Sara is psycholoog en in haar vrije tijd klust ze samen met haar man Sigurd aan het grote huis dat ze van zijn opa geërfd hebben. Het is een onmogelijk project dat veel langer duurt dan ze gehoopt hadden.
Dan verdwijnt Sigurd plots spoorloos.. Het grote, half gerenoveerde huis voelt opeens leeg en vijandig. Willekeurige dingen lijken verplaatst te zijn of te verdwijnen, en ’s nachts klinken voetstappen op de lege zolder boven Sara’s slaapkamer.
Wanneer ze hoort dat Sigurd vermoord is, verliest Sara de grip op haar eigen leven. Kan ze haar eigen geheugen en gevoel wel vertrouwen? En is ze nog veilig?

Lees hier de eerste pagina’s van  De therapeut, het succesvolle debuut van Helene Flood.

 

Vrijdag 6 maart: Het voicemailbericht

Het was nog donker buiten toen hij wegging. Ik werd wakker omdat hij zich over mij heen boog om me een kus op mijn voorhoofd te geven.
‘Ik ga,’ fluisterde hij.
Half slapend draaide ik me om. Hij had zijn jas aan. Zijn tas hing over zijn schouder.
‘Ga je?’ mompelde ik.
‘Slaap maar lekker verder,’ zei hij.
Ik hoorde zijn voetstappen op de trap, maar sliep alweer voor hij de deur achter zich had dichtgetrokken.

*

Als ik wakker word, lig ik alleen in bed.
Als ik wakker word, lig ik alleen in bed. Er zit een kier tussen het rolgordijn en de vensterbank waar een zwakke zonnestraal doorheen piept, die precies in mijn oog schijnt en me wakker maakt. Het is half acht. Geen verkeerd tijdstip om op te staan.

Ik strompel op blote voeten naar de badkamer, trotseer de vloertegels in de gang en de natte houten pallets op de badkamervloer. Er hangt geen plafondlamp, maar Sigurd heeft een bouwlamp op de betonvloer gezet toen hij de tegels eruit had gebikt en die staat daar nog steeds, verontrustend permanent. Nu is het gelukkig buiten licht genoeg zodat ik de lamp niet nodig heb. Die doet zijn werk goed, en heeft zoals alle bouwlampen hard, wit licht dat ervoor zorgt dat ik het idee heb dat ik in een gymkleedkamer op school onder de douche sta. Ik draai de warme kraan open en kleed me uit terwijl ik wacht tot het water op temperatuur is. De boiler moet worden vervangen, maar Sigurd doucht altijd kort en ik hoef mijn haar vandaag niet te wassen, dus het gaat goed.

De douchecabine is van plastic. Het was de bedoeling dat die ook maar tijdelijk zou zijn. Sigurd had een douche voor ons ontworpen, een gemetseld afgesloten geheel met een glazen deur en kleine, witte tegels met blauwe stipjes. Van alle voor de helft opgeknapte kamers in het huis valt de staat in de badkamer het meest op. De oude tegels zijn weg, de nieuwe nog niet geplaatst. Er hangen geen lampen, er is geen fatsoenlijke luxaflex. Er liggen pallets op de vloer zodat we het beton niet beschadigen, er zit een gat in de muur op de plek van de kraan en de provisorische stokoude douchecabine is een erfstuk van Sigurds opa. Toen ik voor het eerst door deze uitgeleefde woning liep, zag ik heel even voor me hoe het zou worden: de tegels met blauwe stipjes, de gladde muren, de ingebouwde spotjes, ik voelde de warme vloer onder mijn voeten, het perfect op temperatuur zijnde water dat uit een moderne douchekop met verschillende straalsoorten stroomde. Nu zie ik alleen hoe lang het allemaal nog zal duren. Als ik mijn hand in de douche cabine steek en voel hoe de temperatuur zich langzaam door de straal verspreidt, realiseer ik me dat ik diep vanbinnen niet langer geloof dat het huis ooit klaar zal zijn.

Ik word wakker onder de warme straal. Het is hier koud. Aangenaam in de slaapkamer, ijskoud in de badkamer. Het is een lange winter geweest en elke ochtend sta ik hier naakt te trippelen met een hand onder de waterstraal. Nu breekt het voorjaar in elk geval langzaam aan. Het douchen doet me goed, het water trommelt op mijn koude, met kippenvel bedekte huid, ik vang het water op in mijn handen en gooi het over mijn gezicht, voel hoe de nacht me eindelijk loslaat, de dag grijpt me vast.

