Duizenden jaren geleden gebruikten de inwoners van Mesopotamië voor het eerst getallen. Sindsdien is de wiskunde niet te stoppen. Tegenwoordig zit wiskunde achter vrijwel alles: van zoekmachine tot cruisecontrol, van koffiezetapparaat tot dienstregeling. Maar als je bijna nooit zelf iets hoeft uit te rekenen, hoe relevant is het dan om die wiskunde te begrijpen?
In Plussen en minnen laat Stefan Buijsmans zien welke rol de wiskunde speelt in een mensenleven. Dat begint al bij de wiskundige vaardigheden die iedereen vanaf zijn geboorte bezit, om via wiskundeonderwijs en belastingaangifte uit te komen op de vele toepassingen van vandaag de dag. Meer over de opbouw van Plussen en minnen lees je in de inleiding van het boek.
Lees mee en leer bij!
Even terug in de tijd. Ik kijk mijn leraar wiskunde glazig aan. Op een digibord staat een reeks formules. Daarnaast is een tekening te zien van een heuvelachtige lijn geraakt door een aantal rechte lijnen. Zoals iedereen die in de middelbare school wiskunde doet, heb ik geen andere keus dan te leren hoe die formules en tekeningen werken. Waarom? In mijn geval omdat ik van plan ben om sterrenkunde te gaan studeren. Wat ik op dat moment nog niet weet, is dat ik daar veel te ongeduldig voor ben. Maar stel dat ik het wel had geweten? En dat ik bovendien in het beroep dat ik nu heb bijna nooit iets hoef uit te rekenen? Dan had ik bij Google deze vraag ingetypt: waar is wiskunde goed voor?
Toch hebben veel mensen vandaag de dag nog dat gevoel dat ik op de middelbare school had. Een schoolbord vol wiskundige formules waar je niet al te veel van snapt en die je nooit terug zult zien in het dagelijks leven. Niet verwonderlijk dat wiskunde voor veel mensen onbegrijpelijk en nutteloos lijkt. Maar het tegenovergestelde is waar: wiskunde speelt wel degelijk een belangrijke rol in onze moderne maatschappij en is, voor wie achter de formules kijkt, ook beter te begrijpen dan we vaak denken. De manier waarop Google informatie voor ons kiest, laat zien hoe wiskunde van invloed is op ons dagelijks leven, zowel in positieve als in negatieve zin. Digitale diensten zoals Google, Facebook en Twitter hebben als bijeffect dat ze al bestaande opvattingen kunnen versterken. Er duikt tegenwoordig constant nepnieuws op, dat maar moeizaam bestreden kan worden. Dat ligt deels aan de manier waarop deze diensten werken. We kunnen daar alleen mee omgaan als we snappen hoe het komt dat juist dit soort internetdiensten onze meningen versterken, en waarom de manier waarop dat gebeurt niet zomaar kan worden veranderd.
In dit boek wil ik laten zien hoe nuttig wiskunde is. In zekere zin is het gericht aan mijn jongere zelf, nu ik die wiskunde beter in de vingers heb. Tegelijkertijd is het gericht aan alle mensen die, net zoals ik vroeger, denken dat wiskundige berekeningen alleen maar lastig zijn en dat het maar goed is dat ze er later niets mee hoeven doen. Sinds ik als filosoof van de wiskunde werk en veel nadenk over hoe wiskunde werkt en over hoe wij wiskunde leren, weet ik dat wiskunde ontzettend relevant is, of je nou voor je beroep dingen moet uitrekenen of niet. Wiskunde gaat over veel meer dan formules, daarom vind je die in dit boek nauwelijks. Ze zijn handig als je iets specifieks wilt uitrekenen, maar ze leiden vaak af van de gedachten achter de wiskunde.
Hetzelfde geldt voor de andere deelgebieden van de moderne wiskunde die in dit boek aan bod komen: de statistiek en de integraal- en differentiaalrekening. De ideeën hierachter zijn vaak onverwacht simpel en ze zijn veel nuttiger dan school je doet vermoeden. De statistiek kom je bijna elke dag tegen: in de vorm van getallen in het nieuws over criminaliteit, economie, politiek en ga zo maar door. Vaak is het bij die getallen niet duidelijk wat je er precies mee moet of waar ze vandaan komen. Niet voor niets werd er honderd jaar geleden al gewaarschuwd voor misleidende statistieken, en die waarschuwing is sindsdien alleen maar belangrijker geworden.
De rol van de differentialen en integralen lijkt meer op die van de grafentheorie: ze zijn nuttig omdat ze allerlei toepassingen mogelijk maken zonder dat wij dat merken. Sinds de industriële revolutie zijn ze onder meer gebruikt om de efficiëntie van stoommachines te verbeteren, auto’s zelfstandig te laten rijden en wolkenkrabbers te bouwen. Als er een stuk wiskunde is dat de geschiedenis heet veranderd, dan is het dit wel.
Maar voordat ik uitgebreid inga op de vele moderne toepassingen van de wiskunde, moeten we terug naar het allereerste begin ervan. Daarvoor hoeven we niet te zoeken naar ingewikkelde historische sommen of antieke geleerden, maar duiken we in de geschiedenis van de mens zelf. Ieder mens beschikt bij zijn geboorte over een heel aantal wiskundige vaardigheden, waardoor we ook zonder wiskundeles zouden kunnen overleven. Uit de geschiedenis blijkt dat deze aangeboren vaardigheden tekortschieten zodra mensen in grotere groepen gaan samenwonen. Samenlevingen worden op een gegeven moment simpelweg te groot om te kunnen functioneren zonder wiskunde en daarom wenden we ons tot reken- en meetkunde. Sommige culturen lukt het nog steeds om zonder enige vorm van wiskunde te leven, maar daarbij gaat het altijd om kleine samenlevingen, die bijvoorbeeld geen steden bouwen. De abstractie van de wiskunde is nodig voor zaken als de organisatie van een gemeenschap, voor veiligheid, voor de bouw van huizen en andere gebouwen, voor het reguleren van de voedselvoorziening enzovoort. Wiskunde maakt praktische problemen simpeler en daarmee wordt de wereld om ons heen behapbaarder.
Toch zul je – zoals in de meeste filosofische kwesties – uiteindelijk zelf moeten kiezen hoe je over wiskunde denkt en welk antwoord op die filosofische vragen je het meeste aanspreekt. Je zult ook zelf moeten bepalen of je blij bent met de manier waarop wiskunde tegenwoordig wordt toegepast. Wegen de voordelen van Facebook bijvoorbeeld op tegen de nadelen ervan? Het antwoord op die vraag laat ik aan jou. Intussen probeer ik uit te leggen welke rol wiskunde heet in dat soort toepassingen; waarom Facebook de nadelen heet die we inmiddels allemaal kennen en hoe het kan dat die nadelen niet met een simpele verandering van het wiskundige idee erachter op te lossen zijn.
Stefan Buijsman (1995) studeerde op zijn achttiende af in Leiden als filosoof, waarna hij naar Zweden vertrok om te promoveren. Buijsman voltooide binnen anderhalf jaar het zesjarige promotietraject, wat hem een van de jongste doctoren ooit maakt. Nu werkt hij vanuit Nederland als onderzoeker in de filosofie van de wiskunde bij het Institute for Futures Studies. Eerder schreef hij het kinderboek Het Rekenrijk, en het succesvolle Plussen en minnen, waarvan de vertaalrechten aan meer dan twintig landen werden verkocht. foto auteur (c) Merlijn Doomernik