De onderwerping van Philipp Blom onderzoekt het idee dat de mens de natuur kan en zou moeten onderwerpen, en de gevolgen van dit idee op de geschiedenis en de toekomst.
‘Onderwerp de aarde.’ Ongeveer drieduizend jaar geleden legde de auteur van het bijbelboek Genesis deze woorden in de mond van de schepper. Zo werd het idee geboren dat de menselijke soort een bijzondere plaats op aarde inneemt en daarmee het recht heeft om de planeet genadeloos te exploiteren. Een idee dat zich de eeuwen erna ontwikkelde en verspreidde over de wereld. Wie zich ertegen verzette kreeg te maken met kolonisators en uitbuiters die zich beriepen op hogere machten die het nu eenmaal zo bepaald hadden.
In deze universele geschiedenis van de mens en zijn omgeving vertelt Philipp Blom het verhaal van de onderwerping van de natuur, waarvan de negatieve gevolgen steeds duidelijker zichtbaar worden. Alleen als de mensheid zich kan ontdoen van het waanidee boven de natuur te staan, heeft ze een kans van overleven.
Lees hier al de proloog.
PROLOOG
Koop mij een wolk
‘Ik heb groot respect voor mijn materiaal. Alsof het zelf een levend wezen is. Het meeste is door de mensen bedacht. En we moeten het weer aan het vertellen krijgen. Niet de auteur vertelt, zoals we vroeger altijd met de paplepel ingegoten kregen. Alle mensen en gebeurtenissen vertellen.’
– Alexander Kluge
Kijk naar de hemel, naar de oneindigheid en daaronder het hoge samengaan van tumultueuze wolken. Wat de strook land eronder ook te bieden heeft, een Alpenpanorama, de dagelijkse file op Sunset Boulevard, een industriële ruïne, oceanen door stormen geteisterd, korenvelden of glinsterende wolkenkrabbers: ginds boven waait de wind vrij, daar moeten ook de gedachten vrij zijn in steeds nieuwe gedaanten. Daar moet de laatste wildheid heersen.
Schilders zijn van oudsher verliefd op wolken, op de stormachtige metamorfosen ervan, op de plasticiteit der vormen, het spel van licht en schaduw, en de dramatische stemmingswisselingen die binnenvallen als plotseling de zon verdwijnt of als een openbaring door de torenhoge loden massa’s breekt.
De grootste wolkenvirtuozen waren de Hollanders die rond het midden van de zeventiende eeuw hun eigen stemming begonnen te zien in de verscheurdheid en de poëzie van hemelse landschappen, alleen al omdat de aardse landschappen hun niet veel te bieden hadden: amper een heuvel, laat staan dramatische toppen en ravijnen, majesteitelijke rivieren of panorama’s. Alles was er vochtig en klein, bruinig met grijs, zonder grote accenten, klassieke ruïnes of andere bronnen van verheven huivering. De mensen daar waren boer of haringvisser. Het land was een streep aan de horizon, alleen onderbroken door wat bomen of een rij windmolens. Grote delen van dat landschap waren geschapen door mensenhand; niet alleen de velden, waarvan de randen als met een liniaal getrokken waren, ook de grachten en de steden, überhaupt het land zelf, dat aan de Noordzee afgedwongen was door ingenieurs, dijkgraven en het harde werk van anonieme armen. ‘God heeft de aarde geschapen,’ zegt een oude zegswijze, ‘en de Hollanders hun eigen land.’ Aan zelfbewustzijn heeft het hun niet ontbroken.

Maar de schilders zochten meer dan de afgepaste productie-eenheden van tuinderijen en weilanden met koeien. Hun opdrachtgevers, de patriciërs van Amsterdam en andere handelscentra, wilden visuele voorstellingen van hun levensgevoel en hun ideeën. Het waren strenge protestanten, die meenden dat ze God direct rekenschap verschuldigd waren. Zonder biecht en absolutie waren ze geheel op hun geweten teruggeworpen. De kunstenaars van die tijd projecteerden dat drama in de natuur. Linnen waarop een boerderij of een klein bos te zien is, vormen het podium voor psychologische drama’s, waarbij de wolkenmassa’s de uitbeelding zijn van de storm aan emoties en de innerlijke strijd.
In de hemel herkenden Rembrandt, Ruysdael en hun collega’s de laatste wildernis van een opgeworpen, afgemeten en in stroken geknipte wereld. De zee, de eeuwige voeder en eeuwige vijand van alle kustvolken, vertegenwoordigde de natuur die zich niet liet bedwingen en waarvan de kracht gerespecteerd moest worden, als je leven je lief was. Maar de zee was altijd ook de bron voor vis en handelswaar, werk en carrière. Bij alle ontzag was er een pragmatische relatie met de Noordzee. De hemel was de laatste plek waar de stormen van de ziel konden worden uitgebeeld.
