De schaduw van een vriend van Maarten Asscher is een filmische roman over een old boys network dat onder druk komt te staan. De jonge onderzoeksjournaliste Kyra van Egmond schrijft een kritisch portret van het rechtse Tweede Kamerlid Xavier Wiegers. Daartoe wil ze ook zijn studievrienden interviewen, verenigd in de kleine maar nog altijd hechte jaarclub ‘Honey Ball’. Waar komen toch de reactionaire ideeën van de spraakmakende ‘backbencher’ vandaan, zoals over massa-immigratie en de bedreigde Nederlandse volksaard? Tot Kyra’s frustratie sluit de vriendenkring zich als een schelp voor haar nieuwsgierigheid. Tegelijk heerst er onder zijn vrienden wel degelijk onvrede over Wiegers’ politieke denkbeelden. Aan de vooravond van de veertigjarige jubileumviering van de jaarclub is het dan ook niet zozeer de vraag of de vriendschap schade gaat oplopen, maar hoe groot de averij zal zijn.

Over de kracht en de kwetsbaarheid van vriendschap, over morele dilemma’s die je pas herkent als ze onoplosbaar zijn geworden en over een strijdlustige jonge vrouw die het opneemt tegen een vijftal ‘old boys’.

Lees hier al het eerste hoofdstuk!

 

Proloog – 2021

Dit jaar hadden we het negende lustrum van Honey Ball zullen vieren. De vijfenveertigste dies van een studentenjaarclub, dat is toch geen gering jubileum. Maar hoe je zo’n viering ook noemt, het is er niet van gekomen. Ook door alle reisbeperkingen lukte het simpelweg niet om een gezamenlijk plan te maken.

Misschien is dit gelul, en is er maar één echte reden dat van onbezorgde feestelijkheden geen sprake meer kan zijn, en dat is de averij die we in 2016, bij de viering van ons vorige lustrum hebben opgelopen. Die averij had alles te maken met Xavier. Of was het deels ook mijn eigen schuld en had ik het als advocaat slimmer moeten aanpakken? Heeft het duivelse toeval ons een loer gedraaid? Ik kan die gedachte niet helemaal van me afzetten.

Hadden we Xavier veel eerder en veel steviger moeten tegenspreken? Ik heb het me in de afgelopen jaren dikwijls afgevraagd, maar eerlijk gezegd ben ik daar nog steeds niet van overtuigd. Hij liep ons vieren toch ook niet voor de voeten met opvattingen over hoe wij ons beroep uitoefenden? Dat is niet de stof waar vriendschap uit bestaat.

Wanneer ik hem nu op tv het woord zie voeren in Kamerdebatten of interviews met hem lees, word ik door dubbele gevoelens bevangen. Net als vroeger ben ik het vaak niet met hem eens, en soms vind ik dat hij met bepaalde meningen of formuleringen eigenlijk te ver gaat. Tegelijkertijd roept alles in mij: hij was verdomme een van mijn oudste vrienden!

Ik weet het, het klinkt sentimenteel, maar een vriendschap met een geschiedenis van bijna een halve eeuw, die kan toch niet zomaar in het niets verdwijnen?

 

Vijf jaar eerder

1.

 ‘We willen graag allebei het lunchmenu,’ zei Marcel Houtsma, en klapte de kaart dicht. ‘Schenkt u daar een meursault bij. Doet u maar twee glazen, want er moet straks nog gewerkt worden.’

‘Het spijt me, meneer, maar de meursault gaat tegenwoordig uitsluitend per fles. Wel heb ik voor u een heerlijke…’

‘Doet u dan toch maar een flesje,’ interrumpeerde Houtsma. ‘Vriendelijk dank,’ voegde hij er nog aan toe, om aan te geven dat de huishoudelijke details wat hem betreft zo wel voldoende geregeld waren. Hij nam zijn leesbril af, klipte die in de borstzak van zijn jasje en richtte zich tot zijn tafelgezelschap: ‘Zo, en nu eerst het belangrijkste. Hoe is het met Babette en met de aanstaande meester in de rechten Hugo?’

