Wat doen hackers nu eigenlijk echt? En hoe doen ze dat? Journalist Gerard Janssen kwam erachter dat ze dit niet zomaar vertellen. Janssen betrad de gesloten wereld van de hackers en ontdekte de rijke subcultuur van een even activistische als hechte gemeenschap, met één gemeenschappelijke strijd: die voor een open, vrij en veilig internet.
Hackers is een intrigerend en razendspannend boek – over vrouwelijke hackers, de kwetsbaarheid van verkiezingsuitslagen en hoe drie Nederlanders het Twitteraccount van Trump hackten. Lees hier de eerste pagina’s.

Proloog
Onderaardse gangen

In het mausoleum van het Panthéon in Parijs hangt een klok uit 1850. Een mechanisch kunstwerk met grote en kleine tandwielen. Meer dan honderd jaar gaf de klok de goede tijd aan. Iedere dag wond een Franse suppoost het uurwerk met de hand op. Een hels karwei. Zo vervelend dat een suppoost op een dag besloot de klok te saboteren. Een kapotte klok hoef je niet op te winden, dus dat scheelde dagelijks een hoop werk. Sinds de jaren zestig stond de klok daarom stil.

Maar tijdens Kerstmis 2006 klonk tot ieders verrassing het klokgelui plotseling weer. Niemand wist hoe het kon, maar van de ene op de andere dag draaiden de wijzers weer.

*

Het verhaal van deze mysterieuze reparatie begint in de jaren tachtig. Zes tieners zijn op avontuur. Ze tillen een putdeksel op, niet ver van de Eiffeltoren. Ze laten een ladder in het gat zakken en klauteren, gewapend met zaklampen, naar beneden. Daar bevindt zich een ondergrondse tunnel. Op de grond ligt een kabel. Ze volgen de kabel, die leidt naar een doorgang die afgesloten is met horizontale stangen. Maar de slanke tieners kunnen zich ertussendoor wurmen. Zo komen ze in een nieuwe ruimte, waar ze sleutels vinden. De sleutels passen op een deur naar een andere kamer, waar een kast staat. In een la vinden ze kaarten van het geheime en verboden te betreden ondergrondse gangenstelsel onder Parijs.

Sindsdien bewegen zich verschillende groepen in de gangen onder Parijs. Ze richten ondergrondse ruimtes in tot bioscopen, cafés en geheime kamers. The Mouse House is een club die alleen uit vrouwen bestaat, La Mexicaine de Perforation organiseert filmvoorstellingen en Untergunther bestaat uit urban explorers die het leuk vinden om oude ruimtes te restaureren.

Een van de ondergrondse tunnels leidt naar een kelder onder het Panthéon. Van daaruit lukt het de avonturiers met een trap naar boven te komen. In de zolder van het gebouw, waar het mausoleum zich bevindt, maakt de groep La Mexicaine de Perforation een geheim clubhuis. Verborgen achter een muur van houten kratten bouwen ze een lounge, een bibliotheek en zelfs een bar.

In het clubhuis staat ook de mechaniek van de klok. Een van de Untergunther-leden is de professionele klokkenmaker Jean-Baptiste Viot. Hij ziet hoe de klok door roest is aangetast. Maar het is nog niet te laat om de klok schoon te maken en te restaureren. De reparatie van de klok duurt een jaar. Andere leden van Untergunther helpen met eenvoudige taken, zoals het schoonboenen van de tandwielen. Uiteindelijk werkt de klok weer en kan hij aangesloten worden op het mechanisme dat de klok laat luiden. Een lid van Untergunther neemt trots contact op met het Centre des Monuments Nationaux (CMN), het departement dat verantwoordelijk is voor het Panthéon, om te melden dat de klok weer gerepareerd is.

Maar de verantwoordelijken zijn niet blij met de illegale reparatie en al het werk dat een gerepareerde klok met zich meebrengt. Ze maken de klok opnieuw kapot, en beginnen een juridische procedure tegen de klokkenmaker en de andere leden van Untergunther, met als aanklacht het forceren van een slot. Maar de rechter spreekt Untergunther vrij, omdat niet te bewijzen is dat het slot tot die tijd intact was.

*

De onderaardse gangen die in verbinding staan met overheidsgebouwen en musea zijn de perfecte metafoor van internet. Zoals de urban explorers de weg kennen in de tunnels onder Parijs, zo vinden hackers hun weg door de glasvezel- en telefoonkabels die als tunnels onder onze wereld liggen. Ze doen soms dingen die niet mogen, maar er zijn meestal geen kwade bedoelingen.

Inleiding
Whizzkids

In de film Wargames uit 1983 breekt een scholier in op een computer van de Amerikaanse defensie. Hij ontketent daarbij bijna een kernoorlog. In die tijd werd zo’n jongen nog geen hacker genoemd. De film had het label sciencefiction. En terecht, dacht ik destijds, toen ik de film zag. Via een telefoonlijn inbreken in computers van het Amerikaanse leger, dat leek me wat vergezocht.

