Alex Schulman, bestsellerauteur van De overlevenden, heeft een nieuwe roman uit. Station Malma vertelt het verhaal van drie generaties vrouwen en de nawerking van van een traumatische gebeurtenis op hun levens.

Benieuwd naar Station Malma? Lees hier al het eerste hoofdstuk!

 

Lees hier al het eerste hoofdstuk.

 

1.
Harriet

 

Ze staat op het perron in haar vaders schaduw en kijkt hoe hij zijn ogen dichtknijpt tegen de lage ochtendzon. Ze zijn aan het wachten en ze zoekt naar tekenen van irritatie in zijn blik en bewegingen. Vandaag is ze extra oplettend omdat ze deze reis voor haar maken. Ze voelt zich bij hem in het krijt staan, want het is vanwege haar dat haar vader daar nu staat. Ze doorstaat de hitte, en de vroege ochtend, en de vertraging van de trein. Zij is verantwoordelijk voor alles wat hij vanaf nu te verduren krijgt, en hij zwijgt en is onmogelijk te lezen.

Het asfalt is heet en de warmte komt door haar schoenzolen heen. Harriet is helemaal in het zwart gekleed, want dat doen mensen bij begrafenissen. Ze draagt de cameratas van haar vader over haar schouder en zet hem niet op de grond. Zelfs als ze begrijpt dat de trein vertraging heeft en dat ze daar misschien nog wel een tijdje zullen blijven staan, zet ze hem niet neer. De tas bevat lenzen ter waarde van duizenden kronen. Ze weet dat de apparatuur belangrijk is voor haar vader. Ze weet ook dat het haar toekomst is die ze over haar schouder draagt, omdat ze op een dag alles zal erven. Elke keer dat haar vader haar dat vertelt, is het alsof er een zware last op haar schouders wordt geplaatst. Haar vader pleegt één keer per week cameraonderhoud en hij wil altijd dat zij daarbij aanwezig is. Ze zitten dan onder het oranjegele schijnsel van de keukenlamp en hij zet de lenzen naast elkaar op de keukentafel en soms geeft hij er een aan haar zodat ze eraan kan voelen. ‘Kijk deze knaap eens,’ zegt hij dan. En ze weegt hem in haar hand. De lens is massief en zwaar, en wil naar de grond. ‘En deze,’ zegt hij. Hij geeft haar een andere. ‘Moet je deze knaap eens zien.’ Haar vader noemt allerlei objecten vaak ‘knaap’. Vooral dingen die hij heeft aangeschaft en waar hij zuinig op is, maar ook andere zaken; in de auto kan hij bijvoorbeeld plotseling afremmen als hij een hert ziet en wijzen: ‘Kijk die knaap eens.’ Een omgevallen boom in het bos kan ook een knaap zijn, als het een grote boom is. Maar meestal gaat het over spullen, niet alleen die van hemzelf; hij is ook royaal in het prijzen van andermans bezittingen. Hij kan fluiten als hij in de auto achter een Porsche belandt. ‘Moet je die knaap zien.’ Het is een leuk trekje. Op die momenten vindt ze haar vader aardig.

Misschien wil haar vader wel ergens gaan zitten? Ze zoekt met haar ogen, maar de bankjes zijn al vol met mensen. Ze zien er onnozel uit. Een rij uitgestrekte halzen, gespannen uitkijkend naar tekenen van een trein die nooit komt. Een conducteur loopt snel voorbij over het perron en iemand vraagt wat er aan de hand is en de man wijst gewoon in het verlengde van het spoor, alsof het antwoord daar ergens in de verte ligt en hij op weg is om het uit te zoeken. En dan plotseling komt alles in beweging als een stem de aankomst van de trein omroept. Iedereen heeft zo’n haast, alsof ze er zeker van zijn dat de trein maar heel kort op het station stopt. Maar haar vader heeft geen haast. Dat heeft hij nooit. Er is iets aan zijn bewegingen, alsof hij alles op halve snelheid doet. Er is niets wat spontaan uit de lucht komt vallen, niets wordt impulsief gedaan. Harriet krijgt het gevoel dat alles vanaf het begin is uitgedacht. Soms stelt ze zich voor dat hij ’s ochtends exact besluit hoe hij zich gedurende de dag zal bewegen, vanaf het ontbijt tot aan de avond, en dan voert hij het allemaal uit, precies zoals hij het gepland heeft. Misschien toont hij daarom nooit emotie, want niets kan hem ooit verrassen, en hij is nooit zonder weerwoord. Nu staat hij toe te kijken hoe de mensen zich naar hun coupés haasten. Hij laat ze hun gang gaan, en ten slotte begint hij langzaam te lopen en zij volgt hem. Het is net zo warm in de trein als erbuiten. Ze dwaalt door de coupé en ziet hoe mensen daar zitten ongemakkelijk te zijn.

