In De code maakten we kennis met Elisabeth, Iris en Signe, die voor de Zweedse regering werkten aan het kraken van de gecodeerde berichten van de Duitsers. Inmiddels is het 1941, en nazi-Duitsland wordt steeds sterker. Op midzomerdag vallen de Duitse troepen Rusland binnen, onder de codenaam Operatie Barbarossa. Een tweede alliantie is een eerbetoon aan de worstelende, sterke vrouwen uit de vorige eeuw. Lees hier alvast de eerste pagina’s!

Proloog

Stockholm, juni 1940

Iris probeerde haar handen stil te houden door ze tegen haar dijbenen te duwen, maar ze bleven trillen. Ze dwong zichzelf om diep en langzaam adem te halen, maar voelde dat haar hart razendsnel bleef kloppen. ‘Alsjeblieft, jullie moeten me naar mijn kinderen terug laten gaan.’

De blonde man aan de andere kant van de tafel glimlachte. ‘Misschien moet u dan beginnen met ons te vertellen hoe u in Zweden terechtgekomen bent.’

‘Hoe ik hier gekomen ben? Maar dat weten jullie toch? Ik ben met een boot vanaf Tallinn gekomen. Dat is allemaal gedocumenteerd toen ik aan land kwam.’

De blonde man glimlachte weer. ‘Dat klopt, maar we willen weten wat er gebeurde voordat u halsoverkop naar Zweden vluchtte. En is dat uw echte naam?’

De kou drong door Iris’ dunne kleding en ze voelde haar lichaam trillen. De kale muren deden haar aan de toiletten in het vluchtelingenkamp denken. ‘Ik heet Iris. Mijn kinderen heten Jan en Josef. Ik weet niet waar mijn echtgenoot op dit moment is. Op de dag dat wij Tallinn verlieten is hij gevangengenomen.’

‘En de naam van uw echtgenoot?’

Iris slikte. ‘Juhan Lepik.’

‘Weet u? Ik geloof u niet. In mijn papieren staat namelijk dat uw echtgenoot Rudolf Nauen heet.’

Iris schudde haar hoofd. ‘Alstublieft, ik wil gewoon naar mijn kinderen.’

‘Natuurlijk wilt u naar uw kinderen, maar we moeten weten wie van deze twee uw echtgenoot is. Het kan toch niet zo moeilijk zijn om daar antwoord op te geven?’

Iris duwde haar handpalmen zo stevig mogelijk tegen elkaar. ‘Mijn echtgenoot heet Rudolf Nauen.’

‘Waarom liegt u daarover?'
‘Waarom liegt u daarover? Dat is toch niet nodig nu we hier zo gezellig zitten?’

Iris snikte. ‘Ik lieg omdat mijn man van Joodse afkomst is en daarom zijn onze twee zoontjes dat ook. Hij is gevangengenomen door de Duitsers, maar het is me gelukt om samen met mijn zoontjes te vluchten.’

‘En wat heeft die arme Juhan Lepik hiermee te maken?’

‘Dat is de persoon met wie ik getrouwd ben om nieuwe papieren voor mij en de kinderen te krijgen. Hij is een vriend van mijn ouders. Nadat de oorlog uitbrak waren we gedwongen om valse papieren te gebruiken om niet gevonden te worden. Estland volgde de Duitse richtlijnen voor wat betreft de Joodse burgers en kon al snel trots verkondigen dat het land “judenrein” was. Met behulp van de contacten van mijn vader op de universiteit, waar mijn man als professor werkte, is het gelukt om ons schuil te houden, maar iemand heeft ons blijkbaar verraden. Ik deed boodschappen met mijn jongste zoon Jan toen ze onze woning binnendrongen. Het lukte mijn man om mijn andere zoon, Josef, te verstoppen, maar zelf werd hij gevangengenomen. Toen ik thuiskwam vond ik Josef onder een luik in de provisiekamer. We slaagden erin om naar mijn ouders te gaan, die nieuwe papieren voor ons regelden, maar daarvoor moest ik opnieuw trouwen.’

‘Dat hebben jullie dan snel gedaan.’

