Inspecteur Sofia Kovic ontdekt een verband tussen verschillende moordzaken in Oslo in het afgelopen anderhalf jaar. Voordat ze haar baas, Alexander Blix, kan bereiken, wordt Kovic doodgeschoten in haar huis. En in het appartement onder dat van Kovic lukt het Blix’ dochter Iselin maar net om aan hetzelfde lot te ontsnappen. Vier dagen later zitten Blix en misdaadjournalist Emma Ramm in een verhoorkamer tegenover de nationale recherche. Blix heeft een man doodgeschoten en Ramm heeft dit zien gebeuren. In het ziekenhuis vecht Iselin voor haar leven. Bovendien is Blix er niet zeker van dat hij de juiste man heeft neergeschoten…

Lees hier de eerste hoofdstukken van Slagzij, de derde thriller van Horst & Enger.

1

De verhoorkamer had geen ramen, alleen grijze wanden; er stonden drie stoelen en een tafel in het midden. De lucht was klam. Warm.

Alexander Blix had vele uren in verschillende verhoorkamers doorgebracht, maar niet hier, bij de Landelijke Recherche. En al helemaal nooit aan deze kant van de tafel.

Hij voelde aan zijn voorhoofd. Het verband. De hechtingen deden zeer.

De gedachte aan Iselin veroorzaakte een felle pijn die van zijn maag naar zijn borst omhoogschoot. Dat lieve kleine meisje van hem. De angstige blik, het bewegingloze lichaam. Alles was zo snel gegaan. Hij had niet eens de tijd gehad om na te denken.

De deur ging open.

‘Sorry dat je moest wachten,’ zei de man die het vertrek binnenkwam. ‘Er gebeurt op dit moment van alles.’

Bjarne Brogeland was bijna één meter negentig en was, hoewel hij al tegen de vijftig liep, nog steeds gespierd. Hij zorgde er altijd voor er smetteloos uit te zien. Kortgeknipt, donker haar. Pas geschoren, meende Blix te zien. Meteen hing er een mannelijke geur in de kamer, zijn maag draaide zich bijna om.

Brogeland deed een paar voorzichtige stappen naar voren terwijl de deur automatisch achter hem dichtviel. In zijn ene hand had hij een glas water, in de andere een stapel papieren en een pen. Hij ging zitten, legde de papieren neer en nam Blix van top tot teen op, alsof hij wilde zien welk letsel die had opgelopen en zich daar tegelijkertijd een oordeel over wilde vormen.

Blix had jarenlang op dezelfde afdeling gewerkt als Brogeland, maar ze hadden zich slechts zelden met dezelfde zaken beziggehouden, om de doodeenvoudige reden dat ze het nooit bijzonder goed met elkaar hadden kunnen vinden. Blix was blij geweest toen hij op een dag hoorde dat Brogeland als speciaal rechercheur bij de Landelijke Recherche zou beginnen.

‘Hoe gaat het met je dochter?’ vroeg Brogeland.

Blix haalde diep adem. De beelden deden hem de rillingen over zijn rug lopen. Hij zag het touw voor zich, de val, het levenloze lichaam op de smerige betonvloer. Het bloed en de verwrongen houding. ‘Ik weet het niet,’ antwoordde hij en hij ademde zwaar uit. Het kostte hem grote moeite zijn tranen te bedwingen. ‘Ik zou bericht krijgen zodra ze klaar waren in de ok. Maar jullie hebben mijn mobiel in beslag genomen, dus…’

‘Je weet hoe die dingen gaan,’ zei Brogeland. Hij sloeg zijn blik neer.

‘Ja.’

‘Ik heb laten weten dat ze hiernaartoe moeten komen zodra ze iets horen.’

‘Wie zijn “ze”?’ vroeg Blix.

‘Eh… de anderen hier in het gebouw. Degenen die toekijken en meeluisteren.’ Hij knikte in de richting van een camera in de linkerbovenhoek van het vertrek.

Blix volgde de hoofdbeweging niet, maar vroeg: ‘Gaan jullie Emma ook verhoren?’