*
1 juli 2021: honderdjarig jubileum van de Communistische Partij van China. Een eregarde marcheert ten overstaan van zeventigduizend genodigde en geüniformeerde gasten en zesenvijftig stuks geladen artilleriegeschut over het Plein van de Hemelse Vrede en door een reusachtige poort, die gekroond is met de getallen 1921 en 2021 en een gouden hamer en sikkel. De soldaten bewegen zich met de bij elke hoek exact afgepaste discipline van één enkel lichaam, het metaal van hun geweren glinstert in de zon, hun blik is strak naar voren gericht, naar een glorierijke toekomst. Bij het hijsen van de nationale vlag schieten de kanonnen honderd saluutschoten af. De Communistische Jeugd en de Jonge Pioniers betuigen de partij bij een reusachtig portret van Mao Zedong enthousiast hun dankbaarheid. De jonge mensen dragen in hun linkeroor kleine oordopjes zodat ze de spreekkoren en partijlofzangen perfect gesynchroniseerd kunnen scanderen, niets is er aan het toeval overgelaten. Helikopters vliegen in een formatie van ‘100’ over het plein.
Ver van die plechtigheid en de overal aanwezige posters, vlaggen en lichtreclames voor het jubileum van de partij gaat het normale chaotische leven van de stad verder. Een voor veel inwoners aangenaam bij- effect van de officiële plechtigheden is dat de drukkende stolp van smog, die normaal het ademen bemoeilijkt, dunner geworden is. De hemel straalt blauw en hoewel de foto’s van die dag duidelijk een geel-grijze nevel boven de huizen te zien geven, zijn het zicht en de luchtkwaliteit toch veel beter dan op andere dagen, omdat vooral sterk vervuilende fabrieken in de omgeving van Peking enkele dagen vóór de plechtigheid hun productie hebben moeten verminderen.
Maar internationale wetenschappers vonden voor het mooie weer op die feestelijke dag nog een andere oorzaak: de regering had zich bediend van een technologie waarin ze de laatste jaren enorm veel geld had geïnvesteerd: cloud seeding. Daarbij worden zilverjodide of andere chemicaliën door vliegtuigen op wolken gesproeid om daar de vorming van druppels te stimuleren en zo op de gewenste plek het uitregenen van wolken te provoceren. Door de kunstmatige regen op de voorafgaande dag was de lucht gereinigd en de hemel boven het Plein van de Hemelse Vrede was bijna blauw. Ook bij de Olympische Spelen van 2008 had cloud seeding al fraaie televisiebeelden opgeleverd.
Volgens officiële Chinese gegevens is alleen tussen 2012 en 2017 meer dan tweehonderd miljard kubieke meter water kunstmatig uitgeregend, en artillerieprojectielen met jodide hebben in 2019 reusachtige hagelschade verhinderd. Doel is om het veranderen van het weer verder uit te breiden, tot een gebied bestreken wordt dat anderhalf maal zo groot is als India, om landbouwkundige productiecijfers en propagandistische gebeurtenissen te beschermen.
*
‘Ik, Noa Jansma, verkoop wolken,’ deelt een jonge Nederlandse kunstenares op haar website mee. In economische taal legt ze haar project uit:
De delving: de wolken worden mijn eigendom. Volgens de bezettingstheorie van Jean-Jacques Rousseau maak ik me er meester van door er een grens omheen te trekken voordat iemand anders dat doet. Ik heb kunstmatige intelligentie getraind dat voor me te doen.
De UR (unique registration): volgens de arbeidstheorie van John Locke moeten mensen met de wolken interageren om ze tot hun eigendom te maken. Ik heb een installatie gebouwd waarin mensen op het gras kunnen liggen en naar geprojecteerde voorbijdrijvende wolken kunnen kijken. De wolken worden naar hun eigenschappen geprijsd (in euro’s) en er wordt een QR-code aan toegevoegd. Als de toeschouwers die QR-code met hun mobiele telefoon scannen, betreden ze de wereld van de virtuele speculatie. Als deel van de interactie delen ze hun data (een selfie en hun naam) met de wolk en krijgen ze een certificaat.
Het US (universal system): na betaling krijgen de eigenaren een certificaat, dat ook in een onlinekadaster wordt opgeslagen. De gekochte wolken drijven met hun koopprijs in de virtuele ruimte. Geïnspireerd door kapitalistische krachten kunnen in het kadaster grote wolken kleine wolken opvreten en op hun kosten groeien.
De pandemie heeft Jansma’s project noodgedwongen veranderd in een onlinegebeurtenis. Niettemin ziet ze midden in de catastrofe juist voor Buycloud een ondubbelzinnige kans: ‘Nieuwe studies voorspellen dat bij oplopende emissies weldra geen cumuluswolken meer zullen bestaan. Dat zal leiden tot een temperatuurstijging van acht graden Celsius – rampzalig voor de planeet, maar uitstekend voor de wolkenmarkt. De aanschaf van een wolk wordt een poëtische maar stabiele investering.’