Ik was iets jonger dan de scholier uit Wargames, en had een vertegenwoordiger van de eerste whizzkidgeneratie kunnen zijn. Mijn vader werkte als ingenieur bij TNO, en we hadden al in de jaren tachtig een computer in huis, een Apple IIc. Ook voldeed ik aan het profiel van een hacker. Goed in wiskunde, niet zo sociaal en met een hyperfocus, afgewisseld met periodes van dromerigheid. Maar gek genoeg was ik niet geïnteresseerd in computers. Ik was er zelfs een beetje bang voor.

Na mijn middelbareschooltijd ging ik Technische Natuurkunde studeren. In mijn herinnering was ik de enige student van zo’n tweehonderd eerstejaars die geen van de eerste vijf tentamens haalde. De meeste studenten hadden op zijn minst het vak Inleiding Informatica B gehaald. Dat was klaarblijkelijk makkelijk als je wel eens iets met een computer deed. En welke student Technische Natuurkunde speelde er in 1986 nu niet met computers? Ik dus.

Er waren maar weinig verplichte practica bij Technische Natuurkunde. Maar ze waren er wel. Een ervan had de naam IEEE. Je sprak het uit als ‘aaaj trippel ie’. Het was een computerpracticum. Computers waren toen nog grote dozen, gekoppeld aan nog grotere dozen van beeldschermen, waarachter je je goed kon verbergen. Het practicum ging over netwerkcommunicatie; over de pinnetjes in de griezelige brede stekkers waarmee je de computers aan elkaar kon pluggen. Iets oninteressanters kon ik me niet voorstellen. Wat sommigen snel begrepen was dat je anoniem berichten kon versturen die iedereen in de zaal kon lezen. Ik weet niet meer precies wat er allemaal op het scherm langskwam, maar ik herinner me wel dat ik oprecht verbaasd was. Morbide en smerige teksten. Echt niet best.

Het was Twitter avant la lettre. Ik had toen niet door dat het eigenlijk heel boeiend was. Ik had ook niet door dat er zich een internetrevolutie aan het ontvouwen was. De geboorte van the world wide web, zoals mensen toen zeiden. (Iemand merkte ooit op dat het in het Engels korter is om te zeggen ‘world wide web’ dan ‘double u double u double u’.)

Als ik al iets doorhad, dan was het de onaantrekkelijkheid van de wereld van computers. Bleke gezichten, donkere kleren, lange, donkere gangen en bijna alleen maar jongens. In Delft studeren was al niet echt kinky. Informatica was het afvoerputje. Ik wilde naar buiten, naar een plek waar heel misschien een meisje langs kon lopen.

Double u double u double u

Pas jaren later raakte ik geïnteresseerd in ‘het internet’. Het was van het ene op het andere moment, in 1993. Ik kan het me nog precies herinneren. Inmiddels was ik met een promotieonderzoek begonnen in Utrecht, bij Fysische Oceanografie. Een postdoc liet me Mosaic zien, een webbrowser die eruitzag zoals webbrowsers er nog steeds ongeveer uitzien. Je kon ermee googelen voordat Google bestond. ‘Surfen’ over het internet, werd dat genoemd. Het was een ‘wowmoment’, vergelijkbaar met de eerste keer dat ik een iPhone of Google Earth zag.

Ik begon te browsen, ook al had ik nog steeds weinig interesse in de werking van internet en het gemak waarmee je het digitale gangenstelsel in kon duiken. Ik wist dat de netwerkbeheerders van de universiteit quasilegaal computerspelletjes uit Japan down – loadden. Ik herinner me een Japans milieuvriendelijk spel waarin de speler openstaande kranen moest dichtdraaien en lichtknopjes uitzetten. Links en rechts speelden promovendi en postdocs de computerspellen Doom en Wolfenstein.

Waarom doet u dat?

In hetzelfde jaar dat Mosaic verscheen, begon ik stukjes te schrijven voor het Utrechts Universiteitsblad. Ik schreef de rubriek ‘Waarom Doet U Dat?’ Voor die stukken stapte ik op iemand af, vroeg wat die persoon aan het doen was, en waarom hij dat deed. Het kon van alles zijn. Een band plakken, een stukje wandelen of de hond uitlaten. Ik ontdekte dat als je met gewone mensen praatte, de onwaarschijnlijkste verhalen naar boven kwamen. Ook ontdekte ik dat veel mensen – na een eerste ongemakkelijke minuut – het leuk vinden om te vertellen. Er bleek een correlatie tussen ‘boekenwijsheid’ en ‘zin om te praten’. Een zwervende fietsendief bleek hele theorieën te hebben over fietssloten, maar een student psychologie durfde niets te zeggen. Doodsbang om met naam en toenaam in de rubriek te komen en misschien wel belachelijk gemaakt te worden of reputatieverlies op te lopen. De stukjes vielen in de smaak en ik kreeg een column in de Volkskrant.