‘Daarna kregen we plek op een boot die dezelfde avond zou vertrekken.’

‘Uw man is gevangengenomen, u bent een schijnhuwelijk aangegaan en bent op een boot naar Zweden gestapt. Gebeurde dat allemaal op één dag?’

‘In minder dan twaalf uur. Als het ons niet was gelukt om te vertrekken waren wij eveneens gevangengenomen. Of geëxecuteerd.’

‘We hebben een paar vragen met betrekking tot uw familie. We weten namelijk dat uw zus Kati onlangs met een privévliegtuig rechtstreeks vanuit Duitsland in Zweden gearriveerd is. Het is niet gebruikelijk dat privévliegtuigen toegelaten worden. Hoe heeft ze dat voor elkaar gekregen?’

‘Mijn zus is verloofd met een Duitse gezagvoerder. Ze is de afgelopen jaren regelmatig in Duitsland bij hem op bezoek geweest en we hebben alleen sporadisch contact.’

‘Dat lijkt nu echter hersteld te zijn. Welke andere reden kan uw zus hebben om op dit moment in Zweden te zijn?’

‘Ik weet het niet.’

‘Kunt u het een en ander over uw ouders vertellen?'
‘Kunt u het een en ander over uw ouders vertellen? Zijn zij ook van Joodse afkomst?’

‘Nee, ze zijn Grieks-orthodox. Mijn vader is afkomstig uit Sint-Petersburg, maar is vanwege de revolutie in 1917 naar Estland gevlucht. Hij ontmoette mijn moeder in Rusland. Ze was de dochter van een Zweedse diplomaat in Moskou.’

‘Dat is een interessante achtergrond. Wat vonden ze van uw huwelijk met iemand die een andere religie heeft?’

‘Mijn echtgenoot kreeg les van mijn vader aan de universiteit.’

‘Maar nu zit u hier. En waar is uw echtgenoot?’

‘Ik weet het niet. Ik heb niets meer van hem gehoord, en ook niet van mijn ouders.’

‘Er is nog een andere kwestie. Hoe kent u Karl-Fredrik Ritter?’

‘Hij was een familievriend. Mijn moeder en zijn moeder zijn vanaf hun jeugd al vriendinnen. We hadden een zomerhuis naast elkaar en speelden in onze jeugd altijd samen.’

‘Wás een familievriend? Hebben jullie ruzie gekregen?’

Iris fronste haar voorhoofd. ‘Helemaal niet. Karl-Fredrik is bijna twee jaar geleden om het leven gekomen.’

‘Weet u dat zeker?’

Iris keek niet-begrijpend naar de blonde man.

‘Ja, ik was zijn tafeldame tijdens een lunch en hij ging iets uit zijn boot halen. Vlak daarna explodeerde de boot.’

De blonde man bestudeerde haar een hele tijd zonder iets te zeggen. ‘Hebt u hem gezien?’

‘Wat bedoelt u?’

‘Hebt u het dode lichaam gezien?’

‘Nee, dat is me bespaard gebleven. Maar we weten dat hij omgekomen is. Er was niets van de boot over. En we zijn allemaal op zijn begrafenis geweest.’

‘Een begrafenis waarbij er vermoedelijk niet veel in de kist lag.'
‘Een begrafenis waarbij er vermoedelijk niet veel in de kist lag. We hebben sterke aanwijzingen dat Karl-Fredrik Ritter nog steeds in leven is, maar volgens onze informatie lijkt hij zich schuil te houden en we vragen ons af waarom dat is.’

‘Wat bedoelt u? Ik heb daar niets mee te maken en begrijp niet…’

De man aan de andere kant van de tafel schoof een foto van Karl-Fredrik Ritter naar haar toe. Hij wandelde door een straat terwijl op de achtergrond aanplakbiljetten zichtbaar waren. ‘Als u goed kijkt kunt u misschien zien wat erop staat.’

Iris boog zich naar voren en las de tekst. ‘De oorlog in Finland krijgt hulp van Zweedse helden.’