Ze zaten in de erker van brasserie Rivière, het tweesterrenrestaurant van hotel Des Pays-Bas. Aangezien het hotel gebouwd is in de bocht die de Amstel bij binnenkomst van de oude stad maakt, kun je vanaf dit tafeltje naar twee kanten een eind over het water uitkijken, wat de plek iets royaals geeft. Vandaar dat Edgar en Marcel er graag zo nu en dan afspraken voor een lunch, om hun oude vriendschap op peil te houden en een beetje bij te praten over de dingen van de wereld.

‘Babette gaat prima, en ze is onvermoeibaar,’ meldde Edgar, en vouwde zijn servet over zijn bovenbenen uit. ‘Af en toe doet ze nog wel eens iets voor Hilversum, maar wat ze de laatste tijd aangeboden krijgt is vaak dezelfde soort rollen, dus houdt ze zich steeds meer met haar koor bezig.’

‘En Hugo?’

Vanuit zijn ooghoek zag Edgar hoe de ober aan het zijtafeltje routineus de zojuist aan Marcel getoonde wijnfles aan het openen was, waarbij zijn ellebogen als gekortwiekte vleugels op en neer wipten. ‘Jaaa, die doet nu zijn master. Hij neemt daar alle tijd voor. En gelijk heeft-ie. Maar op een gegeven moment zal hij toch het mooiste beroep ter wereld willen gaan uitoefenen.’ Na een korte pauze voegde Edgar nog toe: ‘Het zou kunnen dat hij zijn leerjaren in de praktijk eerst op een ander kantoor wil doormaken, voor- dat hij bij ons op de oude familiegrond komt werken.’

‘Verstandig,’ reageerde Marcel, en proefde het slokje van de wijn dat voor hem was ingeschonken. ‘Uitstekend,’ zei hij zonder aarzelen, waarop de ober de beide glazen vulde en op de zijtafel de fles in een koeler stak. Met een vlot- te beweging knoopte hij een gestreken wit servet om de flessenhals heen. Intussen proostten de vrienden met een nauwelijks zichtbare hoofdknik.

‘Heerlijk. En jij,’ vroeg Edgar, ‘waren jullie met de jaarwisseling nog in Frankrijk, of gaan jullie later in het voorjaar nog?’

‘In februari zijn we een weekje geweest, maar Thecla’s praktijk is eigenlijk drukker dan ze zou willen. Het lijkt soms wel of psychotherapie de meest bloeiende bedrijfstak van Nederland is, zeker in Wassenaar. Zelf kon ik er trouwens ook moeilijk tussenuit. Misschien lukt het in mei nog en anders gaan we het in de zomer goedmaken.’

Van de vier mannen in zijn jaarclub was Marcel in de ogen van Edgar de gemakkelijkste om mee om te gaan. Hij had zijn zaakjes in het leven prima op orde, daar begon het mee, zodat je niet eerst door allerlei klachten en moeilijkheden heen hoefde te waden om op gemeenschappelijke grond uit te komen. Een zekere ongrijpbaarheid had hij wel, moest Edgar toegeven. Je kon hem niet zo eenvoudig vastpinnen, letterlijk niet. Het leek wel alsof hij met zijn vele bezigheden, als bestuurder, toezichthouder, adviseur en wat niet al, voortdurend onderweg was. ‘Veelzijdigheid is mijn specialisme,’ zo had er ooit boven een interview met hem in de Financiële Courant gestaan. Dat gaf Marcels gezelschap en zijn conversatie iets dynamisch, waar Edgar altijd energie van kreeg.

De twee vrienden waren geheel grijs geworden, maar als ze in elkaars gezelschap verkeerden vielen de verstreken decennia spoedig weg en leek het in hun eigen ogen al na een paar minuten of ze weer helemaal hun oude jongens- achtige zelf waren. Ten opzichte van elkaar veranderden ze natuurlijk ook niet, want als twee mensen vanuit een gedeelde levensperiode geleidelijk ouder worden, blijven ze onderling op dezelfde hoogte, zoals twee met gelijke snelheid naast elkaar rijdende treinen in de ogen van hun passagiers over en weer lijken stil te staan.

