

Donna heeft haar lezing ‘Praktische tips voor veiligheid in huis’ al vaak gegeven. En vandaag was het voor het gebruikelijke publiek: oudere mensen, dekens over knieën, gratis koekjes en een paar gelukzalige dutters achterin. Ze geeft elke keer hetzelfde advies. Absoluut de hoogste prioriteit voor het installeren van raamsloten; dan is er het checken van identiteitskaarten en nooit persoonlijke informatie geven bij colportage per telefoon. Van Donna wordt vooral verwacht dat ze een geruststellende aanwezigheid is in een angstaanjagende wereld. Donna begrijpt dat, en het is ook een manier om even weg te kunnen van zowel het bureau als van het schrijfwerk, dus is ze vrijwilligster. Bureau Fairhaven is slaperiger dan wat Donna gewend is.

Maar vandaag zat ze ineens in Coopers Chase, het seniorendorp. Het oogde puur onschuldig. Rijke boel, vredig, bezadigd en tijdens haar rit erheen had ze een mooie pub gespot voor de lunch tijdens de terugreis. Dus seriemoordenaars op een speedboot in een hoofdgreep nemen, dat zou nog moeten wachten.

‘Veiligheid…,’ was Donna begonnen, hoewel ze eigenlijk nadacht over de vraag of ze een tatoeage zou laten zetten. Een dolfijn op haar onderrug? Of was dat te veel cliché? En zou het pijn doen? Waarschijnlijk wel, maar ze werd geacht politieagent te zijn, of niet soms? ‘Wat bedoelen we als we het hebben over “veiligheid”? Nou, volgens mij betekent dat woord verschillende dingen voor verschillende…’

Op de voorste rij schoot een hand omhoog. Dat was niet zoals het normaal ging, maar ja, ook dat was part of the job. Een onberispelijk geklede vrouw van in de tachtig wilde iets kwijt.

‘Lieve kind, volgens mij hopen we allemaal dat dit geen praatje wordt over raamsloten.’ De vrouw keek om zich heen en merkte dat er mompelend mee werd ingestemd.

Een heer met een looprek op de tweede rij was de volgende. ‘En alsjeblieft geen ID-kaarten, die kennen we wel, ID-kaarten. Bent u echt van het gasbedrijf of bent u een inbreker? Dat hebben we wel door, reken maar van yes.’

Nu gingen ze allemaal los: het was ieder voor zich.
Nu gingen ze allemaal los: het was ieder voor zich.

‘Het is niet meer het gasbedrijf. Het is Centrica,’ zei een man in een keurig driedelig kostuum. De man naast hem, gekleed in korte broek, slippers en een shirt van West Ham United, maakte van de gelegenheid gebruik om op te staan en met een vinger in een onbestemde richting te wijzen: ‘Dat komt door Thatcher, Ibrahim. Vroeger was het van ons.’

‘Och, ga toch zitten, Ron,’ had de keurig geklede vrouw gezegd. Toen keek ze naar Donna en voegde eraan toe: ‘Sorry voor Ron,’ en schudde traag haar hoofd. Het commentaar bleef door de lucht vliegen: ‘En welke misdadiger kan er nu geen id-document vervalsen?’

‘Ik heb staar. Ik zou je nog binnenlaten als je me een pasje van de bieb liet zien.’

‘Ze controleren de meter tegenwoordig niet eens. Het staat allemaal op internet.’

‘Het staat in de cloud, schat.’

‘Ik zou een inbreker hartelijk ontvangen. Leuk, een beetje   bezoek.’

Er viel een ultrakorte stilte. Toen begon er een atonale symfonie van fluitjes omdat er een paar hoortoestellen werden opgedraaid, terwijl andere werden uitgeschakeld. De vrouw op de eerste rij had weer het initiatief genomen.

‘Dus – ik ben Elizabeth trouwens – geen raamsloten, alsjeblieft, en geen id-kaarten, en je hoeft ons niet te vertellen dat we onze pincode niet over de telefoon aan Nigerianen mogen geven. Als ik tenminste nog steeds “Nigerianen” mag zeggen.’

Donna De Freitas had zich herpakt, maar besefte dat ze niet meer nadacht over lunches in pubs en tatoeages: ze dacht nu aan een trainingscursus rellenbestrijding in de goeie ouwe tijd in Zuid-Londen.

‘Tja, waar zullen we het dan over hebben?’ had ze gevraagd. ‘Ik moet minstens vijfenveertig minuten vullen of ik krijg de tijd niet gecompenseerd.’