Drie cliënten, mijn gebruikelijke groepje voor vandaag.
Vrijdag. Drie cliënten, mijn gebruikelijke groepje voor vandaag. Eerst Vera, daarna Christoffer en tot slot Trygve. Het is onverstandig om Trygve als laatste op vrijdag te zetten, maar het is elke week aan het einde van onze sessie zo verleidelijk. Ik laat opnieuw water in mijn handen stromen, gooi het over mijn gezicht en wrijf met mijn handen over mijn wangen. Sigurd is tot zondag met vrienden op Norefjell. Ik heb het hele weekend voor mezelf.

Ik loop naar de slaapkamer om me aan te kleden, wil geen seconde langer in de badkamer blijven dan nodig is. Onze dekbedden liggen op een hoop op het bed. Ze ruiken naar slaap, de mijne in elk geval, die van hem misschien ook. Ik heb niet op de wekker gekeken toen hij wegging, dat is vast al een paar uur geleden. We hebben geen kast, maar Sigurd heeft een metalen stang tussen de schoorsteen en de muur gemonteerd, waar we jurken, overhemden en jassen aan hangen. Zijn kleren hangen kriskras door elkaar, die van mij zijn keurig netjes ingedeeld op kleur. Ik bekijk zijn kleren, het lijkt alsof er niets ontbreekt, maar hij zou ook rechtstreeks naar de bergen rijden. De tas die op de grond stond is weg en ik herinner me nu dat die over zijn schouder hing toen hij vertrok. Ik kies een zachte, duifblauwe blouse en een broek, kleed me zakelijk en netjes voor vandaag en bedenk dat ik over een paar uur alweer hier kan zijn, om mijn sportkleren te halen als ik toch naar de sportschool wil, een joggingbroek en een wit t-shirt kan aantrekken als ik thuisblijf. Het zijn maar drie cliënten.

Drie cliënten is eigenlijk te weinig. Ik zou er elke werkdag vier moeten hebben en het liefst een dag of twee per week vijf. Dat had ik uitgerekend toen ik voor mezelf begon. In een particuliere praktijk heb je minder papierwerk, zei ik tegen Sigurd toen we plannen aan het maken waren in de keuken van ons oude appartement in de buurt van Torshov parken en ons budget in een Excelsheet aan het verwerken waren, ik kan prima vier cliënten per dag aan, vermoedelijk zelfs wel vijf. De meeste dagen vijf. In elk geval een dag per week, maar goed, een beetje extra geld kan geen kwaad. Daar moesten we om lachen.

‘Werk je maar niet dood,’ zei Sigurd.

‘Dat moet jij zeggen,’ zei ik.

Hij was in dezelfde periode voor zichzelf begonnen, had op dezelfde Excelsheet ook zijn begroting opgesteld. Ten minste acht klanten tegelijk, het liefst tien. De anderen bijstaan als dat nodig was, alle uurtjes helpen.

‘We houden weinig tijd over,’ zeiden we tegen elkaar, ‘maar het geld dat we verdienen gaat op onze gezamenlijke rekening.’

Nu heb ik de meeste dagen drie cliënten en maar heel af en toe vijf op een dag. Hoe is dat zo gekomen? Het is lastiger om cliënten te vinden dan ik had verwacht, de jongeren zeggen vaak af, al is dat slechts een deel van de oorzaak.

 

Ook ik, iemand die zo goed alleen kan zijn, heb anderen nodig.
Ik maak de laatste knoopjes van mijn blouse dicht, zedig gesloten. Ik ben destijds één belangrijk ding vergeten mee te nemen in mijn berekeningen, daar in de keuken in Torshov, met het kladblok waarop we zaten te krabbelen en als enige licht bij de pc Sigurds oude bureaulamp. De menselijke factor. Ook ik, iemand die zo goed alleen kan zijn, heb anderen nodig. Met één pennenstreek streepte ik mijn collega’s weg en ik had nooit gedacht dat ik me eenzaam zou voelen. Dat het me apathisch zou maken. Als iemand me een jaar geleden had verteld hoe zwaar het zou zijn mezelf te promoten om meer cliënten te krijgen, hoe weinig zin ik daarin zou hebben, dan had ik het niet geloofd.