Het lachen vergaat de investeerders af en toe, maar de kunstenares wil haar ideeën nog iets verder opschroeven. Haar inspiratie haalde ze uit de geschiedenis van de Europese onderwerping van andere continenten, legt ze uit: ‘Toen in de vijftiende eeuw westerse “ontdekkers” het land bezochten dat we tegenwoordig Amerika noemen, zeiden ze tegen de oorspronkelijke inwoners dat ze hun land wilden kopen. De oorspronkelijke inwoners waren in de war. Hun land? Kopen? Hun woordenschat kende geen woord of begrip voor het eigendom van natuurfenomenen.’ De wolken als laatste nog niet gekoloniseerd fenomeen wachten erop eindelijk op de mondiale markt gebracht te worden.
*
Wolken – het laatste ongetemde deel van de natuur? Dat zijn zij, de permanent veranderlijke wolken, uitsluitend in onze voorstelling. Het ontstaan ervan wordt allang door de opwarming van de aarde versneld, ze worden geobserveerd, ingedeeld, gevolgd, geanalyseerd, chemisch gemanipuleerd en niet alleen in een kunstproject voorzien van prijzen en tot voorwerp van speculatie gemaakt: toekomstige opties op de oogstopbrengsten van afzonderlijke landbouwkundige commodities en daarmee ook weddenschappen op het weer in de oogsttijd zijn allang normaal. Met wolken kan veel geld verdiend worden.
Wie lang genoeg naar een landschap (in het Engels fraaier skyscape genoemd, of zelfs cloudscape) van cumuluswolken kijkt, een veld van ranke cirrus in het licht van de ondergaande zon, of een dreigend loden onweersfront, kan er niet aan ontkomen hypnotisch opgezogen te worden door hun onuitputtelijke fantastische variaties op een thema. Er doemen gezichten en gestalten op, draken vechten met elkaar, wonderlijke creaturen, dreigende rotswanden rijzen op, zonnestralen snijden dwars door donkere muren heen of verlichten een scène als in een barokke opera. Geen landschap kan grandiozer zijn dan de bergen en ravijnen van die hoog oprijzende hersenschimmen. Als bij de aanblik van stromend water of de branding of vuur kan het bewustzijn geheel meegesleept worden door die stroom, en er uiteindelijk in verloren gaan.
Het is die chaotische, ongrijpbare, voortdurend veranderende aard van de wolken die het hun mogelijk heeft gemaakt zich zo lang aan de heerschappij van de mensen te onttrekken. Ze behoorden altijd al aan de goden toe, die hen naar hun wil konden samenballen of uit de hemel verbannen, waarin ze zich konden verbergen en van waaruit ze hun bliksems slingerden.
Maar nu slimme ondernemers en zelfbenoemde dromers allang plannen maken om de planeet, waarop de mensheid zich recent heeft gedragen als een rockband in een hotelsuite, gewoon achter zich te laten en met een kosmische ark van Noah de eigen verwoestende instincten en bezitsaanspraken naar andere delen van de melkweg te brengen, is ook de ruimte van de wolken allang gekoloniseerd. Alleen in de hoeken en gaten van de voorstellingskracht die nog niet door commerciële belangen in bezit genomen of verdoofd zijn, kunnen de wolken hun magie nog aanzwellend en verwaaiend aan de hemel veraanschouwelijken – een herinnering aan de omstandigheid dat alles wat deel van de natuur is, is opgenomen in een voortdurend stromen en onmogelijk vastgelegd kan worden.
Het getemde land onder de wolken en de zucht naar steeds nieuwe veroveringen in de stratosfeer zijn de uitdrukking van een collectieve waan, het volkomen ontketende idee namelijk dat de mens buiten en boven de natuur staat en haar kan en moet onderwerpen. Dat mensbeeld beschouwt zichzelf als verheven boven dieren en andere levende wezens, ziet de natuur als coulisse van zijn eigen ambities en als opslagplaats van grondstoffen. Vanuit die bevoorrechte positie maakt hij zich op om de wereld geheel aan zijn wil te onderwerpen.
Dat mensbeeld beschouwt zichzelf als verheven boven dieren en andere levende wezens, ziet de natuur als coulisse van zijn eigen ambities en als opslagplaats van grondstoffen.
Om die eerzucht heen fladdert een faustische waanzin. Maar tegelijkertijd is die waan van de overheersing van de natuur zo alomtegenwoordig en allesdoordringend dat het moeilijk valt voldoende afstand te scheppen om hem te zien met al zijn groteske en fascinerende gezichten, maskers en fratsen, die ook de wolken per slot van rekening alleen tonen als je er niet middenin zit, maar ze vanuit de verte bekijkt.
De onderwerping van de natuur is allang mondiale praktijk geworden. In samenlevingen die zichzelf graag als verlicht zien en ook vaak een christelijke traditie kennen, is die waan bijzonder diepgeworteld in natuuropvatting en mensbeeld. In families en scholen wordt hij doorgegeven, hij is als patroon terug te vinden in verhalen, films en videogames, in wetten, opmerkingen en zelfs grappen, van waaruit de sociale wereld zich aan het individu voordoet als drager van diezelfde verhoudingen.