De man glimlachte. ‘Zoals u ziet is dit een aanplakbiljet van november 1939, ruim een jaar geleden dus. Hoe kan het dan dat u in 1938 bij zijn begrafenis aanwezig geweest bent? Dat is nogal vreemd, nietwaar?’

Iris staarde naar de foto. Ze begreep er helemaal niets van.

Elisabeth

December 1940

Elisabeth ploeterde door de verse sneeuw, die tot haar knieen kwam. De temperatuur was het afgelopen etmaal nog verder gedaald en volgens de kranten waren er nog nooit zulke lage temperaturen gemeten, niet alleen in Stockholm, maar in het hele land. Elisabeths laarzen waren versleten en ze had er spijt van dat ze geen extra paar sokken had aangetrokken. De trams en trolleybussen stonden stil rond het Stureplan omdat het plein nog niet sneeuwvrij was gemaakt. In de Linnégatan, waar het altijd waaide, zwiepte de sneeuw rond en ze moest haar jas dichthouden zodat de wind niet recht naar binnen zou waaien. Dankbaar sloeg ze af naar de Styrmansgatan, waar ze een glimp opving van de kerstetalage van Augusta Janssons snoepwinkel. Die was versierd met kerstmannen en allerlei kerstsnoep om klanten te lokken.

Nadat ze verder was geploeterd en het eind van de Kommendörsgatan had bereikt, passeerde ze de poort van Karlaplan 4 en liep ze via de binnenplaats naar het bijgebouw. Ze stampte met haar laarzen om de ergste sneeuw weg te krijgen voordat ze zich de trap naar de eerste verdieping op haastte. Op het naambordje stond jakobsson, maar die was niet aanwezig als je naar binnen liep.

Elisabeth opende de deur en hoorde de geluiden van typemachines en teleprinters.
Elisabeth opende de deur en hoorde de geluiden van typemachines en teleprinters. Ze wikkelde de lange sjaal van haar hals en hing die samen met haar jas aan een haak.

‘Zo, juffrouw Herrman, hebt u toch maar besloten om te komen? Hebt u zich vanochtend verslapen?’

Elisabeth draaide zich om en glimlachte naar juffrouw Andersson. ‘Het spijt me verschrikkelijk, maar de straten waren niet sneeuwvrij gemaakt.’

Juffrouw Andersson trok een zuinig gezicht en spreidde haar armen. ‘Dat heeft de andere vrouwen er niet van weerhouden om ruim op tijd aan hun dienst te beginnen. Ik vind het heel merkwaardig dat u meestal te laat bent terwijl u zo dichtbij woont, juffrouw Herrman.’

‘Het zal niet meer voorkomen.’ Ze trok een gezicht toen juffrouw Andersson het niet zag. Voordat ze op haar plek ging zitten wilde ze een kop warme koffie halen, als die er tenminste nog was.

Iris hield haar glimlachend een kop voor. ‘Ik heb koffie voor je bewaard. Was ze heel boos?’

Elisabeth haalde haar schouders op en dronk de surrogaatkoffie, een treurig alternatief voor echte koffie, snel op. Het was een mengsel van echte koffie en geroosterde rogge, en dat was te proeven, maar Elisabeth klaagde niet zolang het maar warm was. ‘Het is alsof ze me altijd achter de deur staat op te wachten.’

Iris glimlachte. ‘Dat klopt, ze houdt je scherp in de gaten.’

Elisabeth keek om zich heen in de zaal waar bijna dertig jonge vrouwen koortsachtig aan het werk waren. ‘Is er nog nieuws?’

Iris schudde haar hoofd. ‘Nee, ik neem de oogst van vannacht door, maar het lijkt tot nu toe rustig geweest te zijn. Svartström wil straks blijkbaar een toespraak houden. Dat heeft juffrouw Andersson tegen een van de vrouwen in het archief gezegd.

Het archief was de ruimte waar alle binnengekomen mededelingen, die op grote vellen papier waren geplakt, zorgvuldig werden gearchiveerd.

Elisabeth nam de laatste slok surrogaatkoffie en voelde zich nu in staat om aan het werk te gaan.