‘Daar kan ik geen antwoord op geven,’ antwoordde Brogeland. ‘Je weet…’

‘Vanuit tactische overwegingen,’ onderbrak Blix hem.

Op Brogelands gezicht verscheen een glimlach, maar hij ging er niet verder op in. ‘Weet je zeker dat je er geen advocaat bij wilt hebben?’

‘Ja.’

‘En weet je zeker dat je in staat bent dit te doen? Nu, terwijl…’

‘Ik wil het gewoon achter de rug hebben,’ zei Blix. ‘Zodat ik naar Iselin terug kan keren.’

Brogeland keek hem met toegeknepen ogen aan, alsof hij er niet van overtuigd was dat Blix het gebouw überhaupt zou kunnen verlaten.

Blix hield Brogelands blik vast.

De speciaal rechercheur ging verzitten, nam een slok water en vergewiste zich ervan dat de video-opname werkte, waarna hij uitsprak wie er aanwezig waren, hoe laat het was en om welke zaak het ging. ‘Je kent de procedure, Blix,’ zei Brogeland. ‘Die moeten we doorlopen.’

‘Daar heb ik geen problemen mee.’

‘Mooi. Leeftijd?’

‘Achtenveertig jaar.’

‘Burgerlijke staat?’

‘Gescheiden. Ik woon alleen.’

‘Adres?’

‘Tøyengata 13 in Oslo.’

‘Wat voor werk doe je?’

‘Ik ben hoofdinspecteur, afdeling Geweldsdelicten, politiedistrict Oslo.’

‘Hoe lang doe je dat al?’

‘De laatste acht jaar.’

‘En hoe lang werk je in totaal bij de politie?’

‘Eenentwintig jaar en bijna zeven maanden.’ Blix antwoordde zonder zijn ogen van een punt op de vloer af te wenden. Het was nu drukkend warm. Hij transpireerde, maar veegde het zweet niet weg.

‘Timo Polmar,’ ging Brogeland verder, ‘wie is dat?’

‘Dat…’ Blix drukte zijn vingers tegen elkaar. ‘Dat weet ik niet.’

‘Dat weet je niet?’

‘Nee.’

‘Maar… dat is toch de man die je hebt doodgeschoten?’

Blix trok een grimas. Dat geurtje… ‘Dat denk ik,’ zei hij. ‘Maar ik kan het niet met zekerheid zeggen.’

‘Waarom niet?’

‘Ik had hem voor vandaag nog nooit gezien. En ik heb zijn ID-kaart niet gecheckt nadat ik…’

Brogeland fronste zijn voorhoofd en noteerde iets in de papieren die hij op schoot had. ‘Je hebt vier keer op hem geschoten?’

‘Dat kan zijn.’

‘Waarom vier keer?’

‘Omdat…’ Blix haalde diep adem. ‘Omdat dat nodig was om hem te doen stoppen.’

Brogeland keek hem een paar tellen aan.

‘Ik heb gedaan wat volgens mij nodig was,’ vervolgde Blix. ‘Op dat moment was schieten gerechtvaardigd. Het waren vier gerechtvaardigde schoten.’

Daar reageerde Brogeland niet op. ‘Kun je me vertellen hoe we hier terecht zijn gekomen?’ vroeg hij na een tijdje. ‘Kun je uitleggen hoe het komt dat je vanavond een man hebt doodgeschoten?’

Blix ging wat meer rechtop zitten en plaatste zijn vingers zo tegen elkaar dat er een driehoek ontstond. ‘Ik kan het in elk geval proberen.’

32 uur eerder

2

‘… en het klinkt misschien banaal wat ik nu ga zeggen, maar het allerbelangrijkste wat jullie als familieleden of nabestaanden kunnen doen, is jezelf je eigen gevoelens toestaan. Je mág boos en verdrietig zijn wanneer je hebt meegemaakt wat jullie hebben meegemaakt. Je mag je terugtrekken en een tijdje alleen aan jezelf denken.’ Blix liet zijn ogen over de aanwezigen gaan. De organisatoren hadden gezegd dat er rond de zestig mensen zouden komen, maar er zaten er vermoedelijk niet meer dan veertig in de zaal. Veertig mensen betekenden echter wel veertig lotgevallen. Degenen die nu naar hem keken, hadden allemaal een crisis doorstaan. Ze hadden iemand in hun naaste familie verloren, bij een ongeluk of als gevolg van een misdrijf.