Die onderwerping bepaalt de wereldvisie en het zelfbeeld van veel samenlevingen die zich op een gemeenschappelijke erfenis beroepen. Vanuit hun perspectief doet de geschiedenis zich voor als uitbreiding van de beschaving en ontwikkeling van de vooruitgang, die door toeval of de voorzienigheid zijn hoogste uitdrukking vindt in de eigen manier van leven of een sterk daarop gelijkende. De vooruitgang van nomadendom naar akkerbouw, naar stadsculturen, schrift en geld, wiel en spoorwegen, mensenrechten, liberale democratieën en mondiale markten lijkt in een niet-aflatend tempo door te gaan.
Zo althans hebben waarnemers het in het zogenoemde Westen na de ineenstorting van de Sovjet-Unie beschreven, maar de geschiedenis heeft diverse wendingen genomen. De eschatologie van de liberale democratieën en de liberale markten is enerzijds gevolgd door de techno-toekomst van Silicon Valley, dat hetzelfde oude verlangen in nieuwe kleren hult en het voorstelt als transhumanisme, als het zich vestigen op verre planeten of als heerschappij van de Kunstmatige Intelligentie.
Op andere gebieden is dat narratief stukgelopen op de werkelijkheid, van de klimaatramp tot en met het openbarsten van postimperiale wonden en vernederingen, van het Midden-Oosten tot in Oekraïne. Achter die overduidelijke conflicten razen de minachting van natuurlijke systemen en de daarmee verbonden instorting van de biodiversiteit op de voorspelbare catastrofe af. In plaats van een hemels Jeruzalem doemen op middellange afstand een Sodom en Gomorra op.
Het getemde en overheerste land, de onderworpen planeet, blijkt overvraagd door zoveel willekeurige en plotselinge manipulatie. Organische verbindingen, die in miljoenen jaren zijn ontstaan en in de aarde zijn opgeslagen, werden binnen enkele decennia de atmosfeer in geblazen: hun energie wakkerde de bliksemsnelle opkomst van een species aan tot een ongekende macht.
Maar vanuit het perspectief van de ecologische systemen kent die opkomst een prijs: verfijnd op elkaar ingespeelde levenscycli storten in, chemische samenstellingen en temperaturen van oceanen en atmosferen veranderen, oceanische stromingen en bergwinden veranderen van richting, poolijs smelt, regenwouden verdwijnen, zeespiegels stijgen, de biodiversiteit stort in. Het hemelse Jeruzalem is nog onbewoond maar allang klamvochtig.
Die natuurlijke processen verlopen zoals wetenschappers hebben voorspeld, maar wel veel sneller dan in veel modellen was berekend. Daarom moeten we erop voorbereid zijn dat ook de volgende stadia van de opwarming van de aarde net zo zullen verlopen als berekend is, maar het potentieel aan verdringing, ontkenning en politieke instrumentalisering is zo enorm dat de naakte, voor de hand liggende en waarneembare waarheid niet zal worden erkend.
Zo voltrekt zich de ramp voor ons aller ogen. Maar homo sapiens is geen bijzonder belangrijk organisme en hij zal het lot van de planeet waarop hij huist slechts tijdelijk beïnvloeden, ervoor en erna regeren de microben, waarvoor zoogdieren weinig meer zijn dan drager-organismen. Maar homo sapiens – op het toneel van de evolutie is dat idee niet gespeend van ironie – ziet zichzelf als middelpunt, als maat der dingen, als heerser van de natuur. Hij meent daadwerkelijk dat alle levende wezens voor zijn weergaloze majesteit in het stof vallen.
Een nuchtere blik ziet homo sapiens als een primaat die zichzelf hopeloos overschat, een onbeduidend deel in een systeem van systemen dat in de westerse traditie met ‘natuur’ wordt aangeduid, een biologische nieuweling die op het ogenblik de cyclus van alle innovatieve species lijkt te doorlopen: maximale uitbreiding, uitputting van de hulpbronnen, gevolgd door een ineenstorting. Die weg is ook het Romeinse Rijk gegaan.
De onderwerping van de natuur speelt in het drama dat zich ontvouwt een sleutelrol, zij het een andere dan verwacht. Ze is allang deel van het weefsel geworden waarin onze samenlevingen denken en handelen. Ze lijkt een vanzelfsprekend deel van het menselijk leven te zijn, terwijl het succes ervan nooit zeker is geweest; haar carrière verloopt avontuurlijker dan die van veel romanhelden. In een zeer beperkte geografische en culturele omgeving is het idee van de onderwerping van de natuur eeuw na eeuw meer geworteld geraakt, en is toen een nieuw en oneindig veel machtiger leven begonnen. Met de schepen, boeken en kanonnen van de Europeanen werd het over de wereld verspreid, de verlichters verklaarden de absolute overheersing van de natuur tot de voornaamste opgave van de mens, wetenschappers en ingenieurs zetten schijnbaar reuzenstappen op weg naar een glorieuze toekomst, kapitalisten en communisten maakten er in even sterke mate hun staatsraison van en verklaarden letterlijk de oorlog aan de natuur.
