De carrière van voormalig Hollywoodlieveling River Lane gaat bergafwaarts. Vastbesloten om opnieuw te beginnen, achter de camera deze keer, neemt ze een documentaire op over het pittoreske stadje Moose Springs, Alaska. Dat zou eenvoudig moeten zijn, maar de bewoners moeten niks hebben van River. Toch wil ze deze documentaire maken en zich bewijzen, wat er ook voor nodig is.
Lees hier de eerste pagina’s van Droomuitzicht van Sarah Morgenthaler!
Er was altijd wat als Easton Lockett lifters oppikte. Het begon goed, maar het ging al snel de verkeerde kant op.
Er was een keer een vent geweest die in zijn pick-uptruck had geplast. En een tiener die had overgegeven. Maar het ergst was nog wel de oude vrouw die hem maar bleef slaan met haar stok totdat hij haar zijn mobiel had gegeven. Je zou denken dat hij na die gewelddadige beroving zijn lesje wel zou hebben geleerd, maar hij remde toch weer.
Het punt was dat als een man als Easton een vrouw met een koffer in de hand langs de weg buiten de stadsgrenzen van Moose Springs in Alaska zag lopen, hij het niet over zijn hart kon verkrijgen om maar gewoon door te rijden. En al helemaal niet als de dichtstbijzijnde telefoon een wandeling van vijftien kilometer over kronkelende bergwegen inhield, en zij de verkeerde richting op liep.
Easton zette zijn oude, vaalrode pick-up naast haar stil en knipte de waarschuwingslichten aan. Voor Easton was het geen punt om over de passagiersstoel heen te reiken en het raampje open te draaien. Met zijn één meter achtennegentig was er maar weinig waar de beroepsbergbeklimmer niet bij kon. Hij wilde haar geen angst aanjagen – een vreemde man die onverwachts naast haar opdook terwijl zij alleen langs de weg liep – dus ging hij voor een vriendelijke glimlach. Door de baard was die weliswaar niet te zien, maar de intentie was er.
‘Kan ik u misschien ergens mee helpen, mevrouw?’
Zodra Easton zijn mond opendeed, draaide ze zich razendsnel naar hem om. Door het gewicht van de koffer helde ze naar één kant over. Ze stak geïrriteerd haar hand op. ‘Echt níét te geloven.’
Voor de duidelijkheid: hij had een fijne ochtend gehad. Lekker wakker geworden, lekker ontbijtje, lekker ritje naar de stad voor een afspraak met zijn vrienden. Lekker ritje naar de Turnagain Arm, een paar kilometer minder hard dan was toegestaan. Het soort ochtend waardoor een man onderuitzakt in zijn stoel en denkt: ja, ik heb mijn leven aardig op de rails.
Doordat ze haar hand in haar zij zette terwijl ze hem nijdig aankeek, wist hij dat zijn leven helemaal niet op rolletjes liep.
Ze keek hem achterdochtig aan. ‘Ik heb het heus wel door, knul. Ik weet maar al te goed waar jij en je hulpjes mee bezig zijn. Jullie zijn ons gewoon aan het pesten.’
Easton stond met zijn mond vol tanden. Over hoe ze er verder uitzag kon hij weinig zeggen, want ze was dik ingepakt. Hij kende werkelijk niemand die begin juli nog een jas droeg. Deze vrouw had zich aangekleed alsof het winter was, laagjes kleding over elkaar, zodat alleen haar neus en ijsblauwe ogen boven een sjaal uit piepten.
‘Mijn hulpjes?’
‘Ondergeschikten, hielenlikkers, de mensen met wie je samenspant. Ik weet het héús wel.’
Eastons stem was wat hoger dan hij had gewenst toen hij zijn mond opendeed: ‘Ik span met niemand samen.’
‘Nee, natuurlijk niet.’ Ze geloofde hem voor geen meter. ‘Weet je, op deze weg is iedereen even behulpzaam en aardig en stoppen ze voor me.’ Ze gebaarde in de richting van Moose Springs. ‘Hadden ze dat daar maar gedaan, want daar was iedereen vreselijk. Ik heb het knooppunt van het kwaad in de vriendelijkste staat van het land ontdekt.’
‘Een knooppunt zou ik ons niet willen noemen,’ wierp Easton tegen. ‘Eerder een zijtak.’
‘Heel fijn. De eerste was een engerd en deze hier is een woordenboek. Wat is er toch mis met deze plaats, Jessie?’