Nadat ze eerst al pratend een geraffineerde amuse hadden verorberd, kregen ze elk een klein ovaal bord voor hun neus. In geforceerde beleefdheid hoorden ze de uitleg van de ober aan en wensten elkaar smakelijk eten toe.

‘Dus wij zijn samen de lustrumcommissie,’ sprak Edgar op een toon die verried hoezeer hij zich op de aanstaande jubileumviering verheugde. Veertig jaar was ook bepaald niet niks voor een jaarclub, al waren ze binnen Honey Ball – na het afhaken van enkele gesjeesde leden, gevolgd door een splitsing in twee kleinere kernen – nog slechts met zijn vijven over. Maar dit vijftal ervoeren ze dan ook al sinds lang als een trouw en onverwoestbaar gezelschap.

‘Dat lijkt me een prima idee,’ zei Marcel, alsof hij zich over de mail niet zelf als eerste had opgeworpen om de feestelijkheden te organiseren. ‘Ferdinand zullen we daarmee in het verre Afrika maar niet lastigvallen. Het is al geweldig dat hij erbij kan zijn. En met alle gedoe rond zijn verhuizing heeft Philip waarschijnlijk ook weinig gelegenheid om praktische zaken hier in het westen te regelen.’

‘Tja, en Xavier…’ verzuchtte Edgar.

‘Die heeft het te druk met zich in de nesten te werken,’ opperde Marcel met een scheef lachje.

Edgar grijnsde terug. ‘Die lezing weer, deze week. Ik begrijp niet dat Xaaf verwacht met zulke uitspraken iets op te lossen. Het lijkt wel of hij er genoegen in schept alle maatschappelijke problemen voortdurend op scherp te stellen en ze groter te presenteren dan ze zijn, in plaats van te proberen mee te werken aan een oplossing.’ Terwijl Edgar een slokje nam, keek hij zijn vriend onderzoekend aan, in de hoop dat die nog wat positiever commentaar te leveren had.

‘Xaaf is slim genoeg en hij is welbespraakt,’ begon Mar- cel, ‘maar hij mist een soort bestuurlijkheid, een verantwoordelijkheidsgevoel voor de collectieve uitkomst van waar hij mee bezig is. Dat boze opstoken van het publiek via de media lijkt voor hem steeds meer een doel op zichzelf. Hij voert eigenlijk permanent oppositie tegen de werkelijkheid. Het is een geweldig opvallende manier om politiek te bedrijven, ja, maar concreet bereikt hij er niet zoveel mee.’

‘Behalve publiciteit, natuurlijk,’ vulde Edgar aan. ‘Als je zo diep in het politieke bedrijf zit, heb je misschien ook geen keus, dan moet je iets met die controversiële onder- werpen zoals immigratie en de islam, dan kun je er niet omheen daar vervolgens in interviews en bij spreekbeurten steeds weer een schepje bovenop te doen.’

‘Tja, diep, zeg je, maar op welke onderwerpen heeft Xaaf in zijn Kamerfractie nou een beslissende rol? Hij is toch wat je noemt echt een backbencher. Bovendien: is hij niet gewoon te rechts geworden om voor zijn partij nog prominent inzetbaar te zijn? Die paar maanden als staatssecretaris in een van die kabinetten onder Balkenende, dat was misschien zijn hoogtepunt, en hoeveel jaar is dat al niet geleden?’

‘Zou kunnen,’ verzuchtte Edgar, en hij vervolgde: ‘De Haagse politiek is in onze tijd bijna een specialisme ge- worden, en het is niet mijn specialisme. Bij sommige uitlatingen van Xavier via Twitter of zo voel ik wel de nodige weerstand; aan de andere kant zijn dat soort standpunten ook gewoon dagkoersen. De volgende dag zijn er weer andere meningen, of er wordt alsnog een compromis gesloten, zodat de meningen van gisteren weer uit het zicht verdwijnen. Voor een jurist is dat eerlijk gezegd allemaal erg vluchtig. Ik ben meer voorstander van een doortimmerd partijprogramma, waar je je dan ook met z’n allen aan houdt.’