‘Institutioneel seksisme bij de politie?’ vroeg Elizabeth.

‘Ik wil het graag hebben over de illegale schietpartij van Mark Duggan.'
‘Ik wil het graag hebben over de illegale schietpartij van Mark Duggan, die is gesanctioneerd door de staat en–’

‘Ga zitten, Ron!’

Zo ging het door, vermakelijk en aangenaam, totdat de tijd voorbij was, waarna Donna hartelijk werd bedankt, foto’s van kleinkinderen te zien kreeg en tot slot werd uitgenodigd om te blijven middageten.

En dus zit ze hier, schuift haar salade over haar bord in wat het menu beschrijft als ‘het betere eigentijdse restaurant’. Kwart voor twaalf is wel wat vroeg voor haar om te eten, maar het zou niet beleefd zijn geweest de uitnodiging af te slaan. Ze merkt dat haar vier gastvrouwen en -heren niet alleen gretig zitten te schranzen, maar ook een fles rode wijn hebben opengemaakt.

‘Het was echt geweldig, Donna,’ zegt Elizabeth. ‘We hebben enorm genoten.’ Elizabeth kijkt naar Donna als naar het soort leraar voor wie je het hele jaar bang bent, maar die jou dan een hoog cijfer geeft en huilt als je weggaat. Misschien is het wel het tweedjasje. 

‘Het was verbluffend, Donna,’ zegt Ron. ‘Mag ik je Donna noemen, schatje?’

‘Je mag me Donna noemen, maar misschien niet schatje,’ zegt Donna.

‘Helemaal goed, darling,’ beaamt Ron. ‘Staat genoteerd. Dat verhaal over die Oe kraïner  met die parkeerbon en die kettingzaag, hè? Je moet tafelspeeches gaan houden, daar zit geld in. Ik ken wel iemand, als je een nummer wilt?’

Heerlijke salade, denkt Donna, en dat denkt ze niet vaak.

‘Ik zou een geweldige heroïnesmokkelaar zijn geweest, volgens mij.’ Dat was Ibrahim, die eerder de opmerking over Centrica had gemaakt. ‘Puur logistiek, toch? En al dat wegen ook, daar zou ik van genieten, precisiewerkje. En ze hebben machines om geld te tellen. Van alle gemakken voorzien. Heb je ooit een heroïnedealer ingerekend, agent De Freitas?’

‘Nee,’ geeft Donna toe. ‘Hoewel het op mijn lijstje staat.’

‘Maar klopt het dat ze machines hebben om geld te tellen?’ vraagt Ibrahim.
‘Maar klopt het dat ze machines hebben om geld te tellen?’ vraagt   Ibrahim.

‘Ja, inderdaad,’ zegt Donna.

‘Prachtig,’ zegt Ibrahim en hij drinkt  zijn glas wijn leeg.

‘We vervelen ons gauw,’ voegt Elizabeth eraan toe, en ze slaat ook een glas achterover. ‘Raamsloten, lieve hemel, agente De Freitas.’

‘Het is tegenwoordig gewoon “agent”,’ zegt Donna.

‘Ach,’ zegt Elizabeth met samengeknepen lippen. ‘En wat gebeurt er als ik besluit nog steeds “agente” te zeggen? Wordt er dan een arrestatiebevel tegen me uitgevaardigd?’

‘Nee, maar u daalt een beetje in mijn achting, denk ik,’ zegt Donna. ‘Want het is een kleinigheid, en respectvoller tegenover mij.’

‘Jezus! Schaakmat. Oké,’ zegt Elizabeth, en ze ontspant haar lippen.

‘Dank u wel,’ zegt Donna.

‘Raad eens hoe oud ik ben?’ vraagt Ibrahim uitdagend. Donna aarzelt. Ibrahim heeft een mooi pak aan en een prachtige huid. Hij ruikt heerlijk. In zijn borstzak steekt een kunstig gevouwen zakdoek. Zijn haar wordt dunner, maar is er nog steeds. Geen buikje, en één kin. Maar onder dat alles? Hm. Donna kijkt naar Ibrahims handen. Die verraden altijd alles.

‘Tachtig?’ waagt ze.

Ze ziet dat ze Ibrahim de wind uit de zeilen heeft genomen. ‘Ja, precies goed, maar ik zie er jonger uit. Ik lijk rond de vierenzeventig. Dat vindt iedereen. Pilates, dat is het geheim.’