De vrouw zette haar koffer neer. Ze schoof de capuchon van haar jas naar achteren, waardoor er een witte hoofdband, geschikt voor de winter, tevoorschijn kwam, en haar rode haar, dat nat was van het zweet. Als Easton zo dik aan was gekleed terwijl het buiten eenentwintig graden was, dan zou hij ook zweten. Maar hij zou er dan waarschijnlijk niet zo fantastisch uitzien als deze vrouw.
‘Sorry hoor, maar ik heet geen Jessie.’
‘Dat heb ik toch ook niet gezegd?’ Ze keek hem gefrustreerd aan. ‘Wat kan ik voor je doen, nu we toch niet verder kunnen met schieten? Alweer.’
Easton was geen prater, en hij was het niet gewend om uitleg te geven. Maar het was lang geleden dat iemand hem zo had aangekeken en dat was toen hij de favoriete pop van zijn tweelingzusje had gebruikt als natuurkundig experiment.
Easton schraapte zijn keel zodat hij zijn normale, lage stem weer had. ‘Ik zag u langs de weg lopen. Ik dacht dat u misschien wel een lift wou of dat u iemand wou bellen.’
‘Maar natuurlijk,’ zei ze sarcastisch. ‘Maar ik trap er niet in. De weg is staatseigendom en niemand kan ons hier weg krijgen.’
Nee, ze zou het niet snel opgeven. De roodharige schone had haar handen in haar zij gezet en stond hem aan te kijken alsof ze hem alleen al door de kracht van haar dwingende blik aan het praten kon krijgen. En dat zou haar waarschijnlijk nog lukken ook als hij iets verkeerds in de zin had gehad. Maar dat was niet zo, dus zei hij niets. Easton keek haar aan en vroeg zich af hoe de zaak zo snel had kunnen escaleren. Normaal gesproken duurde het wel een paar maanden voordat hij een vrouw zo over de rooie kreeg.
‘Ik heb geen flauw idee waarover u het hebt, mevrouw.’
Ze keek hem met tot spleetjes geknepen ijsblauwe ogen aan alsof ze dwars door hem heen wilde kijken. Uiteindelijk schudde ze zuchtend haar hoofd.
‘Nee, dat heb je geloof ik ook niet. Jij bent waarschijnlijk de enige man vanochtend die geen kwaad hulpje is. Het licht was perfect, weet je,’ klaagde ze, van het ene op het andere moment omslaand van boos naar teleurgesteld. ‘De weg was schitterend, ware het niet dat iedereen maar blééf stoppen.’
Zich ervan bewust dat hij de situatie niet meer in de hand had, koos Easton zijn woorden zorgvuldig uit. ‘Ik kan altijd een stukje achteruitrijden, als u daar wat aan hebt?’
Ze wapperde met haar slanke hand. ‘Nee, dank je. Dat heeft nu totaal geen nut meer.’
Easton vond zichzelf redelijk intelligent, maar hij had werkelijk geen idee waar ze het over had.
Ze hield haar hoofd schuin. ‘Wat? Ik kan je niet verstaan, Jessie. De ontvangst is hier verschrikkelijk slecht.’
‘Jessie. Jessie, ik kan niet… En weg is hij.’ Ze vloekte en stampvoette gefrustreerd, wat gevaarlijk dicht naar schattig neigde.
‘Ik bel wel iemand die u kan helpen.’
Easton hield haar in de gaten terwijl hij zijn draagbare 27 mc pakte en de zender aanzette die de plaatselijke politie ook beluisterde. Zijn bakkie had maar een beperkt bereik, maar Jonah – hoofdagent van de politiemacht van Moose Springs, bestaande uit twee personen – stond erom bekend dat hij vaak de snelweg pakte om even het stadje uit te zijn. Het was een poging waard.
‘Hé, Jonah? Er staat hier een dame op de snelweg pal na Hunt Road die jouw hulp wel kan gebruiken.’
Een gekraak en toen reageerde de politieman. ‘Is het een noodgeval? Er zit hier een eland vast in een schommel die ik moet bevrijden.’
‘Nee, geen noodgeval.’ Easton nam de vrouw op, die terugkeek. ‘Maar ik denk dat er in dit geval iemand moet komen met meer bevoegdheden dan ik.’
‘Eens kijken of…’ Jonah onderbrak zichzelf en mompelde toen: ‘En daar gaat de wip. Ik bel je zo terug, East.’
‘Met wie ben je aan het praten?’ Ze keek hem wantrouwig aan.