‘Ha! De Wet Van De Partij. Ik vrees dat zoiets niet zou werken, Edgar. Politiek, althans in Nederland, is tien procent uitgangspunten en negentig procent onderhandeling. Dus is de werkelijkheid één grote lappendeken van compromissen. In de jaren zeventig, met hun botsende ideologieën, lag dat misschien anders, maar Den Haag anno 2016 is populistischer dan ooit, en Xaaf past daar naadloos bij. In feite is hij steeds meer een soort eenmansbeweging aan het worden. Hij kent het politieke handwerk en hij heeft tegelijk een uitstekend gevoel voor wat er “onder de mensen leeft”, zoals dat heet.’

‘Het is in elk geval bijzonder dubbel,’ probeerde Edgar het onderwerp af te sluiten. Het zat hem al enige tijd dwars. ‘We moeten zien of we, afgezien van het lustrumweekend, nog eens verder met hem door kunnen praten over een aantal van zijn uitspraken. Ook Philip heeft er duidelijk moeite mee, en het zou goed zijn om dat een keer open te bespreken. Het is eigenlijk jammer dat we dit keer niet een klein reisje kunnen maken, naar Rome of Wenen, of bijvoorbeeld naar jullie molen in Frankrijk. Dan zouden we het wat meer ontspannen met elkaar over dit soort zaken kunnen hebben.’

‘Ja, Rome,’ reageerde Marcel, en zijn ogen begonnen van de weeromstuit te glinsteren. Hij gebaarde naar de ober dat ze graag bijgeschonken wilden worden, wat direct gebeurde, en de lege bordjes werden weggenomen. ‘Daar heb ik met Xavier heel wat oude voetstappen liggen. Lijkt me geweldig, maar deze keer misschien een beetje te ambitieus. Laten we het maar eenvoudiger houden. Ik denk dat ik wel een mooi restaurant weet waar we met zijn vijven naartoe kunnen. Het is een nieuw ding hier in Amsterdam, op een klein eiland net voorbij de oostelijke monding van het IJ, bijna in het Markermeer. Je kunt er alleen per boot komen. In de openlucht kunnen we daar op een ruime vlonder borrelen, met een scherm tegen de wind, en dan eet je binnen in een soort grote serre. Je zult versteld staan wat voor heerlijkheden ze daar kunnen klaarmaken. Het heet Crusoe, en het is werkelijk een belevenis. Zeker ook de terugreis ’s avonds laat per boot over het donkere IJ.’

‘Zullen we dan de nacht hier in Pays-Bas blijven logeren, dat geeft een mooie gemeenschappelijke basis,’ suggereerde Edgar.

‘Goed plan. En zaterdagmiddag charteren we een boot om iets spannends te ondernemen. We kunnen tenslotte niet alleen eten en drinken,’ beweerde Marcel, onderwijl tevreden zijn mond afvegend. Hij nam zijn glas tussen duim en wijsvinger op.

‘Jetski’s huren? Kitesurfen op het IJ?’ fantaseerde Edgar gretig, en terwijl ze zich lachend amuseerden met het beeld van hun vrienden dat hierdoor werd opgeroepen, kwam de ober met hun hoofdgerecht. De uitleg ging, zoals wel vaker met te gedetailleerde informatie, bij beiden het ene oor in en het andere weer uit. Terwijl zij de woordenstroom over de herkomst van de ingrediënten over zich heen lieten komen, bleven de vrienden naar het kunstig opgemaakte bord kijken, waar iets vissigs op te zien was, met een saus die vooral uit schuimbelletjes bestond, en daaromheen felgekleurde toefjes groenten.