Een nuchtere blik ziet homo sapiens als een primaat die zichzelf hopeloos overschat, een onbeduidend deel in een systeem van systemen dat in de westerse traditie met ‘natuur’ wordt aangeduid, een biologische nieuweling die op het ogenblik de cyclus van alle innovatieve species lijkt te doorlopen: maximale uitbreiding, uitputting van de hulpbronnen, gevolgd door een ineenstorting.
In dit boek probeer ik de verbazingwekkende geschiedenis van dat waanidee na te gaan, van de geboorte ervan in de dageraad van de schriftelijk vastgelegde beschaving tot en met het sterven ervan als gevolg van de klimaatcrisis.
*
Buiten de ‘westerse’ traditie is het beeld heel anders. Er bestaan nauwelijks andere samenlevingen waarvan de mythen en verhalen overgeleverd en ontsloten zijn en die tegelijkertijd de mens als heerser over de natuur zien, verheven boven wat er kruipt en krioelt aan zijn voeten, ertoe uitverkoren haar te onderwerpen en de geschiedenis te voltooien.
In de Chinese filosofische tradities bijvoorbeeld staat centraal dat de weg, de dao, aangeeft hoe en waarheen de natuur gaat en dat mensen die weg kennen en het evenwicht moeten leren respecteren (zoals we later zullen zien gebeurt dat echter ook allemaal niet zo idyllisch als het op het eerste gezicht lijkt). De Azteken zagen zichzelf als slaven van tirannieke en incompetente goden, die hen in alle natuurverschijnselen tegemoet traden en die alleen met overdreven bloeddorstige mensenoffers in een goed humeur konden worden gehouden.
De Aboriginals in Australië zien zichzelf als voetreizigers over de droompaden van hun voorouders, die hen vertrouwelijk met hun land verbinden en een spirituele geografie vormen. Het volk van de Jívaro in Ecuador weet dat het een volk van rovers is dat in oorlog met de natuur leeft en met geweld of via list neemt wat het van de alomtegenwoordige vijand buit kan maken. Voor de Nieuw-Zeelandse Maori en hun Polynesische voorvaderen is de natuurlijke wereld vol dingen en plekken die voor iedereen of alleen voor bepaalde mensen tāpuu zijn, taboe, en die niet aangeraakt, gegeten of betreden mogen worden.
In de Shinto-traditie van Japan ligt de hoogste esthetische perfectie en de grootste wijsheid in de meditatieve identificatie met natuurlijke en vergankelijke vormen en processen. Mensen van het volk van de San in Botswana en Namibië weten dat ze verwanten van dieren en bomen zijn en dat hun voorvaderen in stenen en zelfs in de wind kunnen wonen. Het is makkelijk over dat soort ideeën te glimlachen als poëtisch naïef, maar culturen als die van de San hebben het meerdere millennia achtereen voor elkaar gekregen in een betrekkelijk stabiele verhouding met hun natuurlijke medemensen te leven. Het westerse model is binnen enkele eeuwen, misschien zelfs wel binnen enkele decennia, op zijn grenzen gestuit.
Dit soort wereldvisies (en het zijn er maar een paar, willekeurig gekozen) verschillen sterk van elkaar en brengen heel verschillende mensbeelden en handelingspatronen over. Ze ontstonden in culturen met heel verschillende niveaus van technologische ontwikkeling en sociale complexiteit, onder heel verschillende klimatologische omstandigheden en als reactie op diverse uitdagingen. Maar wat ze gemeen hebben, is dat ze mensen als deel van een gesloten systeem zien.
Veel tradities kennen de mens een bijzondere positie toe, zoals ook Dipesh Chakrabarty beschrijft,5 maar in geen van die vele wereldbeelden duikt het waanzinnige en adembenemend narcistische idee op dat de mens boven de natuur staat en niet alleen andere mensen en territoria maar de natuur zelf onder de knie kan dwingen, door gebeden of door technische arsenalen en een wetenschappelijke binnendringing van de laatste geheimen van de kosmos.
Lang is dat idee slechts een onder vele geweest, de waan van de onderwerping van de natuur concentreerde zich op de eerzuchtige fantasieën van enkele monniken en geleerden in Europa, een deel van de wereld dat na de ineenstorting van het Romeinse Rijk in anarchie was vervallen. In andere delen van de wereld ontwikkelden er zich culturen met andere ideeën over de wereld en ongetwijfeld ook andere collectieve waanideeën. Sommige samenlevingen en hun verhalen leefden overwegend geïsoleerd, andere stonden voortdurend in contact met elkaar door migratie, handel en oorlog. Maar geen van de culturele wereldopvattingen slaagde erin zich over de hele aardbol te verspreiden.
