September 1943. Als Flup zoals elke week zijn geliefkoosde stripmagazine Robbedoes bij de krantenkiosk wil kopen, hoort hij van de krantenverkoper dat het blad gecensureerd werd door de Duitse bezetter en dus niet meer mag verschijnen. Ontgoocheld keert Flup terug naar huis. Maar niet voor lang, want een lid van de club van de Robbedoesvrienden blijft niet bij de pakken zitten. Hij trommelt de andere clubleden op en samen zullen ze actie ondernemen. Vijftien maanden later staat een man diep bedroefd aan het graf van twee jongeren. Ze stierven als martelaren voor de vrijheid. Die man is hoofdredacteur Jean Doisy.

Een interview met Christelle Pissavy-Yvernault  en Jean-David Morvan

De trilogie De Robbedoesvrienden vertelt het tot nu toe vrij onbekende, maar zeer pakkende verhaal over jongeren die, geïnspireerd door hun geliefkoosde weekblad Robbedoes, tijdens de Tweede Wereldoorlog de kant van het verzet kozen.

Het verzet van Doisy

Auteur Christelle Pissavy-Yvernault schreef samen met haar man een grondige studie over het weekblad: La Véritable Histoire de Spirou. Daarin onderstrepen ze het belang van Jean Doisy, voor het weekblad Robbedoes en voor het verzet.

Christelle, hoe ben je bij het project De Robbedoesvrienden betrokken geraakt?

Christelle Pissavy-Yvernault: Samen met mijn echtgenoot en coauteur Bertrand Pissavy-Yvernault had ik ontdekt wie de man achter Jean Doisy, de eerste hoofdredacteur van Spirou, werkelijk was en welke rol hij gespeeld had tijdens de Tweede Wereldoorlog. We hebben altijd gedacht dat het verhaal en de persoonlijkheid van deze man interessant genoeg waren om het relaas van ‘zijn oorlog’ ooit in een stripverhaal te verwerken. Wij zagen dit als een uitbreiding van zijn activiteiten binnen de uitgeverij Dupuis en een extra stimulans om zijn centrale rol in het verzet bekend en erkend te maken buiten de geschiedenis van de uitgeverij. Het lezen van de stripserie Irena (n.v.d.r. een vijfdelige serie over de Poolse verzetsstrijdster Irena Sendlerowa), van Jean-David Morvan en David Evrard, maakte me duidelijk dat het mogelijk was om dit verhaal in een stripvorm te gieten, omdat de aanpak heel vergelijkbaar is. Ik sprak er met Jean-David over en hij ging meteen in op het idee en het voorstel.

De club van de Robbedoesvrienden en de rol ervan in het verzet is een vergeten maar toch belangrijk verhaal. Waarom bleef het zo lang verborgen, denk je, en hoe heb je het gevonden?

Veel leden van het verzet en slachtoffers van de Shoah hebben tientallen jaren nodig gehad om over hun oorlog te praten. Jean Doisy kreeg er de gelegenheid niet voor, want hij stierf in 1955, op 55-jarige leeftijd. Gelukkig vertelde hij veel over ‘zijn’ oorlog bij de bevrijding in de rubriek ‘Chronique du Fureteur’ die hij schreef voor het weekblad Spirou. Maar hij richtte zich tot kinderen en die kon hij  niet alles vertellen. De rest, zijn missie binnen de patriottische milities van het Front de l’Indépendance, ontdekten we in zijn militair dossier.

Twee kindergraven

Wat is fictie en wat is werkelijkheid in dit verhaal?

De auteurs construeerden hun verhaal met de historische elementen waarover wij beschikten, die zij vervolgens in een verhaal verwerkten.

Alles wat de figuur van Jean Doisy zegt en alles wat te maken heeft met de geschiedenis van het weekblad Spirou is historisch juist, tot en met zijn bewoordingen, die van een geletterd man, kwaad en diepzinnig tegelijk. Het idee was om zijn verhaal inhoud te geven via dat van deze twee jonge Robbedoesvrienden, verzetsstrijders, over wie hij spreekt in zijn artikel dat hij schreef in december 1944, ‘Voor twee kindergraven …’ Tot voor kort was er niks bekend over deze twee jongeren. Jean-David bedacht voor hen een verhaal om de activiteiten van Jean Doisy beter te illustreren en meteen ook de kracht van het engagement van de jongeren te tonen die ‘met een geweer in de hand’ ten strijde trokken. Het ligt in het verlengde van het vierluik Hoop in bange dagen van Emile Bravo.

Jean Doisy krijgt een belangrijke rol. Een fascinerende man die communist was, maar ook redacteur van een katholiek weekblad. Wat voor een man was hij?

Dat blijft een mysterie, moet ik toegeven. Maar wat we wel weten is dat hij een man was voor wie humanistische waarden zin hadden. Hij is zelf het voorbeeld van de ‘erewet’ die hij in Robbedoes schreef, waarin staat dat een Robbedoesvriend altijd aan de kant van de zwaksten staat. Zijn leven en zijn politiek engagement getuigen daarvan op elk moment. Zijn integriteit was onkreukbaar. Pas onlangs ontdekten we hoeveel belangrijker zijn politiek werk nog was dan we ons hadden voorgesteld, zozeer zelfs dat we ons afvroegen of het niet nog belangrijker was dan zijn werk bij Dupuis. We kunnen ten minste stellen dat zijn positie zijn militante belangen diende. Het bewijs is wat er gebeurde tijdens de oorlog, toen het weekblad Robbedoes voor de ronselaar die hij was een geduchte kweekvijver werd voor verzetsstrijders.