In het restaurant was het nu tamelijk druk geworden. Marcel stond eenmaal op om een bekende te begroeten en niet veel later stak Edgar een hand op naar een binnenkomende collega-advocaat. Zodra het hoofdgerecht achter de rug was en de glazen nog een keer waren bijgevuld, zei Marcel op samenzweerderige toon: ‘En wij hebben voor vandaag ook nog een ander agendapuntje.’ Hij haalde een paar opgevouwen vellen papier uit zijn rechterbinnenzak en schoof die over tafel naar zijn vriend toe.

‘Dit is het projectvoorstel van onze journaliste?’ vroeg Edgar, maar hij wist het antwoord op de vraag al.

‘Ja, zo noemt ze het zelf. Ik zou het eerder betitelen als een heksenjacht om een proletarische revolutie te ont- ketenen.’ De vrienden moesten hier keihard om lachen, zodanig dat er van naburige tafeltjes ietwat verstoord hun kant werd op gekeken, maar daar trokken ze zich niets van aan. ‘Ze heet Van Egmond, Kyra van Egmond. Ik heb haar gegoogeld. Het is een jonge politicologe, volgens mij pas net afgestudeerd, en nu al op de barricades. Dat is nou eenmaal waar zo’n blad als Nieuw Nederland tegenwoordig voor staat. Weg met de gevestigde orde, dat is meestal zowel het vertrekpunt als de conclusie van die ellenlange stukken.’

Overeenkomstig het gekozen menu volgde er nog een plankje met wat kazen, en omdat het staartje van de witte wijn daar niet goed bij paste, bestelden ze nog twee rode portjes. Edgar moest inwendig glimlachen om de mopperende toon van zijn vriend. Terwijl Marcel de bestelling deed, vouwde Edgar de drie blaadjes papier open en keek er vluchtig doorheen. ‘Tjonge, wat een verbetenheid,’ zuchtte hij. ‘Hoe kom je hier aan?’

‘Het korte antwoord is: via via, maar omdat wij geen geheimen voor elkaar hebben, zal ik je zeggen hoe het zit. Eric Dullens, mijn vroegere collega-commissaris bij Energon, is penningmeester bij dat journalistieke projectenfonds waar deze mevrouw een aanvraag heeft ingediend. Hij belde me vorige week, terwijl ik in de auto zat, met een lang verhaal dat hij me wilde waarschuwen. Hij was mijn naam tegengekomen in de opzet voor een nogal kritisch artikel over Xavier Wiegers en diens vriendenkring. Die aanvrage was door het bestuur gehonoreerd, dus was het goed als ik wist dat dit eraan zat te komen. Nou moet je weten dat deze Dullens zich bij de ondergang van Ener- gon voor de Ondernemingskamer op zijn minst nogal onhandig heeft opgesteld. Waarschijnlijk heeft hij of zijn advocaat zelfs geprobeerd mij bewust een hak te zetten. Blijkbaar voelt hij zich daar nog altijd een beetje schuldig over, vandaar dat hij me deze zogenaamde vriendendienst wilde bewijzen.’

‘Maar dit is niet een kopie van een subsidieaanvrage. Dit zijn losse fragmenten.’

‘Ja, daarom is het ook een beetje for your eyes only. In de auto heb ik altijd een tweede mobiele telefoon om gesprekken op te nemen. Dullens wilde me die aanvrage liever niet in kopie sturen, zei hij, dat vond hij niet netjes. Dus vroeg ik hem waar dat project precies over ging, wat de aanvraagster zoal van plan was en hoe ze dat dan formuleerde, en zo.’

Al luisterend begon Edgar steeds breder te glimlachen. ‘Hier, moet je horen’, en Marcel pakte de papieren weer even uit de handen van zijn vriend terug. Met gedempte stem las hij een stukje voor:

Wat Xavier Wiegers in interviews, bij spreekbeurten en via de sociale media, vanuit de rechtervleugel van zijn politieke partij aan geluiden laat horen over de natiestaat, over de toevloed van vreemdelingen naar ons land, over islamisering en de eigen aard van het Nederlandse volk, is verschrikkelijk rechts, maar extreem is het niet. Integendeel, dergelijke opvattingen leven vermoedelijk veel breder in de omgeving waar hij als student in rondliep en waar hij nog altijd mee omgaat. Daarom wil ik niet alleen Wiegers zelf portretteren, maar ook enkele van zijn vroegere studievrienden interviewen, om zodoende dit corporale studentenmilieu als broeinest voor reactionaire ideeën te kunnen analyseren.

