In onze rubriek ‘De Schrijver Dicteert’ vuren we telkens tien vragen af op enkele van onze auteurs. Vandaag neemt Jeroen Olyslaegers, auteur van WIL, het woord!

Wat is jouw schrijfplaats?

Vroeger kwam ik niet buiten met mijn laptop. Ik zat verscholen, eerder verschanst, in mijn werkkamer. Maar de laatste jaren is daar verandering in gekomen. Mijn geliefde heeft me naar buiten gelokt en nu heb ik gemerkt dat ik me net zo goed kan concentreren op terrasjes, zolang de zon schijnt.

Hoelang heb je aan WIL gewerkt?

Alles bij elkaar zo’n drie jaar, vermoed ik. Het is wel moeilijk in te schatten, gezien ik af en toe mezelf onderbroken heb door bijvoorbeeld voor Jan Fabre te werken. Die onderbrekingen waren overigens essentieel, zo is achteraf gebleken. Het deed telkens deugd om terug te keren met een frisse kop en genoeg zin in zelfkritiek.

Ik wil laten zien hoe een stad ademt onder een bezetting.

WIL speelt zich deels af tijdens de Tweede Wereldoorlog, een populair onderwerp onder romanciers. Op welke manier is jouw boek een aanvulling op de bestaande literatuur?

In feite betreed ik met WIL een nog vrij maagdelijk gebied. De Jodenvervolging die ik beschrijf vanuit het standpunt van een van de uitvoerders is, in tegenstelling tot aardig wat werk van degelijke historici, nog niet al te veel beschreven door romanciers. Ik wil laten zien hoe een stad ademt onder een bezetting, of er nog morele keuzes bestaan onder zo’n regime, en of niet alles ambigu wordt. Tegelijk blijft de stad doorfeesten terwijl de Joden worden afgevoerd en komt bij de grote meerderheid de ware oorlogsellende pas op iedereen af als de stad al bevrijd is.

Een historisch onderwerp vraagt inleeswerk. Welke bronnen hebben je bij dit boek vooruitgeholpen?

Het werk van historici zoals Herman van Goethem en Lieven Saerens was onontbeerlijk. Ik heb veel inzichten opgedaan op basis van bijvoorbeeld Gewillig België. Maar ik heb ook andere bronnen gebruikt zoals het minder bekende maar bijzonder interessante Gardes in de oorlog van Walter de Maesschalck. Verder gebruikte ik ook de anonieme memoires van een Antwerps rantsoeneringsambtenaar, een moppenboek over de oorlog en een paar oorlogsdagboeken. Daar haalde ik de couleur locale, namen van cafés, enzovoort.

Je schrijft ook voor theater. Op welke manier verschilt dat van het schrijven van een roman?

Enorm. Theater is bij uitstek een sociaal medium – ook tijdens het voorbereidingswerk en het schrijfproces. Vooral bij een kunstenaar zoals Jan Fabre valt dat op. Bij hem en zijn performers heb ik altijd het gevoel mee te doen aan een gigantisch experiment, je op te houden in een laboratorium waar je teksten uitprobeert, aanpast aan de performer of ze scherper maakt nadat je ze voor je ogen ziet uitgesproken worden in de repetitiezaal.  Mijn geliefde is mijn enige toehoorder tijdens het schrijven aan een roman. Aan haar lees ik alles voor na een schrijfdag. Bij theater is dat publiek meteen veel breder.

Het valt wel eens voor dat ik mijn eigen engagement op de korrel neem in mijn roman.

Je staat bekend als een schrijver met een maatschappelijk engagement. Hoe keert dit terug in je werk? 

Het valt wel eens voor dat ik mijn eigen engagement op de korrel neem in mijn roman. Dat is voor mij de grote vrijheid van het genre. Je kan er veel in kwijt, je eigen twijfels over je activisme laten zich vrijwel spontaan tot een personage kneden. Een roman nodigt uit tot verschillende perspectieven. Ik heb sommige teksten geschreven die gebaseerd zijn op die maatschappelijke betrokkenheid, meer zangen van hoop dan teksten vol twijfel. Ik heb geen moeite om beide kanten te koesteren.

Welk boek had je zelf willen schrijven?

Wat een rotvraag. Dat klinkt alsof je een ander schrijver zijn liefdespartner afneemt en die voor jezelf claimt. Niettemin: ik ben jaloers op The Once and Future King van Terence White, dat Arthur-verhaal had ik nu eens zelf willen schrijven en voorzien van mijn eigen accenten.

Je kan één overleden schrijver terug tot leven wekken. Wie kies je?

Christopher Marlowe, maar dan wel niet nu tot leven wekken, maar in zijn eigen tijd. Ik vind het nog steeds doodzonde dat hij zo vroeg, maar niettemin mysterieus het leven liet tijdens een uit de hand gelopen ruzie in een kroeg. Stel je voor dat hij de concurrentie aan was gegaan met Shakespeare… Marlowes werk is fascinerend, maar tevens heel branieachtig en jong. Met die taalkracht van hem ouder worden, dat zou vonken kunnen geven, zeker indien hij op stang zou worden gejaagd door de theaterparels van de Bard.

Jeroen Olyslaegers heeft ’m te pakken, zijn Grote Roman. Hij schreef zijn Het verdriet van België, zijn De Kapellekensbaanen bovenal zijn eigenste WIL. Een vlijmscherp boek over de lafheid die neutraliteit heet. – De Standaard.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99