Ze neemt tegenover haar vader plaats bij het raam. Hij gebaart dat hij de cameratas wil hebben en zij overhandigt hem die. Ze kijkt uit het raam en ziet het langzaam leeggelopen perron. De geluiden om haar heen komen dichterbij, het geritsel van kranten die worden opengeslagen, een blikje fris dat wordt geopend, en gesprekken beginnen vorm te krijgen, flarden van conversaties. Als ze eenmaal begint te luisteren, lukt het haar niet meer om het uit te schakelen. De gesprekken klinken als een zwak gezoem dat melodieën vormt, verhalen over hun leven. En de meeste mensen naar wie ze luistert lijken verdrietig en gaan gebukt onder een onverklaarbaar gewicht. Ze is voortdurend bang om erop aangesproken te worden door iemand die haar in het oog krijgt – waarom zit je ons af te luisteren?

Ze hoort geen luistervinkje te spelen.

Ze moet denken aan die avond twee jaar geleden, toen zij en haar zus al moesten slapen. Vlak aan hun slaapkamer grensde de keuken en haar vader en moeder zaten daar. Ze hoorde elk woord glashelder. Het was haast merkwaardig – kon het zo zijn geweest dat de wand tussen de keuken en de slaapkamer van de meisjes de geluiden versterkte? Dat moest haast wel, want het was alsof ze bij hen was en ze had de zuchten kunnen horen, en het geschraap van stoelen, en de koelkast die zachtjes bromde en vervolgens stilviel toen haar vader hem opende. Hij stond daar iets te lang te kijken. Haar moeder hield er niet van als iemand van het gezin daar met de deur van de koelkast open stond. Ze hield niet van de besluiteloosheid – ‘doe iets!’ – en ze maakte zich ook zorgen over de financiën; ze had het in haar hoofd gehaald dat de open deur de reden was voor de hoge elektriciteitsrekeningen. En dat was waarom ze plotseling kon uitroepen: ‘Sta daar niet zo te dralen, sluit die deur!’ Maar die avond kon haar vader lang bij de koelkast staan en kijken naar de mogelijkheden die daarbinnen lagen opgestapeld zonder dat haar moeder bezwaar maakte.

Dat trok Harriets aandacht; er was iets niet in orde. Geritsel van papieren. Haar vader pakte wat ham en zette ook iets zwaarders op het aanrecht neer – een pakje boter? Hij opende de vriezer, voor ijsblokjes. Haar vader dronk melk met ijsblokjes, dat deed hij altijd. Scherpe geluiden en gerammel uit de besteklade, alsof iemand een goudschat aan het opgraven was. Ze hoorde haar moeder de kaarsen op tafel aansteken en borden klaarzetten. Het was stil en dat duurde een tijdje en Harriet lag in haar bed te luisteren naar de onheilspellende geluiden terwijl haar ouders tegenover elkaar bij het raam plaatsnamen.

‘Hoe gaan we het dan aanpakken?’ vroeg haar moeder. Haar vader antwoordde niet. Wat gebeurde er aan de andere kant van de muur?

‘Wil je ook wat?’ vroeg hij. ‘Graag,’ antwoordde ze.

De vriendelijkheid tussen hen. Hun zachte stemmen tussen het kauwen door. De bedachtzaamheid, de bijna overdreven welwillendheid. ‘Wil je iets drinken? Ik pak het wel.’ Ze leken eensgezinder dan ooit.

