Bij ongeveer een op de drie Nederlanders wordt in de loop van het leven kanker vastgesteld. Iedereen krijgt dus vroeg of laat met kanker te maken. Bijna iedereen heeft kanker is een bundel vol avonturen, neergeschreven door Saskia Maaskant. Verhalen met een onverwachte twist, een lach én een traan. En, vooruit, ook nog wat andere dingen die kanker misschien wel ietsje minder eng en vooral bespreekbaarder maken. Lees hier een fragment uit het boek!

26 mei 2021

Mijn laatste boek is mermazing!
Zojuist deelde ik dit bericht op Facebook, Instagram en LinkedIn:

Yes! Shortlist van de Archeon Thea Beckmanprijs. Je ziet ze niet, maar ze zitten achter mijn ogen. Oceanen vol meerminnentranen van geluk. Op de shortlist van de Archeon Thea Beckmanprijs van 2021 staan:
Syl van Duyn – Op zoek naar jou – Van Goor, juli 2020
Martine Letterie – Wij blijven bij elkaar – Leopold, maart 2020
Saskia Maaskant – Meerminnen verdrinken niet – Standaard Uitgeverij, juli 2020
Jean-Claude van Rijckeghem – IJzerkop – Querido, mei 2019
Rob Ruggenberg – Offerkind – Querido, april 2020

OMM.
Oh. My. Mermaid.
Wat heb ik veel zin in de uitreiking in het Archeon in september!

Nog een keer 26 mei 2021

Rotdagboek,

Het is toch niet te geloven. Een halfuur na de bekendmaking van de nominatie van Meerminnen belt de huisarts:
‘Ja, ehm, ja. Met de dokter. Ehm, ja. Ik heb zonet overleg gehad met de echoscopist en een internist – over je echo van vanmorgen – en we willen dat je op zo snel mogelijke termijn naar de internist gaat. Eigenlijk deze week nog.’

What the f…? Deze week nog naar de internist? Maar ik stond toch op een wachtlijst van vijf maanden? Die jeuk was toch helemaal niet spannend? Je stuurde me toch alleen maar door omdat ik bleef zeuren? Hoezo deze week nog?

‘Niet goed. De bult is een lymfeklier. De echoscopist zag nog meer dikke lymfeklieren onder je sleutelbeen.’

Komt lekker uit, met die nominatie en zo. Niet dat ik vanbinnen niet allang weet dat er iets aan de hand is.
Iets heel serieus. Maar toch.

Dit is k.

29 juni 2021 – Ik verlies mijn haar, maar niet mijn staart

Deze meermin verdronk bijna, in de afgelopen vier weken. In weggestopte zorgen, angst en andere emoties. Ik zat in een achtbaan, in een hyperloop, met loopings die snel achter elkaar kwamen. En nu heb ik eindelijk een diagnose. En die is hard en rauw en eng. Het komende halfjaar wordt erg zwaar voor mij en mijn gezin.

Hoewel het op de sociale media (gezien mijn nominatie voor de Thea Beckmanprijs) lijkt alsof ik alleen maar leuke dingen meemaak, is dat beslist niet het geval. Op socials ben je nooit helemaal jezelf. Je bent het personage dat je zelf neerzet. En juist dat – het mezelf zien als een personage van een boek – heeft er
misschien wel voor gezorgd dat ik de afgelopen periode zo sterk doorgekomen ben. Meerminnen verdrinken niet. Daar houd ik mezelf aan vast.

Ik leid al ruim een jaar aan veel vage gezondheidsklachten, zoals een gekmakende, allesoverheersende chronische jeuk en nachtzweten. De huisarts bagatelliseerde dat een beetje en concentreerde zich erg op de symptomen – daar kwam ik niet veel verder mee. Maar sinds februari was er die grote, harde bobbel bij mijn sleutelbeen. Vlak bij het ‘v-tje’ waar je je slikbeweging maakt. Ik heb daar eigenlijk niemand over verteld en ging er in mei pas mee naar de huisarts. Een goede, veel te jonge vriendin was namelijk overleden. Ik had daar heel veel verdriet van, maar het zette me ook met twee benen op de grond: ik bedacht dat bobbeltjes, óók op jonge leeftijd, niet onschuldig hoeven te zijn.