 

Het ontbijt is de beste maaltijd van de dag, vind ik. Ik zit aan ons keukeneiland met de krant, een snee brood en een kop koffie. Ik eet het liefst alleen. Sigurd gaat altijd vroeg weg, hij slaat gewoon staande bij het aanrecht een kop koffie achterover. Ik neem er liever de tijd voor. De opiniepagina lezen in Aftenposten, de filmrecensies. Over de dag nadenken.

Hij heeft zijn mok weer niet opgeruimd. Daar staat-ie, naast de gootsteen op het aanrecht. De keuken is een van de weinige ruimtes in huis die zo goed als klaar is en het aanrecht is zo egaal dat ik vanaf de plek waar ik zit de halve cirkel koffie onder zijn mok kan zien. Vanzelfsprekend. Mogelijk is het een biologisch verschil tussen mannen en vrouwen, de gave om een koffiering onder een mok te kunnen zien, kruimels onder het broodrooster, waterdruppels op het aanrecht. Sigurd wil dat het mooi wordt, stippelt het huis tot in detail uit, maakt uitgebreide tekeningen en indrukwekkende presentaties met grafieken, maar als het op de kleine dingetjes aankomt, laat hij het afweten. Zijn mok in de vaatwasser zetten. Het aanrecht schoonvegen. ’s Avonds zijn laptop opruimen. Het stelt niets voor, waar maak ik me eigenlijk druk om, waarom erger ik me er zo aan, maar aan de andere kant, waarom neemt hij niet gewoon een paar tellen de tijd om dat even te doen?

Daarover zit ik na te denken als ik naar de haak aan de muur kijk waar Sigurds koker meestal hangt. Hij gebruikt die om tekeningen van en naar zijn werk te vervoeren, het is een grijze buis van hard plastic met een zwarte riem en hij hangt altijd aan dezelfde haak als hij hem mee naar huis heeft genomen. Ik frons mijn wenkbrauwen terwijl ik de lege haak bestudeer. Hij zou toch direct naar Thomas rijden om de jongens op te pikken? Heeft hij dat niet nadrukkelijk gezegd? En de koker hing gisteravond toch aan het haakje?

Ik heb het altijd buitengewoon lastig gevonden om mijn schouders op te halen bij ongerijmdheden.
Ik heb het altijd buitengewoon lastig gevonden om mijn schouders op te halen bij ongerijmdheden. Ik zie mensen dat laatste doen en benijd hen: hoefde niet langs zijn werk, nou ja, misschien heb ik het verkeerd begrepen. Zou direct naar Thomas gaan, zei hij, goed, misschien heb ik dat niet goed gehoord, misschien moest hij nog snel even iets op zijn werk regelen. Misschien had hij de koker op zijn werk laten liggen en als ik meende dat die daar gisteren hing, had ik eigenlijk eergisteren voor ogen. Het moet zoiets eenvoudigs zijn. De mensen die zich dingen niet goed herinneren, lijken minder achterdochtig, maken minder ruzie. Om mijn huidige verwarring als voorbeeld te gebruiken: ik herinner me, honderd procent zeker, dat we het er gisteren over hebben gehad, toen ik opstond van de bank in onze provisorische zithoek en naar deze hoek in de keuken liep om het bodempje thee uit mijn mok in de gootsteen te gieten, het gebruikte theezakje in de vuilnisbak te kieperen en de mok in de vaatwasser te zetten, herinner me dat ik misschien wel vlak langs het keukeneiland liep waaraan ik nu zit, en tegen Sigurd zei, nou, hoe laat vertrekken jullie morgen? Ik kan me zo Sigurd zo helder voor de geest halen alsof het een foto van hem was, zo eentje met een fantastische resolutie, met miljarden megapixels, zodat elke onzuiverheid van de huid tot in detail wordt weergegeven, herinner me de versleten trui en de broek met gaten die hij ’s avonds vaak aan heeft, dat hij een hand door zijn rommelige krullen haalde, mij met kleine, vermoeide ogen aankeek, alsof ik hem had wakker gemaakt en zei: ‘Eh. Ik ga vroeg weg. Wil om half zeven bij Thomas zijn.’