‘Ik neem aan dat je bij hem intrekt,’ zei haar vader.

‘Ja,’ antwoordde haar moeder. ‘Hij woont groot en er is daar ook ruimte voor kinderen.’

‘Je neemt ze niet allebei mee.’

‘Nee,’ zei haar moeder. ‘Mijn voorstel is dat ik Amelia neem en jij Harriet.’

Hij liet een kort lachje horen.

‘Ik wilde het tegenovergestelde voorstellen,’ zei hij. ‘Wil jij Amelia?’ vroeg haar moeder.

‘Ja.’

En toen zwegen ze terwijl ze op hun sandwiches kauwden.

Een glas werd bijgevuld.

‘Amelia en ik zijn close,’ zei haar moeder. ‘En we delen het paardrijden.’

‘Voor mij geldt hetzelfde.’ ‘Jij rijdt toch geen paard?’

‘Nee, maar Amelia en ik zijn ook close.’

‘Waarom wil jij Harriet niet?’ vroeg haar moeder. ‘Waarom wil jij haar niet?’

‘Ik vroeg het aan jou,’ zei haar moeder.

Harriet lag in haar bed naar het plafond te staren.

‘Dat weet je net zo goed als ik,’ zei haar vader. Hij dronk uit het melkglas. ‘Ik vind het lastig met Harriet. We zitten niet echt op dezelfde golflengte.’

Harriets bed was smal en had brede randen van hout, als een doodskist zonder deksel. Buiten was het opgehouden met regenen en de storm was overgewaaid. Geen wind meer die door de boomtoppen in het park voor het huis ruiste. Er was nu niets te horen, alleen het geluid van haar ouders die in de keuken aan het eten waren en hun rustige conversatie.

Ze zitten niet echt op dezelfde golflengte.

Ze had het achteraf altijd zo vaag gevonden, zo moeilijk te bevatten. Wat kon ze doen om zichzelf te verbeteren? Ze wilde dat ze op dezelfde golflengte zaten, maar wist niet wat ze zou moeten doen.

Ze draaide zich in haar bed naar haar zus toe. ‘Amelia,’ fluisterde ze. ‘Hoorde je dat?’

Haar zus antwoordde niet, maar in het zwakke schijnsel kon Harriet zien dat ze klaarwakker was en op haar rug lag met haar ogen naar het plafond gericht.

‘Amelia.’

‘Ze praten gewoon onzin,’ fluisterde haar zus. ‘Luister maar niet naar ze.’

Hun ouders spraken er die avond niet verder over, het gesprek was waarschijnlijk elders voortgezet. En een paar dagen later, op een middag, werden de zusjes een voor een de keuken in geroepen. Hun moeder opende een blikje cola en gaf het aan Harriet, ook al was het geen zaterdag. Het was warm en de bubbels in haar keel namen toe terwijl ze dronk. Haar ouders glimlachten merkwaardig. Ze gingen scheiden, zei haar moeder, en omdat ze zo ver uit elkaar gingen wonen was het het beste om de kinderen te verdelen. Harriet zou bij hun vader gaan wonen en Amelia bij hun moeder. Harriet wachtte tot haar vader iets zou zeggen, maar hij zweeg. Ze keek naar hem op en zag zijn uitdrukkingsloze gezicht en ze had medelijden met haar vader, want hij had niet gekregen wat hij wilde.

Ze zitten tegenover elkaar bij het raam, en haar vader kijkt de hele tijd over haar hoofd heen om de deuren in de gaten te houden. Ze weet waar hij op wacht en ze is voorbereid, ze hebben dit van tevoren zorgvuldig doorgenomen – als hij een teken geeft, moeten ze vlug zijn. Hij opent de cameratas die hij op schoot heeft. Zijn ogen op de deur gericht. Hij hoeft niet naar beneden te kijken, want hij kent zijn cameratas vanbuiten. De bril maakt zijn ogen kleiner, twee zwarte puntjes achter het glas. Het lukt nooit om te zien wat hij denkt.