‘Bremer is op oorlogspad.’
Iris boog zich naar haar toe. ‘Bremer is op oorlogspad,’ zei ze zachtjes. ‘Blijkbaar heeft hij ruzie met de ingenieurs van Ericsson. Ik heb gehoord dat het hier vannacht flink heeft geknetterd.’

Elisabeth floot en keek naar het kantoor waar professor Arvid Bremer verdiept was in zijn notities op de geruite blocnote die hij altijd bij zich had. ‘O jee, dan is het waarschijnlijk beter om bij hem uit de buurt te blijven.’

Juffrouw Andersson keek vanaf de andere kant van de zaal in hun richting en ze haastten zich naar hun bureaus.

‘Die verdomde heks, ik heb heel veel zin om arsenicum in de lunchtrommel van dat wijf te doen,’ fluisterde Elisabeth tegen Iris, die recht voor haar zat. Juffrouw Andersson liep naar Elisabeth toe en knikte naar haar. ‘Kan ik u ergens mee helpen, juffrouw Herrman? Als dat niet zo is, dan hoop ik dat u de regel dat we in stilte werken wilt respecteren.’

Elisabeth keek strak naar het vel papier dat ze net in haar typemachine had gedraaid. Ze was niet van plan om energie aan juffrouw Andersson te besteden.

Er verstreken een paar uur waarin ze allemaal hard aan het werk waren. Er waren een aantal gesprekken binnengekomen en iedereen deed zijn uiterste best om daar informatie uit te halen. In het kantoor was professor Bremer nog steeds verdiept in zijn aantekeningen.

‘Hoe gaat het met Bremer?’ fluisterde Elisabeth tegen Iris’ rug. ‘Is hij vastgelopen?’

Iris draaide zich voorzichtig om en maakte een moedeloos gebaar. Het was duidelijk dat het lot van velen op dit moment afhing van professor Bremers vermogen om een apparaat te maken waarmee de mededelingen van de Duitsers gedecodeerd konden worden. Het zou het werk van hen allemaal gemakkelijker en betrouwbaarder maken, maar op dit moment leek het helemaal geen zin te hebben. Niemand boekte noemenswaardige vooruitgang.

Net voor elf uur kwam professor Nils Svartström binnen, op de voet gevolgd door Signe, die als zijn huishoudster werkte maar promotie had gemaakt en eveneens bij Karlaplan 4 werkte. Hij trok zijn jas uit en zette zijn hoed af, waarna hij ze aan Signe gaf, haastig naar het kantoor liep waar Bremer zat en de deur achter zich dichtdeed. Er klonken zachte stemmen en hoewel Elisabeth haar uiterste best deed om te horen wat er werd gezegd, kon ze niets onderscheiden.

‘Mag ik jullie aandacht?’
Na bijna een halfuur ging de deur open en ging Svartström in de deuropening staan. ‘Mag ik jullie aandacht? En kan er iemand zo vriendelijk zijn om Petrén en Dahlén op de tweede verdieping te vragen om hiernaartoe te komen? Zij moeten er ook bij zijn. Ik heb een belangrijke mededeling voor jullie. Ze keken allemaal vol verwachting naar Svartström, die er ernstig uitzag.

‘Beste werknemers, ik heb net de informatie gekregen dat Karlaplan 4 vanaf nu meer middelen krijgt om beter tegemoet te kunnen komen aan de veeleisende behoeften van de defensiestaf. Gedurende de komende tijd zullen er nog vijftien jonge vrouwen achter de apparaten plaatsnemen. De reden hiervoor is de toegenomen externe spanning om ons heen. Zweden is vandaag begonnen met de onderhandelingen ten behoeve van een nieuwe historische handelsovereenkomst met Duitsland en met Rusland wordt over een soortgelijke overeenkomst gesproken. In Engeland wordt Londen gebombardeerd en de verwachting is dat de stad binnenkort in een ruïne veranderd is. Onze buurlanden Noorwegen en Denemarken zijn zoals jullie weten gedwongen om te capituleren. De toekomst van Finland is eveneens onzeker. Om onze nationale belangen zo goed mogelijk te beschermen zijn onze werkzaamheden nodig. Op die manier kunnen we de toekomstplannen van de andere naties te weten komen, lang voordat ze die aan ons bekendmaken. We moeten onze krachten nu bundelen en ervoor zorgen dat wat we hier ontdekken niet bekend wordt buiten dit gebouw of de landen om ons heen bereikt. Het werk dat we hier samen doen zal bepalend zijn voor de toekomst van ons land. Datgene wat we doen, hier en nu, zal betekenis krijgen. Ik hoop dat jullie de ernst en het belang van jullie taken allemaal beseffen. Taken die ogenschijnlijk simpel kunnen lijken, zijn het tegenovergestelde. Ik eis van jullie allemaal dat jullie deze taken uiterst serieus nemen. Ons land en onze toekomst rusten in jullie handen.’