‘Een aardige man die je straks naar Anchorage zal brengen,’ zei Easton. ‘Hij brengt je ergens naartoe waar de mensen beter geschikt zijn om je te helpen dan ik.’
‘Ben je gek geworden of zo?’
‘Ik ben anders niet degene die met onzichtbare mensen praat en maar doorgaat over hulpjes, mevrouw.’
‘Ik praat helemaal niet met onzichtbare mensen. Ik heb rúzie met onzichtbare mensen die een andere provider hadden moeten nemen, zoals ik hun had gezegd voordat ik wegging.’ Ze draaide zich om naar de heuvel voor hen en schreeuwde: ‘Zoals ik je had gezegd, Jessie.’
‘Goed dan.’
Ze snoof verachtelijk, pakte haar koffer en gooide die achter in de laadbak, waar hij met een zware dreun neerkwam.
‘Wat zit erin?’ vroeg hij.
‘Stenen.’ De vrouw hees zich op de passagiersstoel en trok de sjaal voor haar mond weg. Ze fronste haar wenkbrauwen toen ze zijn ongelovige blik zag. ‘Wat nou?’
‘Dus u loopt langs de snelweg met een koffer vol stenen en dan denkt u dat ík gek ben?’
Ze lachte zelfgenoegzaam en wees recht vooruit. ‘Zie je die toegangsweg daar op de berg? Kun je me daarnaartoe brengen?’
Dat kon hij uiteraard. Het was echter een smal kronkelend bergweggetje en hij kon zich niet voorstellen waarom iemand die niet in het stadje woonde daarnaartoe wilde gaan.
‘Weet u zeker dat u niet liever naar Moose Springs toe wilt?’
‘Mijn filmploeg is daar en ik kan ze niet meer horen in mijn oortje. Omdat jij en nog vier anderen zoals jij me een lift aan hebben geboden zodat ik de hele ochtend niet kan schieten, moet ik met mijn coproducent praten. Ligt het nu aan mij of is het hier honderd graden of zo?’
Ze begon zich meteen van haar kleren te ontdoen.
Easton vond het normaal gesproken niet echt erg als een aantrekkelijke vrouw haar kleren uit wilde doen waar hij bij was, maar deze vrouw maakte hem zenuwachtig. Terwijl ze de ene laag na de andere verwijderde keek de vrouw rond in zijn truck.
‘Mooie pick-up. Ik hou zelf meer van Dodges, maar die oude Fords vind ik ook altijd wel wat hebben.’
Ja, pick-ups. Easton wilde best over pick-ups praten. Het was een veel beter onderwerp dan de reden waarom ze een koffer vol stenen bij zich had. ‘Deze is nog van mijn vader geweest.’
‘Uit 1982?’ vroeg ze.
‘Nee, uit 1983.’
Zijn passagier trok haar sweatshirt uit, waar een tanktop onder zat. Ze hield vreemd genoeg haar sjaal om. ‘Een pickup is pas een pick-up als er een dubbele lpg-tank in zit, hè? Die dingen zijn toch al zo lekker zuinig.’
‘Best zuinig maar niet heus.’ Ze wapperde met haar hand voor haar rood aangelopen hoofd. ‘Kun je de airconditioner aanzetten? Ik smelt zowat.’
‘Waarom hebt u midden in de zomer dan ook zoveel kleding aan?’
‘Omdat dat vanochtend vroeg met een gevoelstemperatuur van tien graden wel zo lekker was toen Bree mijn microfoontje bevestigde. Maar nu is het stikheet en we hadden al uren geleden klaar moeten zijn.’
‘De airconditioner is stuk.’
Zijn passagier deed gefrustreerd haar ogen dicht en liet haar hoofd tegen de stoel zakken. ‘Tuurlijk. Het is een Ford, hè.’
‘Ik zal de volgende keer een betere pick-up meenemen,’ mompelde hij.
Ze deed één oog open en grinnikte. Hij had nog nooit een vrouw zo lief zien grijnzen.
‘Als er ooit een volgende keer komt,’ zei ze speels. ‘Ik lok je dus wel het bos in, hè.’
Ja hoor. Het gebeurde weer. Er ging altijd iets verkeerd. Achteraf gezien had River Lane zich beter in kunnen houden. Als ze dat had gedaan, was ze wellicht niet zonder erbij na te denken ingestapt bij die man wiens hoofd bijna het dak van zijn pick-up raakte.