Ze kijkt uit het raam. Ze rijden over bruggen hoog boven het water. De trein gaat snel en de bloemen in de berm van het spoor vormen een blauwe streep. Ze hebben de stad nu verlaten en passeren voorsteden en vervolgens boerderijen en groene velden en ze rijdt achteruit en ziet mensen voorbijkomen en kleiner worden achter de trein. Hun levens worden kleine puntjes die oplossen in de velden. Dan remt de trein af – en komt helemaal tot stilstand. Een stem uit de luidspreker vertelt hun dat het baanvak voor hen slechts enkelspoor is en dat ze moeten wachten op een tegemoetkomende trein. Ze staan verzonken in een weiland, met bloemen tot aan hun kin. Als de zomer nog een decimeter stijgt, zullen ze verdrinken. Iets verderop in het veld ziet ze twee vogels met lange, dunne poten die over het dal staan uit te kijken en ze moet denken aan die keer dat haar vader haar op een eekhoorn wees die hij in een boom had gespot. Moet je die knaap zien. Het dier was volledig opgehouden met waar hij mee bezig was en was nu over het bos aan het uitkijken. Als verlamd, vastzittend in een gedachte. ‘Hij zit daar herinneringen op te halen,’ had haar vader gezegd, en ze had het zo’n onbehaaglijk en ondraaglijk idee gevonden. Want het maakte de droefenis in de wereld nog groter. De zwaarmoedigheid bevond zich niet alleen bij de mensen, maar ook bij dieren, en ze moest ook voor hen de verantwoordelijkheid op zich nemen. En als ze nu die twee vogels in het veld ziet, denkt ze dat ze zich iets uit hun kindertijd herinneren, en dat maakt haar gewoon verdrietig.

Een paar maanden geleden kregen ze een huiswerkopdracht mee van school, toen ze over de hersenen aan het leren waren. Alle leerlingen moesten zo gedetailleerd mogelijk een herinnering opschrijven. ’s Avonds had ze haar vader over de opdracht verteld, en het had hem geïnteresseerd.

‘Over welke herinnering ga je dan schrijven?’ vroeg hij. ‘Ik weet het niet, iets wat in mijn kindertijd is gebeurd.’

Toen had haar vader moeten lachen en hij had gezegd: ‘Je bent acht jaar. Je bént een kind.’

Later had ze op haar kamer gezeten met haar schrift en had geschreven over het kruisbeeld dat haar vader in zijn slaapkamer aan de muur had hangen. Het hing eerst boven zijn bureau, maar na de scheiding had hij het aan de muur boven zijn hoofdkussen gehangen. Ze heeft haar vader naast het bed zien knielen en zijn handen zien vouwen en bidden. Als hij niet op zijn kamer is, gaat ze er vaak naartoe om het van dichtbij te bekijken. Jezus van donker metaal tegen het zwart geschilderde hout, het bundeltje rond Jezus’ middel, als een luier.

De grote bouten die door zijn handpalmen gaan, en één spijker die door zijn voeten is geslagen, de ene knie voor de andere, wat hem op de een of andere manier vrouwelijk doet lijken. De Zoon van God kijkt met een vaste blik uit over de sprei, en wanneer ze recht voor het kruis gaat staan en hem aankijkt, lijkt het alsof hij terugkijkt. Haar vader vertelde dat het wel enkele dagen kon duren voordat de gekruisig- den stierven, soms een hele week, en als ze dan doodgingen, dan was dat niet door de wonden, maar van honger of dorst. Harriet had hierover geschreven, en toen had ze verteld over een herinnering die een jaar oud was, over iets wat vlak na de scheiding plaatsvond. Ze was bij haar oma van vaderskant op bezoek geweest. Die had eczeem aan haar handen gehad en gebruikte aardappelmeel om de jeuk te verlichten. Ze had het meel altijd bij zich in een stoffen zakje en Harriet herinnert zich hoe het in kleine verlichte deeltjes rondwervelde als de zon door de grote ramen naar binnen viel. Soms trok haar oma handschoenen van doorzichtig plastic aan, en liet het aardappelmeel langs haar pols naar beneden lopen en vulde het aan als het weer begon te jeuken. Aan het eind van die avonden waren de dunne handschoenen altijd vol en zwaar van het witte poeder.

