Futuria is een meeslepend verhaal vol spanning, mysterie en emotie van Zilveren Griffelwinnaar  Suzanne Wouda. 

Straatjongens Kraai en Achilles zijn gezworen vijanden. Maar als hun bendes plotseling worden opgepakt en afgevoerd door mannen in het zwart, moeten ze wel samenwerken om hun kameraden te redden. Die zijn naar het eiland Futuria gebracht, waar behalve een chic pretpark ook een oude gevangenis is, en een groot huis. In dat huis woont Libby. Haar vader is dokter Gold, wetenschapper en eigenaar van Futuria.

Op de avond voor Halloween nodigt Gold de rijksten van de stad uit voor een bezoek aan de oude gevangenis. Daar heeft hij een geheim laboratorium en een griezelige carrousel laten bouwen. Libby ontdekt dat haar vader met een bijzonder, maar gruwelijk experiment bezig is. En dat zij een kant moet kiezen. Die van haar vader, of die van Kraai en Achilles… 

Lees hieronder al het eerste hoofdstuk, of download het leesfragment hier.

Hoofdstuk 1: Puzzelstukken

Februari 1887.

Op het strand liep een man te jutten, zijn kar trok een spoor door het zand. Hij vond de ene na de andere schoen, maar nooit een passend paar. Hij vond een pop van porselein, met een gat op de plek van haar linkeroog. Hij vond een broek met één pijp afgeknipt en dichtgenaaid bij de knie. Hij vond een verrekijker vol water, een reddingsboei met ‘Katharina’ erop en een fles jenever, halfvol. Hij vond voorwerpen die hij niet kende, die te vies waren om mee te nemen, te stuk om te repareren. Hij vond een kistje en haalde zijn slothaken uit zijn tas. Na wat gemorrel klikte het slot open, maar in de kist zat geen schat, alleen papierbrij. Zijn beste vondst was een armband van goud. De jutter blies het zand eraf, stak hem in de buidel aan zijn riem en staarde naar een groepje zeehonden verderop op het strand. Die waren hier vaker, maar altijd op de zandplaten voor de kust.

Hij trok zijn kar door het schuim in de richting van de dieren.Voor zijn voeten lag een hoge hoed met de open kant naar boven. Er scharrelde een krabbetje in. De jutter liet hem liggen. Wanneer droeg hij nou zo’n hoed? Een modderschuit had ook geen vlag.

Hij jutte de kustlijn af, de zeehonden hadden zich niet bewogen. Op de voorste landde een meeuw, en ineens besefte de jutter dat het helemaal geen zeehonden waren. Ineens zag hij die spullen op het strand als puzzelstukken die samen een verhaal vertelden.

Schoenen.

Kleding.

Stukken schip.

Verdronken mensen in de branding. De zee knabbelde aan hun tenen.

Hij liet zijn kar los en begon te rennen, al zwaaiend met zijn armen. De meeuw vloog op. Bij het voorste lichaam viel hij op zijn knieën. Het was een vrouw. De jutter staarde naar haar gezwollen gezicht, haar lippen waren bleek en blauw en haar haren plakten tegen haar huid.

‘Johannes!’

Hij keek op. Op het duin stond de buurjongen druk te zwaaien en te gebaren.

‘Johannes, het is zover!’

Wat is zover? dacht Johannes. ‘Het kind komt.’

O, het kind.

Hij stond op en zwaaide terug. ‘Ik kom!’

Hij rilde terwijl hij de lichamen aan hun koude, gerimpelde handen verder het strand op trok, maar de zee mocht ze niet hebben. Vlug sloeg hij een kruis, en trok zijn kar naar het pad door de duinen. Eerst langs de veldwachter, dan naar huis. Dat kon nog wel, zijn andere kinderen hadden ook geen haast gehad. Boven aangekomen keek hij om naar de puzzelstukken op het strand. Meer dan ooit was het een dag van dood en leven.

De veldwachter lag vast nog te slapen, want het duurde een tijd voor hij opendeed.

‘O, jij bent het,’ zei hij.

‘Er liggen lijken in de branding.’ ‘Wat?’

‘Je hoorde me.’ Johannes liep het pad voor het huis alweer af. ‘Wacht, waar?’

‘Richting ’tVliet.’ Hij gebaarde naar het zuiden. ‘Ik moet gaan, het is zover.’

De veldwachter rende hem achterna. ‘Nummer vijf?’ ‘Nummer vijf.’

‘Een meisje dit keer?’

Johannes antwoordde niet. Wensen hardop uitspreken, was de duivel verzoeken. Hij draaide zich om. ‘Haal ze maar snel weg. Als de vloed opkomt, ben je ze kwijt.’

Hij sloeg een steegje tussen twee vissershuisjes in. Halverwege pikten twee kraaien in een vissenkop. Ze vlogen vol protest op, de kop was te zwaar om mee te nemen. Aan het einde van de steeg bleef Johannes staan. Een van de kraaien was op het dak van zijn huis geland en keek hem vanuit de hoogte spottend aan. Hij sloeg een kruis, tien keer liever zag hij een troep brutale meeuwen.