In de vijftiende eeuw ontstaat er een razensnelle historische dynamiek die dat evenwicht verstoort. Binnen enkele generaties wordt het narratief van de natuurbeheersing en de onderwerping geglobaliseerd, door de koloniale machten meegenomen en verspreid, overgenomen en vaak versterkt door rebellen en vrijheidsstrijders, in de hand gewerkt, bezongen en voltrokken door kerken, communisten en kapitalisten. In dat proces werden andere wereldopvattingen als verouderd gebrandmerkt en bestreden, terwijl het evangelie van de wetenschappelijke beheersing van de natuur in dienst van de mens, de economie en de vooruitgang in vele miljoenen hoofden werd gestampt en desnoods met pantserbrigades werd doorgedreven.
Tegenwoordig is die waan zo endemisch en met zeer fijne haarwortels zo diep tot in het laatste hoekje van ons bewustzijn en ons mensbeeld binnengedrongen dat het voor veel mensen letterlijk onmogelijk is zich de wereld voor te stellen vanuit een andere invalshoek. De geschiedenis van die ongekende waan is een mogelijkheid kritisch afstand te nemen tot dat idee, dat in veel opzichten de matrix van de westerse natuuropvatting vormt.
Daarom lijkt het de beste weg het idee van de onderwerping van de natuur niet als een entomoloog op te prikken en te classificeren, maar het gehele proces van het ontstaan ervan te beschrijven, te observeren hoe het zich ontvouwt, nieuwe geesten en gemeenschappen infecteert, voor zijn overleven strijdt, verandert en triomfeert, vanaf het begin ervan in Mesopotamië tot en met de mondiale heerschappij en de langzame teloorgang ervan. Uit die ineenstorting ontstaat een filosofische revolutie die groter is dan de copernicaanse: de radicale herontdekking van de mens als deel van de natuur. Dat intellectuele avontuur zal in deel III van deze geschiedenis terugkeren.
De mens als deel van de natuur ontstaat als de geschiedenis van de natuuroverheersing op haar kop wordt gezet (Marx zou zeggen: van het hoofd op de voeten). In plaats van homo sapiens als heerser van de schepping op te vatten is het ook mogelijk hem te zien als een dier dat in alle mogelijke verbanden verwikkeld is, een knooppunt in een eindeloos complex vlechtwerk van veranderende situaties, als een wezen met minder macht en wilsvrijheid dan het zichzelf vleiend toeschrijft.
Wie handelt er dus eigenlijk, vanuit dat perspectief gezien? Hoe belangrijk zijn in dat complexe beeld de verhalen die samenlevingen in hun collectieve en individuele innerlijke theaters het podium op sturen en die hun handelen moeten leiden? Kunnen collectieve ideeën en verhalen een actieve rol spelen in de geschiedenis, of zijn het alleen maar passieve hersenspinsels? Handelen mensen met andere woorden meer als vrije individuen of meer als deel van een collectieve sfeer, van een gemeenschappelijke culturele horizon, vanuit het drama van hun innerlijk theater?
Misschien is het interessant om ook de waan van de onderwerping van de natuur en daarmee elke collectieve waan, elk verhaal dat een gemeenschap zichzelf vertelt, als een niet-biologische, maar in elk geval wel levensverwante actor op te vatten, die zich met een bepaalde bedoeling en creativiteit zijn eigen weg baant, die zich aanpast en verandert en strategieën bedenkt om zich verder te verspreiden en meer geesten te infecteren, zoals een virus doet, en daarmee de evolutie zelf. Zo gezien is de onderwerping een evolutionaire dynamiek die gebruikmaakt van mensen, zoals ook schimmels en microben het doen in de grote dans van verweringen en afhankelijkheden die we ‘het leven’ noemen. De waan als handelende persoon: dat in zekere zin evolutionaire perspectief schept de nodige analytische afstand om de geschiedenis ervan überhaupt te kunnen vertellen.
*
Het passieve deel bij al dit nadenken over de verhouding van mens en natuur speelt de natuur, die ik ‘natuur’ wil blijven noemen, hoewel beide begrippen in de loop van deze overdenkingen zullen vervluchtigen. De moeilijkheid van het nadenken ligt al in dat ene woord ‘natuur’ besloten, waarvan je toch zou denken dat meteen duidelijk is wat er bedoeld wordt; maar al bij eerste navraag komt er twijfel op en weet niemand hoe een gesprekspartner het begrip opvat.
Alleen om de betekenishorizon wat open te breken en wat licht te werpen op dat woord in zijn complexiteit, zij eraan herinnerd dat het woord ‘natuur’ altijd al een verschil met zich meebrengt. Natuur staat tegenover cultuur, het een definieert het tegendeel van het ander, maar tegelijkertijd zijn ze van elkaar afhankelijk; Bruno Latour beschrijft ze als ‘Siamese tweeling, die teder voor elkaar zijn of elkaar met hun vuisten te lijf gaan, terwijl ze dezelfde romp blijven delen’.
Afhankelijk van de ideologische dispositie krijgt de hiërarchie tussen cultuur en natuur verschillend gestalte. De natuur is onaangetast en is uit zichzelf afkomstig (of door goddelijke tussenkomst), de cultuur is door mensen gemaakt en is hun eigenlijke bestemming. De mens staat tussen natuur en cultuur. Zijn historische missie ligt in de emancipatie uit de natuur en het scheppen van een hogere cultuur, de grondslag van zijn vrijheid en zijn bevrijding van zijn aardse banden.