Haar oma was bang om te sterven, werd daardoor in beslag genomen, en zat vaak zwijgzaam en afwezig aan de keukentafel. En soms, als de angst voor de dood te groot werd, ging ze naar de piano en sloeg met volle kracht op de toetsen, zodat het leek alsof de hele wereld in elkaar stortte. Daarna bleef ze aan de piano zitten en klemde haar handen stevig tegen elkaar zodat haar plastic handschoenen piepten.

Alleen de alcohol kon haar uit die greep verlossen. Ze dronk gekoelde rode wijn, en na een paar glazen werd ze spraakzaam en begon ze vragen te stellen. Harriet had haar op een keer verteld dat een vriendinnetje op de kleuterschool ‘prikkeldraad’ bij haar had gedaan, en oma vroeg wat ‘prikkeldraad’ was, en zij had uitgelegd dat je met je handen iemands arm in verschillende richtingen draait, zoals bij het uitwringen van een vaatdoek, en oma had moeten lachen.

‘Laat eens zien,’ had ze gezegd en ze had de mouwen van haar zijden blouse opgerold. En Harriet had de magere arm van haar grootmoeder verdraaid, en vrijwel onmiddellijk was er bloed verschenen. En haar oma had een luide en schelle gil gegeven, en het bloed bleef maar over haar armen lopen. Ze begon in alle kastjes te zoeken naar de EHBO-doos, maar kon die nergens vinden. De kastdeurtjes die open- en dichtgedaan werden, en haar grootmoeders gejammer.

‘In ’s hemelsnaam, kind, help me zoeken,’ had ze gezegd, maar Harriet kon dat niet. Ze stond als verlamd midden in de keuken, met haar oma’s bloed aan haar handen. Haar vader had eerder moeten komen om haar op te halen. Toen ze die avond thuiskwam, liep ze langs haar vaders slaapkamer en daar hing het kruis boven zijn bed, en toen ze naar Jezus keek, dacht ze dat hij op een andere manier naar haar terugkeek.

Ze leverde haar huiswerk in en dacht er verder niet meer aan, maar toen ze op een middag haar slaapkamer in liep, zat haar vader aan haar bureau in haar schrift te lezen.

‘Heb je dit ingeleverd?’ vroeg hij. ‘Ja,’ antwoordde ze.

Hij las verder terwijl zij zwijgend voor hem stond, en toen sloeg hij het schrift dicht en keek naar de grond.

‘Je hebt een goed geheugen,’ zei hij. ‘Ja,’ antwoordde ze.

‘Maar, eh… wat hier in huis gebeurt, dat blijft hier.’ ‘Oké.’

‘Ik wil niet dat mensen weten wat ik aan mijn muren heb hangen, of ik bid, en of ik getrouwd of gescheiden ben. Het is respectloos van je om dit soort dingen te schrijven. Begrijp je dat?’

Ze knikte. Zijn uitdrukkingsloze blik. Hij was nog even blijven zitten. Toen stond hij op en liep weg. Harriet pakte het schrift en legde het meteen in een la.

De trein staat nog steeds stil in het veld, wachtend op de tegemoetkomende trein. De warmte van buiten sijpelt de coupé in terwijl het metalen dak door de zon wordt verhit. Ze ziet de twee vogels, die daar helemaal bewegingsloos herinneringen staan op te diepen, en plotseling hoort ze het bekende geluid van een foto die wordt genomen. Ze draait zich om naar haar vader, maar kan zijn gezicht niet zien omdat de camera in de weg zit. Hij heeft de lens nog steeds op haar gericht en stelt scherp op haar, misschien gaat hij nog een foto maken. Ze houdt ervan als hij haar fotografeert. Het voelt goed als hij dat doet. Harriet glimlacht naar hem, ontbloot haar tanden en maakt met één hand het V-teken.

‘Nee,’ zegt haar vader. Hij laat de camera zakken. ‘Waarom moet je nou zo de clown uithangen?’