Zijn huis was gevuld met geluid. Gefluister van de jongens. Gekletter van een ketel, klotsend water, keukenkastjes die open- en dichtgingen. Snelle voetstappen op de overloop boven. Gekraak van vloerplanken in de richting van de slaapkamer. Deur open. Een ademhaling, kort en stotend. Deur dicht.

Net als de vorige keren wenste Johannes dat hij terug op het strand was, van voorwerp naar voorwerp liep en alleen maar hoefde te denken: dit houd ik, dit houd ik niet. Simpel en nuttig. Uit de keuken kwam de buurvrouw met een stapel lappen onder haar arm en een dampende ketel in haar hand. ‘Ben je daar eindelijk?’

Johannes voelde dat hij iets moest zeggen. ‘Is het er al?’

De buurvrouw fronste. ‘Wat is dat toch met jullie mannen? Denken dat we onze kinderen er even uitpoepen. Hup, benen wijd, paar keer puffen. Klaar.’

‘Ik… eh…’

Ze liep door.

Johannes keek naar haar wiebelende achterwerk terwijl ze de trap opging. In de keuken pakte hij een glas, opende de fles jenever van het strand, schonk in en sloeg de drank in één keer achterover. Met een brandende keel ging hij op een stoel zitten, over zijn knieën wrijvend.

Langzaam namen de geluiden toe. In de woonkamer waren de jongens harder gaan praten, Ze telden tot tien, steeds opnieuw, hopend dat bij déze tien de buurvrouw zou roepen dat hun zusje geboren was. Want dat het een zusje zou zijn, dat wisten ze zo zeker als dat morgen de zon weer opkwam.

Ze ruzieden al weken om de naam die het kind zou krijgen. ‘Johanna natuurlijk! Naar pa.’

‘Maria, naar de ma van Jezus.’

‘Of iets ingewikkelds. Isa… dora… bella.’

‘Of Kattenkop,’ zei de oudste. ‘Kleine zusjes zijn altijd kattenkoppen. Isadorabella Kattenkop.’

De andere broers lachten en begonnen te roepen. ‘Isadorabella Jankebal.’

‘Isadorabella Schijtebroek.’ ‘Isadorabella Poepfabriek.’ ‘Isadorabella Krijskonijn.’

Ze zwegen toen Johannes in de deuropening verscheen. ‘Krijskonijn’ bleef in de kamer hangen tot het woord uit elkaar spatte door een kreet van boven. Johannes hoorde lange zuchten en aanmoedigingen van de buurvrouw: ‘Ja ja ja ja, je kunt het, toe maar, je kunt het.

De jongens keken naar het plafond alsof het hele zootje erdoorheen dreigde te zakken.

‘Ja ja ja, toe maar, nog een keer, toe maar toe maar toe maar, bijna bijna bijna toemaartoemaartoemaartoema…’

Er klonk een kreet, een brul, een stilte. Toen gehuil.

Na een tijd verscheen de buurvrouw met een kind op haar arm, strak in lappen gewikkeld.‘Dat is één…’ zei ze. ‘Een jongen.’

Ze duwde hem in Johannes’ armen.

Hij keek haar geschrokken aan.‘Eén?’

De buurvrouw verdween. Johannes bleef achter met zijn zoon. Alwéér een zoon. Hij staarde naar de plakkerige zwarte haren en het gezichtje vol rimpels. De jongens waren om hen heen komen staan.

‘Wat is-ie lelijk,’ fluisterde er een. ‘Net zo lelijk als jij was,’ zei de ander.

Niet veel later kwam de buurvrouw een tweede keer naar beneden, opnieuw met een kind. Ze lachte stralend. ‘Nummer twee. En je hebt geluk. Dit keer is het een meisje.’ Ze duwde het kind in Johannes’ andere arm. Het had net zulk zwart haar.

Meteen wist hij haar naam, die had hij op het strand gezien. Katharina.

 

Lees verder in:

Futuria

1902. Op het oude gevangeniseiland Futuria is een pretpark waar alleen de rijken naartoe kunnen. Wanneer
er een groep straatkinderen wordt opgepakt en naar het veer richting Futuria wordt gevoerd, moeten hun rivaliserende leiders Kraai en Achilles tot hun eigen afschuw samenwerken om de kinderen te bevrijden. Maar met welke duistere reden zijn ze daarnaartoe gebracht?
Op het eiland woont ook Libby met haar ouders. Haar moeder is ernstig ziek en haar vader werkt aan een geheimzinnig project in zijn laboratorium. Op de avond voor Halloween nodigt hij de rijksten van de stad uit voor een bezoek aan de oude gevangenis. Daar heeft hij een griezelige carrousel laten bouwen, ‘om de jeugd te ... lees meer lokken’… Als Libby ontdekt wat haar vader met de kinderen van plan is, weet ze dat er geen tijd te verliezen is om Kraai en Achilles te helpen. Of is het al te laat om het leven van alle kinderen te redden…?

€ 18,99