Dit ietwat overtrokken narratief wordt weerspiegeld in een kunstgenre dat in een periode tot leven kwam toen de relatie tussen mensen en de natuur radicaal veranderde: stillevens, die vooral in de Nederlanden van de zeventiende eeuw populair werden. Een klassiek stilleven – een schilderij met een boeket bloemen of een bord met vruchten, of keukeningrediënten inclusief wild en vissen – is nooit de uitbeelding van een natuurlijk zich voordoend tafereel, maar een zorgvuldig arrangement van verschillende delen volgens een morele ordening. En een stilleven is nooit levend. Het Franse woord ervoor is nature morte, dode natuur.
Een stilleven ordende de natuur niet alleen – het voorzag haar ook van een morele inhoud, veranderde natuurlijke dingen als bloemen en vruchten in zuivere codetekens van een goddelijke ordening. Elk boeket toonde afgesneden bloemen waaraan het sterven in schoonheid inherent was, en een vrucht op het hoogtepunt van zijn rijpheid, vlak voordat het tot verrotting overgaat, al omgonsd door de eerste vliegen. Een kaars zou weldra opbranden, een bloemblad is snel verdroogd, een glas raakt snel leeg, een fluit wordt door de vergankelijke adem tot een kort en melodisch leven gewekt – en wat de terugkerende dodenschedels, rekeningenboeken (het was een land van handelaren) en religieuze traktaten betreft, is elke interpretatie overbodig. De natuur werd een moreel spektakel, een ruimte voor een opvoering van de menselijke sterfelijkheid en van een verlangen naar transcendentie.
Dat soort denken, constateert Bruno Latour, leidt tot structurele schizofrenie: ‘Maar juist die ontoelaatbare generalisering leidde tot de vreemde handelwijze om aan een objectief en langzaam verklaard element van de wereld het leven te ontzeggen, en een subjectief, bewust en vrij verklaard element met leven te overladen.’ Het ervaringscontinuüm van natuur/cultuur, waarbinnen het menselijke bewustzijn bestaat, wordt opgesplitst in een individuele, subjectieve, ‘overbezielde’ cultuur, en in de schaduw ervan, een ontzielde, geobjectiveerde natuur. Het een bepaalt het ander.
De op afstand gezette ‘natuur’ wordt enerzijds een verstomd middel en een economische externaliteit, maar anderzijds een stilleven, een landschap, een toeristisch decor, kitsch. De rest is de historische wraak van Jean-Jacques Rousseau: in een samenleving die zich van alle natuurlijke ritmen, voedingsmiddelen en prikkels bevrijd heeft en haar ervaringen steeds meer overbrengt naar een sfeer van digitale schijnvertoningen, wordt een authentieke, onaangetaste natuur definitief een plek om naar te hunkeren, ook al bestaat zo’n natuur sinds de proclamatie van het antropoceen nergens meer op deze planeet.
De culturele tegenbeweging van de kunstmatigheid van de cultuur is op zijn laatst sinds Rousseau de terugkeer naar het paradijs, naar de kinderlijke onschuld en de harmonie met de natuur, naar de idylle. Dat is in het beste geval gevaarlijke anarchistische romantiek, maar meestal zuivere gedachtekitsch. Er bestaat geen terugkeer en geen stilstand in de natuur of in de geschiedenis, geen stille en neutrale plek voor het denken van waaruit de wereld objectief kan worden beschreven. Alleen al het feit dat al het denken in en via verouderende, wellustige, zieke, angstige, voortdurend veranderende lichamen en ervaringshorizonten gebeurt maakt zo’n historische abstractie onmogelijk.
Tussen de overbezielde cultuur en de passieve natuur, tussen de extreme scheiding van de natuur en het verlangen naar de terugkeer in haar schoot, biedt de geschiedenis van het Westen een compleet panorama aan spanningen en houdingen. Maar tegelijkertijd is de manier waarop het moderne Avondland de natuur uitbeeldt iets ‘wat in de wereld het minst gedeeld wordt’, aldus de antropoloog Philippe Descola. In veel regio’s op onze planeet worden mensen en niet-mensen niet als fundamenteel van elkaar gescheiden gezien, verklaart hij. Ze leven in dezelfde ‘ontologische niche’, hebben dezelfde behoeften, zijn aan elkaar verwant, zijn door dezelfde verhalen met elkaar verbonden en zijn volledige individuen met hun eigen ratio, moraal en samenleving.
Die scheiding van de ontologische niches tussen westerse mensen en hun cultuur en dat wat ze ‘natuur’ noemen, is nooit compleet – in feite is een deel van dit boek gewijd aan de archeologie van het theoretische verzet ertegen –, maar ze heeft de cultuur van de onderwerping mogelijk gemaakt en bepaald, door uit de organismen waarmee mensen deze planeet delen een nature morte te maken.