‘En wat is jouw verhaal, Joyce?’
‘En wat is jouw verhaal, Joyce?’ vraagt   Donna aan het vierde lid van de groep, een kleine vrouw met wit haar, een lavendelblauwe blouse en een mauve vest. Ze zit heel monter alles op te nemen. Ze zegt niets, maar heeft oplettende ogen. Een stil vogeltje, constant op zoek naar iets dat glinstert in de zon.

‘Ik?’ vraagt Joyce. ‘Helemaal geen verhaal. Ik was verpleegster en toen moeder, en toen weer verpleegster. Niks te beleven hier, ben ik bang.’

Elizabeth snuift kort. ‘Laat u niet door Joyce beetnemen, agent De Freitas. Zij is het type dat “dingen voor elkaar krijgt”.’

‘Ik ben gewoon georganiseerd,’ zegt Joyce. ‘En dat is uit de mode. Als ik zeg dat ik naar zumba ga, dan ga ik naar zumba. Zo ben ik gewoon. Mijn dochter is de interessantste van het gezin. Ze runt een hedgefonds, als u weet wat dat is?’

‘Niet echt,’ geeft Donna toe. ‘Jij wel?’

‘Nee,’ beaamt Joyce.

‘Zumba wordt vóór pilates gegeven,’ zegt Ibrahim. ‘Ik doe ze niet graag allebei. Het druist tegen de intuïtie van je belangrijkste spiergroepen in.’

De hele lunch al knaagt er iets bij Donna: ‘Dus als ik het mag vragen, ik weet dat jullie allemaal op Coopers Chase wonen, maar hoe zijn jullie vieren vrienden geworden?’

‘Vrienden?’ Elizabeth lijkt geamuseerd. ‘O, maar we zijn geen vrienden, lieve meid.’

Ron grinnikt. ‘Jezus, schatje, nee, we zijn geen vrienden. Zal ik je nog eens bijvullen, Liz?’

Elizabeth knikt en Ron schenkt. De tweede fles inmiddels al. Het is kwart over twaalf.

Ibrahim is het ermee eens. ‘Ik denk niet dat “vrienden” het goede woord is. We zouden niet zomaar met elkaar omgaan, we hebben heel verschillende interesses. Ik mag Ron graag, geloof ik, maar hij kan heel moeilijk zijn.’

Ron knikt. ‘Ik ben heel moeilijk.’

‘En Elizabeth brengt mensen in de war.’
‘En Elizabeth brengt mensen in de war.’

Elizabeth knikt. ‘Dat klopt, ben ik bang. Mensen moeten me altijd leren waarderen. Op school al.’

‘Ik mag Joyce graag, geloof ik. Volgens mij mogen we Joyce allemaal graag,’ zegt Ibrahim.

Ron en Elizabeth knikken opnieuw instemmend.

‘Dank jullie wel hoor,’ zegt Joyce, die de erwtjes achternazit op haar bord. ‘Vinden jullie niet dat iemand platte erwtjes zou moeten uitvinden?’

Donna wil van haar verwarring af: ‘Dus als jullie geen vrienden zijn, wat zijn jullie dan?’

Donna ziet Joyce opkijken en haar hoofd schudden naar de rest van dat rare zootje. ‘Nou,’ zegt Joyce. ‘Ten eerste zijn we natuurlijk wél vrienden; deze mensen zijn gewoon een beetje traag van begrip. En ten tweede, als het niet op uw uitnodiging stond, agent De Freitas, dan was het een vergissing van mij. We vormen de moordclub op donderdag.’

Elizabeth krijgt een glazige blik in haar ogen van de rode wijn, Ron krabt aan de getatoeëerde woorden ‘West Ham’ in zijn hals en Ibrahim poetst een manchetknoop op die al opgepoetst was.

Om hen heen loopt het restaurant vol en Donna is niet de eerste bezoeker van Coopers Chase die denkt dat dit niet zo’n slechte plek zou zijn om te wonen. Ze zou een moord doen voor een glas wijn en een middag vrij.

‘Ook zwem ik elke dag,’ concludeert Ibrahim, ‘dan blijft je huid strak.’

Wat ís dit voor een plek?

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Richard Osman

Richard Osman is presentator van populaire programma’s op de BBC. De moordclub (op donderdag) was zijn debuut en het bestverkochte boek van Engeland in 2020. Ook het vervolg, De man die twee keer doodging, was zeer succesvol, en van beide boeken zijn inmiddels wereldwijd miljoenen exemplaren verkocht. Auteursfoto (c) Ray Burmiston