De actrice die regisseuse was geworden, was opgegroeid op een ranch in Wyoming en ze was gewend aan lange mannen. Er waren altijd wel lange, gespierde cowboys in de buurt die hun best deden om niet op haar tenen te trappen. Maar zo’n lange en gespierde man had ze nog nooit gezien. Zijn bovenarmen waren nog dikker dan haar bovenbenen en zijn schouders waren even breed als die van anderhalve normale man. Hij had een volle baard van zo’n vier centimeter die iets donkerder bruin was dan zijn hoofdhaar. Zijn haar was glad en glanzend en lang genoeg om in een knotje te worden gedragen. Het stond hem zo sexy dat de jongens in Los Angeles er jaloers op zouden zijn.
Zijn zwarte T-shirt en versleten en verschoten spijkerbroek hadden een model niet beter kunnen staan. Maar als je naar zijn gedragen werklaarzen keek, dan wist je dat deze vent het echte werk was.
‘U zit naar mijn voeten te kijken.’
Hij trok sceptisch één wenkbrauw op. Hij bleef haar handen in de gaten houden, alsof hij verwachtte dat ze een pistool tevoorschijn zou halen.
‘Ik ga je niet beroven hoor,’ zei ze zuchtend. Vol ergernis omdat hij langzaam de snelweg op reed.
‘U hebt tennisschoenen aan,’ zei hij.
‘Ja, en?’
‘Wat kunnen we daar dan aan aflezen?’
‘Dat ik er genoeg van heb dat iedereen zo onuitstaanbaar is. Jessie? Hé, kun je me horen?’
Hij bleef vanuit zijn ooghoek naar haar kijken en niet vol waardering.
Ze trok de sjaal van haar hals en zwaaide ermee. ‘De microfoon zit in de sjaal. Hij is zo klein dat niemand het ziet, ook de bemoeials niet.’
‘Bemoeials?’
‘De mensen die afremmen om te zien wat er aan de kant van de weg allemaal gebeurt,’ legde River uit.
‘Mevrouw…’
‘Zeg maar gewoon River, hoor. Daar moet je naar rechts.’
‘Ik ben geen bemoeial. Ik ben iemand die zich zorgen maakt om mensen en ze graag de helpende hand toesteekt.’ Zijn zware stem klonk als rotsen die langs een helling naar beneden rollen. ‘Maar daar krijg ik hoe langer hoe meer spijt van. Laat me die sjaal eens zien.’
‘Nee, hij zit nu net goed.’
‘Ik ga pas het bos met u in, als ik hem te zien krijg.’
Ondanks een vreselijke ochtend moest River erg lachen omdat hij zo wantrouwig was. ‘Ben je nou bang voor me? Jij, voor mij?’
River probeerde zich voor te stellen hoe een vrouwelijke versie van deze man eruit zou zien. ‘Je hebt maar een enge stamboom.’
‘Dat vind ik nou ook, mevrouw. Nou, wat die headset betreft…’
Hij zei vast expres ‘mevrouw’, en anders was hij wel een ongelooflijke sufkop. River sloeg haar ogen ten hemel en haalde voorzichtig de headset uit de sjaal. Ze liet hem heen en weer slingeren. ‘Zie je?’
Warme bruine ogen keken haar aan en niet naar de weg. En ook al waren het de mooiste ogen die River ooit bij een man had gezien, ze was niet van plan om aan de kant van de weg te sterven omdat hij tegen een boom aan was gereden
Sarah Morgenthaler is geoloog en enthousiaste wetenschapsnerd. Ze heeft een asielhond, pitbull Sammy. Als ze niet aan het schrijven is, dan maakt Sarah graag wandeltochten door de nationale parken, samen met haar man. Ze was twee keer een Golden Heart Finalist en won de Nola Stars Suzannah Award voor haar romantische fictie.
Toen Graham Barnett zijn eetcafé de Tourist Trap noemde, was dat bedoeld als grapje. Nu zit hij vast aan een eindeloze stroom toeristen, die hem allemaal irriteren. Zelfs de enige die rustig aan een tafeltje zit met haar boek… Twee weken in Alaska is niet de top van Zoey Caldwells bucketlist. Het is haar volledige…
Lana Montgomery is alles wat het gemoedelijke stadje Moose Springs niet kan waarderen: een rijke socialite die denkt dat ze alles wel even kan veranderen. Maar Lana is vastbesloten om te bewijzen dat ze hier thuishoort. Zelfs als ze daarvoor haar hakken moet inruilen voor sneeuwlaarzen en op jacht moet naar een op hol geslagen…