Waar in het continuüm tussen extatische opheffing en totale objectivering de verschillende stemmen en houdingen zich ook mogen bevinden, ze delen allemaal de gecompliceerde, tegenstrijdige geschiedenis van het begrip waarvan ze uitgaan. Het is belangrijk de moeilijke biografie van dat begrip mee te lezen en mee te denken, als in het nu volgende het woord ‘natuur’ in verschillende contexten en betekenissen schijnbaar argeloos opduikt en zich steeds weer aan elke duidelijke definitie onttrekt.
Maar in één betekenis is de natuur juist massief in het leven van vele miljoenen mensen teruggekeerd. De corona-epidemie heeft drastisch duidelijk gemaakt hoe willekeurig en grootscheeps die scheiding geworden is, hoe kwetsbaar mensen zijn, hoe direct deel van de natuur, verweven en verwikkeld in biologische, economische, politieke en sociale verbanden, buiten hun controle en zelfs buiten hun kennis. Het is een pandemie die vermoedelijk door menselijk ingrijpen in de natuur veroorzaakt is en door menselijke vindingrijkheid zal worden beëindigd.
Maar nu al heeft het virus waarnemingen en instincten veranderd, lichamelijke gevoelens, werkmethoden, familiedynamiek en sociale rituelen. Het heeft sociale verschillen vergroot en regeringen gecompromitteerd, het vertrouwen in de wetenschap in sommige landen versterkt en in andere landen geërodeerd, samenlevingen gespleten, talloze mensen psychisch en financieel belast, carrières bevorderd en gebroken, tot nieuwe medische doorbraken geleid, ongekend overheidsingrijpen veroorzaakt en oude debatten een nieuw vocabulaire gegeven. Hoelang het de wereld ook in een uitzonderingssituatie houdt, het zal een andere wereld achterlaten.
Als een biologische pandemie binnen enkele maanden zulke diepe sporen in denken en gedrag van miljoenen mensen kan achterlaten, of ze nu lichamelijk geïnfecteerd zijn geweest of niet, hoe is het dan wel niet met een waanidee waarvan de infectueuze macht al duizenden jaren samenlevingen steeds weer kwelt? En wat komt er na de pandemie? Er is altijd een daarna.
Lees verder in:
De onderwerping
De menselijke obsessie met het overheersen van de natuur zal leiden tot verwoesting van onze planeet
‘Onderwerp de aarde.’ Ongeveer drieduizend jaar geleden legde de auteur van het bijbelboek Genesis deze woorden in de mond van de schepper. Zo werd het idee geboren dat de menselijke soort een bijzondere plaats op aarde inneemt en daarmee het recht heeft om de planeet genadeloos te exploiteren. Een idee dat zich de eeuwen erna ontwikkelde en verspreidde over de wereld. Wie zich ertegen verzette kreeg te maken met kolonisators en uitbuiters die zich beriepen op hogere machten die het nu eenmaal zo bepaald hadden.
In deze universele geschiedenis van de mens en zijn omgeving vertelt Philipp Blom het verhaal van de onderwerping van de natuur, waarvan de negatieve gevolgen steeds duidelijker zichtbaar worden. Alleen als de mensheid zich kan ontdoen van het waanidee boven de natuur te staan, heeft ze een kans van overleven.
€ 34,99
Ontdek ook:
De opstand van de natuur
Aan het einde van de zestiende eeuw werd Europa getroffen door een ‘kleine ijstijd’, die duurde tot het begin van de achttiende eeuw. De gemiddelde temperatuur daalde enkele graden, de winters werden koud en lang, rivieren en meren bevroren en de zomers waren onstuimig, met extreme stormen en onweer.
Overal mislukten oogsten en leden mensen honger en kou. Niet alleen boeren maar ook landeigenaren raakten verarmd. Het agrarische, feodale fundament van Europa brokkelde af en er ontstonden nieuwe vormen van economische activiteit in de steden. En met de opkomst van de stedelijke, industriële samenleving kwam ook een nieuwe vorm van denken op: de verlichting was geboren.
Aan de hand van ooggetuigenverslagen brengt Philipp Blom deze historische omwentelingen in een wervelend verhaal bijeen. Maar hij trekt ook de parallel met vandaag: de gevolgen van klimaatverandering worden steeds zichtbaarder – kunnen we de gevolgen overzien? Wat vermag de politiek? En kunnen we leren van het verleden?
€ 34,99
Philipp Blom
Philipp Blom (Hamburg, 1970) is historicus, romanschrijver, journalist en vertaler. Hij studeerde in Wenen en Oxford en schrijft voor tal van Britse en Duitse kranten en tijdschriften, zoals The Times Literary Supplement, The Independent, Frankfurter Allgemeine Zeitung, Die Zeit, en voor Vrij Nederland. Bij De Bezige Bij verschenen De duizelingwekkende jaren (2009), Het verdorven genootschap (2010), Alleen de wolken (2014), De opstand van de natuur (2017), Wat op het spel staat (2017) en Een Italiaanse reis (2019).
foto (c) Peter Hassiepen