Welke invloed had hij op Robbedoes?

Hij zette de toon van het blad, belichaamde op briljante wijze de onbeschaamdheid ervan, en meer nog, hij bracht leven in het blad door zijn zeer persoonlijke band met de lezers. De oprichting van de Robbedoesvriendenclub is daar een perfecte illustratie van: er waren 5.000 lezers in 1939 en vijf jaar later 63.000. Hij wist hen te verenigen rond de door zijn erewetten verdedigde waarden, hij wist een band te scheppen tussen hen en het magazine. Daarna deden Delporte en al zijn opvolgers niks anders dan hem ‘volgen’. Aan hem danken we ook die verbazingwekkende, fictieve redactie, belichaamd door Kwabbernoot, twintig jaar voor Guust Flater.

Doisy, een opmerkelijk man

Scenarist Jean-David Morvan kent de wereld van Robbedoes. Hij schreef voor José Luis Munuera vier albums in de hoofdreeks, maar hij is ook gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog, en vooral door de rol van het verzet.

Jean-David, was er nog veel historisch materiaal bewaard gebleven waarop je je kon baseren?

Jean-David Morvan: Er is genoeg materiaal beschikbaar, maar je moet er wel achter zoeken. Natuurlijk had ik voor het stripdrieluik Madeleine (n.v.d.r. het verhaal van de Franse verzetsstrijdster Madeleine Riffaud) al wat materiaal bij elkaar verzameld.

Maar ik ga bijvoorbeeld nog regelmatig naar Parijs om er foto’s te maken van gebouwen die er al in de jaren dertig en veertig stonden en ik maak gebruik van postkaarten, boeken, tijdschriften uit die periode. Met auto’s moet ik altijd een beetje opletten, want het bouwjaar is niet noodzakelijk het jaar waarin ze al in het straatbeeld verschijnen.

Je hebt gekozen om het verhaal niet in een rechte lijn te vertellen, maar je last flashbacks in, je weeft twee verhaallijnen door elkaar. Waarom die structuur?

Ik denk dat jongeren die structuur van de flashbacks wel gewoon zijn uit f ilms of televisieseries. Ik wou ook het verhaal vertellen van die opmerkelijke man die Jean Doisy geweest is. De sleutelscène is het moment waarop Jean Doisy aan het graf van die twee jongeren staat en beseft dat ze in het verzet gestorven zijn. Het verhaal van die jongeren, die in dat verzet gingen alsof het een spel was, wou ik natuurlijk ook vertellen. En zo groeiden eigenlijk de twee verhaallijnen organisch in elkaar. Hopelijk zal het niet zo ingewikkeld overkomen.

Het verhaal dat verteld wordt is hard, maar de tekeningen zijn karikaturaal. Was dat een bewuste keuze?

Die wat meer karikaturale tekeningen passen in de traditie van Spirou, Franquin, Roba. Bovendien komt de impact van het geweld volgens mij harder over in die stijl. Met een meer realistische stijl wordt het snel te expliciet. Ik ken David al jaren en we werken goed samen, we hebben samen de reeks Irena gemaakt. David is opgegroeid met Spirou, zijn favoriete jeugdblad. Bij Dupuis zagen ze die stijl dan ook direct zitten.

Geen angst voor de dood

Kan je iets meer vertellen over de Robbedoesvrienden en hun rol tijdens de Tweede Wereldoorlog

De Robbedoesvrienden startten gewoon als een clubje, maar eens ze zich begonnen te engageren in het verzet beseften ze niet dat ze met de dood speelden. Jongeren hebben eigenlijk veel minder of geen angst voor de dood. Bij het begin van de oorlog waren ze nog kinderen, maar op het einde waren ze al 15, 16, 17 jaar. Door de figuur van Jean Doisy zat het magazine Robbedoes toch meer in het kamp van de pers die aan het verzet meewerkte dan aan de collaboratie. Ook al ging het om een katholiek magazine, toch was Jean Doisy een communist, en droeg het blad wel de universele waarden van rechtvaardigheid, waarden die vertaald werden in de erewet van de club van de Robbedoesvrienden.

Met welk gevoel heb je deze trilogie geschreven?

Ik wou eigenlijk tonen dat er niet zoveel verschil is tussen de jongeren van toen en die van nu. Net zoals de clubleden van de Robbedoesvrienden zich namen van hun helden toe-eigenden, heb je dat nu ook met de jongeren die zich met manga bezighouden en de namen van de mangahelden gebruiken. Ik wou ook aan de jongeren tonen hoe het is te leven in een oorlogssituatie. Ook al zit er tachtig jaar tussen de gebeurtenissen van toen en nu, de geest van de jongeren is nog steeds dezelfde.

1 Een Robbedoesvriend is moedig en eerlijk

In het door de Nazi’s bezette België grepen meerdere jonge lezers naar de wapens, en dat des te heviger omdat hun blad hen had opgeroepen zich niet te laten ‘charteren’ en de erecode van de club de Robbedoesvrienden na te leven. Twee van de leden kwamen om het leven en Jean Doisy, zelf een grote verzetsstrijder en schrijver van de morele code in 1938, zal dat verlies de rest van zijn leven met zich meedragen. Verteld op maat voor jongeren wordt de reis van de verzetskinderen in deze serie opnieuw afgelegd. Van hun bewustwording tot de manier waarop zij elke ... lees meer subtiele oproep van de krant letterlijk namen, elk van hun heldendaden weerklinkt in een van de 9 morele verbintenissen van de Robbedoesvrienden.

€ 9,99