Hij legt de camera op de tafel tussen hen in en kijkt weg. Harriet wil dat hij haar nog een kans geeft, maar het moment is voorbij. Ze wordt weer verdrietig. Emoties nestelen zich onder haar oogleden en de onrust hamert in haar borstkas. Ze kijkt omlaag naar het tafelblad. Ze wil niet gaan huilen, daar houdt haar vader niet van. Dan neemt hij nog een foto van haar.

Hij friemelt wat aan de camera en past het diafragma aan. Ze kijkt door het raam van de trein. Een van de vogels vliegt laag over het hoge gras weg, de andere blijft staan kijken.

Hij vertrekt even later ook. ‘Nu!’ sist haar vader.

Alles gaat snel. Hij staat op en zij is net zo vlug. Ze doen een paar stappen het gangpad in, en ze ziet de contouren van de conducteur in de andere coupé, op weg naar die van hen. Vlug gaan ze het toilet in en sluiten de deur achter zich. Haar vader doet de deur op slot en Harriet doet hem meteen weer van het slot.

‘Wat doe je?’ fluistert hij, en zijn ogen zijn nu groot en bezorgd.

‘Als hij ziet dat hier iemand is, wacht hij misschien tot we naar buiten komen,’ antwoordt ze.

Haar vader denkt even na en knikt dan. Hij staat met zijn hoofd gebogen vlak bij de deur. Luistert naar de voetstappen van de conducteur die net voorbij komt lopen.

‘Nieuwe reizigers,’ vraagt de stem aan de andere kant. ‘Ja, er waren nieuwe reizigers bij gekomen in Stockholm.’

Ze wachten en dan opent haar vader voorzichtig de deur en tuurt naar buiten. Ze verlaten vlug het toilet, gaan zitten en vermengen zich met de betalende passagiers. Hij knikt kort naar haar en zij knikt terug. Haar hartslag is hoog en ze voelt zich misselijk, moet haast overgeven omdat ze iets doet wat niet mag, maar nog sterker verspreidt zich iets anders in haar. Een warmte, een klein vuurtje in haar borstkas, als ze naar hem kijkt en hij naar haar en ze naar elkaar glimlachen.

Ze zitten op dezelfde golflengte.

 

Bestel hier jouw exemplaar:

Station Malma

Een indrukwekkende en aangrijpende roman over de nawerking van een traumatische gebeurtenis op de levens van drie generaties vrouwen in Zweden van de auteur van de bestseller De overlevenden. Als Harriet zes jaar oud is gaan haar ouders scheiden. Op een avond hoort ze haar vader en moeder twisten over wie welke dochter in huis mag nemen en vangt ze op dat beiden een voorkeur hebben voor haar zus Amelia. Uiteindelijk komt Harriet bij haar vader terecht. Wanneer ze na twee jaar haar zus weer mag zien, loopt hun ontmoeting volledig uit de hand en het contact wordt rigoureus verbroken. Twintig jaar later ontmoet Harriet tijdens ... lees meer een treinreis Oskar. Hij raakt volkomen in de ban van de ongrijpbare en extravagante jonge vrouw tegenover hem en het duurt niet lang voordat ze gaan samenwonen. Voor de rechtlijnige Oskar blijft Harriet echter een gesloten boek, en ondanks de geboorte van hun dochter Yana verzuurt hun relatie al snel. Als Yana elf is, verdwijnt Harriet zonder waarschuwing uit het leven van haar dochter. Pas bij het overlijden van Oskar, twintig jaar later, gaat Yana op zoek naar antwoorden. Waarom is haar moeder destijds verdwenen? En wat is er lang geleden gebeurd, toen beide zussen elkaar voor het laatst zagen?
In Station Malma laat Alex Schulman op aangrijpende wijze zien hoe pijn en verlies van generatie op generatie worden doorgegeven. In hoeverre staat het verleden vast, en in welke mate is de toekomst nog te beïnvloeden?

€ 24,99

Alex Schulman

Alex Schulman (1976) is schrijver en journalist. Hij is de presentator van de populairste podcast in Zweden en schreef eerder vijf zeer succesvolle autobiografische boeken. De overlevenden is zijn debuutroman. De vertaalrechten zijn na grote veilingen wereldwijd verkocht. Auteursfoto (c) Thron Ullberg