Ik zei: ‘Half zeven?’

En hij zei: ‘Ja. Dan zijn we er in de loop van de ochtend en kunnen we de hele dag in de bergen doorbrengen.’

Misschien heeft hij er verder niet bij nagedacht en nam hij uit gewoonte de koker mee. Misschien moest hij in de hut nog een beetje werken. Misschien bedacht hij zich en is toch nog even langs kantoor gegaan.

Mijn geheugen onthoudt veel te veel details. Ik herinner me levendig hoe hij eruitzag toen we het erover hadden, dat hij die beige trui aan had met de slechte pasvorm en de zwarte kraag, die eruitziet alsof zijn moeder die voor hem heeft gekocht en dat is inderdaad zo, zij heeft hem gekocht, voor hij mij leerde kennen, heeft hij me toevertrouwd toen ik hem er voor het eerst op durfde te attenderen hoe angstaanjagend lelijk dat ding is. Het is een volkomen onbelangrijk detail, niets wat ik per se moet onthouden. Het is in elk geval niet belangrijk dat ik me herinner dat ik oké zei en me omdraaide en dat toen ik de mok had opgeruimd en naar de bank keek, hij al met zijn laptop op schoot naar het scherm zat te turen, de wenkbrauwen gefronst, de mond halfopen en ik moest de neiging onderdrukken om te zeggen doe eens een lamp aan, je verpest je ogen zo, haal die laptop van je schoot, die is schadelijk voor de kwaliteit van je zaad en misschien hebben we op een gegeven moment zaad van topkwaliteit nodig, zit niet zo in elkaar gedoken op de bank, je krijgt nog pijn in je rug, maar ik zei alleen: ‘Ik ga naar bed. Welterusten.’

Maar het is wel belangrijk om het wezenlijke van al het andere te onderscheiden.
Dat is allemaal onbelangrijk. Maar het is wel belangrijk om het wezenlijke van al het andere te onderscheiden. Als alles onthouden wordt, is het lastiger om het betekenisvolle eruit te filteren, hetgeen je juist móet onthouden. Vanuit het badkamerraam zie ik de eerste cliënt van de dag via de oprit naar mijn kantoor boven de garage lopen. Vera buigt haar hoofd lichtjes voorover als ze loopt, het geeft haar een karakteristieke manier van lopen die heel herkenbaar is, de tred van een meisje van tien dat nog niet helemaal in haar volwassen lichaam is gegroeid. Als je het haar had gevraagd, zou ze zeggen dat ze volwassen genoeg is. Ik houd mijn adem in, volg haar met mijn blik tot ze het kantoor binnengaat. Nog maar drie cliënten, dan is het weekend. Ik voel me uitgeput, al ben ik nog maar net uit bed.

De therapeut

Het huis is leeg zonder haar man. Maar waarom heeft ze het idee dat ze niet alleen is?

Sara is psycholoog en werkt in haar praktijk vooral met getroebleerde tieners. In haar vrije tijd klust ze samen met haar man Sigurd aan het grote huis dat ze van zijn opa geërfd hebben. Het is een onmogelijk project dat veel langer duurt dan ze gehoopt hadden.
Dan verdwijnt Sigurd plots spoorloos, vlak nadat hij een lief berichtje op Sara’s voicemail achterliet. Het grote, half gerenoveerde huis voelt opeens leeg en vijandig. Willekeurige dingen lijken verplaatst te zijn of te verdwijnen, ... lees meer en ’s nachts klinken voetstappen op de lege zolder boven Sara’s slaapkamer.
Wanneer ze hoort dat Sigurd vermoord is, verliest Sara de grip op haar eigen leven. Kan ze haar eigen geheugen en gevoel wel vertrouwen? En is ze nog veilig?

€ 21,99

Helene Flood

Helene Flood (1982) is psycholoog en wetenschapper en volgde bovendien een acteursopleiding. Ze woont in Oslo met haar man en twee zoons. De therapeut is haar debuutthriller, die bij verschijnen de Noorse bestsellerlijsten bestormde, en waarvan de rechten aan meer dan 20 landen werd verkocht. De man van nummer 12 is haar tweede thriller.