In dezelfde tijd draaide ik platen, in clubs en concertzalen, samen met Bas Albers. We noemden ons de Easy Aloha’s en we draaiden ‘dansbare easy listening’. ‘Niks-aan-de-handmuziek’ noemden we het zelf. De perfecte soundtrack van midden jaren negentig. We kregen contant betaald en tussendoor schreef ik stukjes voor de Volkskrant.

Schrijf gewoon op wat jonge mensen doen en denken,’ zei de toenmalige hoofdredacteur.

*

Maar ik werd minder jong en langzaam maar zeker was er weer van alles aan de hand in de wereld. Zoals 9/11, de moord op Pim Fortuyn, op Theo van Gogh en de financiële crash van 2008. Niks-aan-de-handmuziek paste niet meer zo goed in de tijd en ik had ineens drie kinderen. Mijn promotieonderzoek had ik niet afgemaakt en ik maakte me regelmatig zorgen of ik wel genoeg geld kon blijven verdienen. Tijdens het spelletje Levensweg dat ik een keer met mijn kinderen speelde, begreep ik plotseling waarom mensen vaak vroegen: ‘Maar doe je dan niks met je studie?’ Dat een studie een omweg is, maar ervoor zorgt dat je daarna makkelijker door het spel heen loopt, was nooit bij me opgekomen. Ik was een technisch natuurkundig ingenieur die plaatjes draaide die je voor een euro op de rommelmarkt kocht, en die stukjes schreef voor dertig cent per woord. Ik was de slechtste Levenswegspeler ooit.

In tijden van geldpaniek probeerde ik aansluiting te vinden bij de wetenschapsjournalistiek, zodat ik ‘wat met mijn studie deed’. Ik heb wel eens wat voor de wetenschapsbijlages van Het Parool en NRC geschreven, maar dat leidde nooit tot veel enthousiasme. Niet bij mij en niet bij de wetenschapsredacteuren. Een artikel over mijn ‘expertise’ – oceaanstromingen – is een van de saaiste stukken die ik ooit schreef. Hoe meer je van een onderwerp weet, hoe lastiger het is om er een lekker leesbaar stuk over te schrijven.

De laatste tien jaar groeide de behoefte aan artikelen die met ‘tech’ te maken hadden. Kunstmatige intelligentie, Surveillance, big data, quantumcomputers, machinelearning en bitcoin. Omdat ik natuurkunde heb gestudeerd, dachten redacteuren dan vaak aan mij. Nee zeggen is niet mijn grootste talent en zo kwam het dat ik op mythologische figuren als Satoshi Nakamoto stuitte, de ‘vader’ van de bitcoin, en Dread Pirate Roberts van The Silk Road, de digitale zwarte markt van die tijd.

Een persoon met de naam Phineas Fisher hackte de systemen van bedrijven die afluisterapparatuur verkochten aan politiediensten. Cthulhu openbaarde grote databases en een hacker met de naam Guccifer zou de servers van Hillary Clinton gehackt hebben. Ik ontdekte een Marvel Comics-wereld die echt leek te bestaan. Onopvallende personen met een laptop en een internetverbinding, die online superkrachten hadden en iedereen te slim af leken te zijn. Mensen als Spiderman, Batman of Doctor Doom bestonden dus echt. En daar wilde ik wel over schrijven

Hackers

In veel Hollywoodfilms verschijnt vroeg of laat een hacker. Er flitsen wat cijfers en letters over het beeldscherm, en voilà: daar is de geheime informatie die de beveiligingscamera’s uit kan zetten. Maar wat doen hackers nu eigenlijk echt? En hoe doen ze dat? Journalist Gerard Janssen kwam erachter dat ze dit niet zomaar vertellen. Maar als je wilt leren hacken, zullen hackers je altijd helpen. Janssen betrad de gesloten wereld van de hackers en ontdekte de rijke subcultuur van een even activistische als hechte gemeenschap, met één gemeenschappelijke strijd: die voor een open, vrij en veilig internet.
Hackers is ... lees meer een intrigerend en razendspannend boek – over vrouwelijke hackers, de kwetsbaarheid van verkiezingsuitslagen en hoe drie Nederlanders het Twitteraccount van Trump hackten.

€ 22,99

Gerard Janssen

Gerard Janssen (1967) studeerde Technische Natuurkunde in Delft. Hij schrijft voor Vrij Nederland en uitgeverij Snor, en maakte deel uit van dj-duo de Easy Aloha’s. Momenteel verdiept hij zich met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten langdurig in de wereld van de hackers. Auteursfoto (c) Frank Ruiter