Professor Svartström zweeg en bleef even met gebogen hoofd staan. Vervolgens knikte hij en deed de deur van het kantoor weer dicht. Ze zwegen allemaal en keken elkaar aan. Wat was er gebeurd? Wat bedoelde hij? Stond Zweden op het punt om bij de oorlog betrokken te worden?

Juffrouw Andersson klapte hard in haar handen. ‘Ziezo, jullie hebben gehoord wat professor Svartström gezegd heeft. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid. Alles is afhankelijk van ons en ons vermogen om onze taken te vervullen. Aan het werk, dames.’

De uren daarna werkten ze allemaal zonder dat iemand zijn mond opendeed. Pas toen juffrouw Andersson de zaal uit liep om het kantoorpersoneel te assisteren met een haperende typemachine werd het rumoerig.

‘Wat bedoelde hij? Wordt Zweden bij de oorlog betrokken?’

Elisabeth zat zwijgend achter haar teleprinter. Iris draaide zich naar haar om en ze knikten naar elkaar. De situatie was geïntensifieerd, maar niemand wist wat de gevolgen zouden zijn.

Signe

Signe kwam uit de toiletruimte en Iris keek op. ‘Hoe gaat het met je, Signe? Je ziet er moe uit.’

Signe huiverde.
Signe huiverde. ‘Ik weet niet wat er met me aan de hand is, maar ik ben voortdurend doodmoe. Misschien komt het door het weer en dat ik zoveel binnen ben. Ik ben het tenslotte gewend om in de buitenlucht te werken en dat komt er in de grote stad niet van.’

Iris glimlachte. ‘Je zult zien dat je eraan gewend raakt. De jongens vertelden dat je een paar dagen geleden krentenkoekjes gebakken hebt. Ze waren dolgelukkig. Kun je je voorstellen hoe blij ze zijn om jou als buurvrouw te hebben? Tenslotte hebben ze een moeder die absoluut niet kan bakken.’

‘Je hebt heerlijke zoontjes en kunt heel trots op ze zijn. Professor Svartström zegt ook dat het fantastische jongens zijn.’

‘Dank je wel. Trouwens, misschien moet je thee met honing drinken. Mijn moeder zei altijd dat het bijna overal tegen helpt.’

.

Elisabeth en Iris bleven zitten toen Svartström meedeelde dat ze klaar waren voor vandaag. Hij had ’s avonds een bespreking, maar zou die telefonisch afhandelen. Signe ademde de frisse lucht dankbaar in toen ze de straat op kwam en naar huis begon te lopen. De afgelopen uren had ze moeite gehad om haar ogen open te houden, hoewel ze een extra kop koffie had gedronken. Het zou een zegen zijn om thuis te komen en aan het avondeten te beginnen. Ze begreep absoluut niet wat er met haar aan de hand was. Het was niet normaal om zo moe te zijn.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Denise Rudberg

Denise Rudberg (Stockholm, 1971) is een van de succesvolste auteurs in Zweden. Ook is ze een bekende televisiepersoonlijkheid. Van haar boeken werden meer dan 3 miljoen exemplaren verkocht. Ze schreef boeken in verschillende genres, maar haar werk draait altijd om onderlinge relaties. Denise heeft film- en theaterwetenschappen gestudeerd in New York. Ze woont met haar man en twee kinderen in Stockholm.