Marcel keek met opgetrokken wenkbrauwen naar Edgar. ‘Hier wordt van heel dik hout planken gezaagd.’

‘Ja, dit moeten we niet hebben,’ beaamde Edgar. Hij pakte de velletjes weer aan, en keek er zelf ook doorheen. ‘O, deze ook, zeg:’

Honey Ball, de naam van Wiegers’ jaarclub, zegt veel over hun mentaliteit. Die wordt door henzelf ongetwijfeld als gezelligheid van jongens-onder-elkaar beleefd, maar het lijkt erop dat daaronder een onsmakelijke, extreemrechtse inhoud schuilgaat. Mijn stuk wordt dan ook onvermijdelijk een klopjacht op een onaangename waarheid.

Een vies gezicht trekkend vouwde Edgar de papieren op en stak ze in zijn binnenzak.

‘Dat bedoel ik,’ sprak Marcel. ‘Als het niet zo bloedserieus was, zou het lachwekkend zijn. Laat dus maar niet merken dat je dit hebt gelezen. Mevrouw schijnt toch al te denken dat de wereld door complotten geregeerd wordt.’

‘Ondertussen is dit voor Xavier wel verdomd vervelend,’ zei Edgar. ‘Ze heeft hem en ook Cécile telefonisch al meerdere keren lastiggevallen. En hij kreeg bericht van iemand in de huidige redactie van Parnassus, dat ze kopieën heeft opgevraagd van de satirische bijdragen die hij daar vroeger voor schreef. Je herinnert je die stukjes wel.’

‘Werkelijk, ik begrijp niet dat ze daar hun medewerking aan geven. Ze zijn daar toch helemaal niet toe verplicht? Een studentenvereniging is verdomme geen overheidsdienst,’ foeterde Marcel. Hij klonk oprecht bozig. ‘En nu de jaarclub, natuurlijk. Ze stond thuis al op mijn antwoordapparaat. Ik heb daar totaal geen zin in. Waarom al dat gewroet in onze privéachtergronden? Xaaf zal er heus niet door van mening veranderen, en het zou me verbazen als dat voor haar lezers anders ligt.’

‘Haar lezers zijn het allang met haar eens, dat is juist het probleem van deze zogenaamde onderzoeksjournalistiek: het gaat steeds weer om het vinden van actuele voorbeelden bij het eigen gelijk, dat van tevoren al vaststaat. Iedereen preekt wat zijn eigen parochie graag wil horen. Rechts wil rechtse praatjes, links wil linkse verhalen en niemand leest elkaar over en weer. En niemand doet wezenlijk moeite om een brug te slaan. Zie daar de grote leugen van ons veelgeprezen coalitiestelsel. Uiteindelijk komt het altijd weer neer op een links of een rechts kabinet. Het is niet voor niets dat Paars zo gruwelijk mislukt is.’ Edgar sneed nog een laatste stukje kaas af en pakte twee crackertjes. ‘Maar goed,’ ging hij op meer gematigde toon verder, ‘ik zal het verder lezen en er nog eens goed over nadenken. Meteen een dagvaarding sturen om een publicatieverbod te eisen lijkt me sowieso niet een goed idee. Dan lijkt het ook net alsof er van alles is dat per se verborgen moet blijven.’

‘Ja, zo is het,’ reageerde Marcel, ‘als deze mevrouw Van Egmond het niet eens is met de ideeën van Xavier, laat ze dan gewoon een flink artikel schrijven voor een van die kritische bladen, dan kunnen lezers hun eigen mening vormen.’