Ik stortte van het dak van de
boekenhemel naar de diepste krochten van de oceaan.

Meteen nadat ik met ‘de bult’ naar de huisarts ging, is mijn leven in een medische achtbaan terechtgekomen. Een uur na de echo in het ziekenhuis kwam het telefoontje: ‘Niet goed. Er zitten nog
meer dikke lymfeklieren onder het sleutelbeen. Je moet op zo kort mogelijke termijn naar een internist.’

Dat telefoontje kwam een halfuur nadat ik euforisch had bekendgemaakt dat mijn historische roman Meerminnen verdrinken niet op de shortlist van de Thea Beckmanprijs stond. Ik stortte van het dak van de
boekenhemel naar de diepste krochten van de oceaan.

Zo belandde ik binnen twee dagen bij een internist en er volgden in de weken daarna een bloed- en urineonderzoek, een onderzoek bij de KNO-arts, een CT-scan van hals, borst en buik en een punctie van ‘de bult’.

De bloeduitslagen en CT-scan brachten geen goede uitslag. De scan bracht nog veel meer dikke lymfeklieren aan het licht: onder mijn borstbeen. En het bloedonderzoek sloot uit dat mijn lymfeklieren zo dik waren door infectieziekten of virussen. Ik werd halsoverkop binnen vier dagen ingepland voor een PET-scan van het hele lichaam.

Al die onderzoeken vonden plaats over een periode van tweeënhalve week. Het was natuurlijk fantastisch dat ik zo’n vipbehandeling in het ziekenhuis kreeg, maar het was ook heel beangstigend. Waarom propten ze me, ondanks corona, overal tussendoor? Waarom moest alles op zulke korte termijn? Waarom bleef de internist telkens maar hameren op ‘We moeten uitsluiten dat dit kwaadaardig is’?

Het radioactieve suiker liet met de PET-scan diverse klieren in mijn hals (aan beide kanten), bij mijn sleutelbeen en onder het borstbeen oplichten. Niet goed, dacht ik. ‘De PET-scan liegt niet. We gaan uit van kwaadaardig tot het tegendeel bewezen is’, zei mijn internist. Helaas kwam er onvoldoende uit de punctie. ‘Ik stuur je door naar een oncoloog en er moet een lymfeklier uit. Op de OK. Onder algehele narcose.’ De oceaan bleek nog dieper te zijn dan ik had gedacht en deze meermin huilde een oceaan vol zilte tranen.

Ik verlies mijn haar, maar niet mijn staart. Meerminnen verdrinken niet.

De dag erna al kreeg ik een oproep van de chirurg. Of ik dezelfde dag nog naar het ziekenhuis wilde komen voor een intakegesprek? En zo werd ik op een vrijdagmiddag op een leeg OK-plekje gezet meteen die maandag erna. Dan zou er een biopt worden genomen. Het biopt zou het laatste puzzelstukje zijn. Het zou vertellen welke lymfeklierziekte ik heb.

De dag van de operatie was zwaar. Ik was alleen, wegens corona. Er was uitloop op de OK. Heel veel uitloop. En toen kwam er nog een spoedje. Uiteindelijk werd ik pas zes uur later geopereerd. In de dagen erna kwam ik mezelf flink tegen. Niet alleen vanwege de ingreep. De algehele narcose maakte dat het
voelde alsof ik met mijn hoofd onder water zat.

En gisterenmiddag was het zover. Het biopt had vijf dagen op kweek gestaan. Ik werd ’s morgens nog gebeld door het ziekenhuis: of ik een uurtje eerder wilde komen dan mijn afspraak bij de internist-oncoloog-hematoloog? Ze wilden nog wat longfoto’s maken. Niet goed, dacht ik.

En toen was daar eindelijk de diagnose. En de waarheid is hard en rauw en eng. Ik heb lymfeklierkanker. De ziekte van Hodgkin, fase 2B. Wat vanaf meteen deze week volgt is een behandelingstraject van in ieder geval vijf maanden. We gaan voor genezing. Ik heb een goede kans. De eerste chemokuur begint volgende week woensdag. Ik zal daarbij al mijn haar verliezen op korte termijn.

Ik verlies mijn haar, maar niet mijn staart. Meerminnen verdrinken niet.

Verder lezen?