De dubbele espresso met een schepje kandijsuiker vormde even later een aangename afronding van hun gesprek. Ze hadden besproken wat er op dit moment over te zeggen viel. Marcel van zijn kant ging zich buigen over de lustrumviering en zou de anderen in grote lijnen alvast per mail op de hoogte stellen van wat ze voor programma hadden bedacht. Op de zaterdag tegen het middaguur inchecken en bij wijze van welkom een eenvoudige broodjeslunch in het hotel, gevolgd door een boottochtje met een middagactiviteit, dan terug naar het hotel om op te frissen en om te kleden, de borrel op de boot onderweg naar het eiland, het diner bij Crusoe en ten slotte weer terugvaren naar het hotel, met een gezamenlijk ontbijt de volgende ochtend om de mist uit de hoofden te verjagen. De beide mannen zagen het helemaal voor zich. Allen hadden het weekend van 4 en 5 juni enige tijd geleden al vastgelegd, rekening houdend met Ferdinand, die op zijn nieuwe post in Zuidelijk Afrika verder weg zat dan ooit en die hoe dan ook slechts af en toe in Nederland was.

Nadat Marcel de rekening had voldaan (‘Nee, nee, het is beslist mijn beurt,’ beduidde hij aan zijn protesterende vriend) en ze hun jas bij de garderobe hadden terug- gekregen, namen ze voor de deur van het hotel hartelijk afscheid, onder de toeziende blik van een als spreekstalmeester in een kindercircus uitgedoste portier. Ze liepen ieder een eigen kant op: Edgar naar links over de brug naar de tramhalte, om daar een taxi aan te houden voor een afspraak op de Zuidas, Marcel naar rechts, richting de parkeergarage onder het Muziektheater. Hij had om halfvier in Den Haag een aansluitende afspraak. Met een beetje geluk zou hij die keurig op tijd halen.

Dat was een gezellig boterhammetje, mijmerde Marcel tevreden, terwijl hij zijn auto na diverse nauwe ondergrondse bochten vanuit de parkeergarage de weg op stuurde. Er gaat toch niets boven een oude vriend, bedacht hij.

 

De schaduw van een vriend

Een filmische roman over een old boys network dat onder druk komt te staan.
De jonge onderzoeksjournaliste Kyra van Egmond schrijft een kritisch portret van het rechtse Tweede Kamerlid Xavier Wiegers. Daartoe wil ze ook zijn studievrienden interviewen, verenigd in de kleine maar nog altijd hechte jaarclub ‘Honey Ball’. Waar komen toch de reactionaire ideeën van de spraakmakende ‘backbencher’ vandaan, zoals over massa-immigratie en de bedreigde Nederlandse volksaard?
Tot Kyra’s frustratie sluit de vriendenkring zich als een schelp voor haar nieuwsgierigheid. Tegelijk heerst er onder zijn vrienden wel degelijk onvrede over Wiegers’ politieke denkbeelden. Aan de vooravond van de veertigjarige ... lees meer jubileumviering van de jaarclub is het dan ook niet zozeer de vraag of de vriendschap schade gaat oplopen, maar hoe groot de averij zal zijn.
De schaduw van een vriend is een roman over de kracht en de kwetsbaarheid van vriendschap, over morele dilemma’s die je pas herkent als ze onoplosbaar zijn geworden en over een strijdlustige jonge vrouw die het opneemt tegen een vijftal ‘old boys’.

€ 24,99

Maarten Asscher

Maarten Asscher (1957) is de auteur van verhalenbundels, essays, columns, poëzie en non-fictie.  Een huis in Engeland is zijn zeventiende boek en zijn tweede roman. Zijn eerste roman,  Het uur en de dag (2005), was binnen één jaar al aan vijf herdrukken toe. Voordat hij zich fulltime aan het schrijven wijdde, was Maarten Asscher uitgever (Meulenhoff), directeur Kunsten bij het ministerie van OCW en onafhankelijk literair en academisch boekverkoper (Athenaeum Boekhandel). In 2015 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden op een onderzoek naar gevangenschap als literaire ervaring ( Het uur der waarheid). In 2019 ontving hij de vijfjaarlijkse J.H. Donnerprijs vanwege zijn bijzondere verdiensten voor het Nederlandse boekenvak. Auteursfoto (c) Sascha de Boer