Emma Ramm was een van hen.

Ze zat op de voorste rij aandachtig te luisteren met haar aantekenblok op schoot, zoals ze dat gedurende de hele lezing had gedaan. Het was niet zo dat ze zijn vanzelfsprekendheden nodig had. Als er íémand was die het verlies van haar naasten goed had doorstaan, dan was zij het wel. Blix had haar voorgesteld om toch te komen, aangezien ze bezig was een non-fictieboek over het onderwerp te schrijven. Zowel de sprekers als de toehoorders konden een bijdrage aan het boek leveren.

Zijn mobiel trilde in zijn zak. Het moest iets belangrijks zijn. Dit was al de zevende of achtste keer; hij overwoog de telefoon te pakken, maar deed het toch maar niet.

‘Anderzijds is het verleidelijk om je gevoelens buiten te sluiten,’ vervolgde hij. ‘Maar gevoelens zijn feiten. Wat je voelt, is niet verkeerd. Dat hoef je niet weg te stoppen, maar evengoed kun je in de verleiding komen om juist het tegenovergestelde te doen, om je gevoelens aan te wakkeren. Door haat te koesteren, bijvoorbeeld. Haat koesteren mag ook. Haat koesteren is een heel natuurlijk iets; het is de drang of wens voelen om wraak te nemen.’

De telefoon zweeg. Hij keek naar het kaartje met trefwoorden dat voor hem lag, sloeg een persoonlijke anekdote over en ging verder.

‘Het grote verschil zit hem erin wat je besluit om met die gevoelens te doen. Neem je wraak, dan zijn het geen gevoelens meer. Dan handel je op basis van die gevoelens en overtreed je de wet. En dan’ – hij glimlachte even – ‘verschijnen mensen als ik om je een halt toe te roepen.’

Hier en daar voorzichtig gelach in de zaal.

‘Bij voorkeur voordat je zover komt,’ voegde hij er met een glimlach aan toe. Toen werd hij weer serieus. ‘Rouw kent vele facetten. En iedereen rouwt op een andere manier. Sommigen vinden het moeilijk worden wanneer de media geen belangstelling meer hebben. Dan komt de leegte; misschien raak je ook verbitterd omdat je het gevoel krijgt dat het niemand meer wat kan schelen. Want anderen begrijpen niet dat het voor jou niet overgaat, dat het voor jou zo verdómd pijnlijk en moeilijk blijft.’ Blix gaf de vloek een beetje nadruk; zo’n woord had meestal wel effect op de aanwezigen.

Eigenlijk vond hij het geven van lezingen helemaal niet leuk, maar de laatste jaren waren er steeds meer aanvragen voor gekomen. Hij was blij dat deze lezing er bijna op zat, dat het weekend voor de deur stond. Hij hoopte alleen niet dat de telefoontjes overuren zouden betekenen. Zodra hij hier klaar was, wilde hij naar huis. Een paar blikjes bier opentrekken en niets anders doen dan de avond en het weekend gewoon laten komen.

Hij begon aan de afronding en riep iedereen op met elkaar te praten. ‘Het is het grootste cliché van allemaal, maar omdat er nu eenmaal geen toverformule bestaat hoe je kunt en moet omgaan met zoiets moeilijks als jij hebt ervaren, is het slim om het zo eenvoudig mogelijk aan te pakken. Elkaar op te zoeken en met elkaar praten, bij voorkeur ook buiten je eigen familie om. Ook over ervaringen van anderen. Hélp elkaar. Samen sta je sterker. Samen kun je de pijn en het verdriet achter je laten.’

Opnieuw trilde zijn mobiel. Twee korte, bibberende bewegingen tegen zijn dij. Een tekstbericht.

Blix wierp een blik op zijn horloge op het spreekgestoelte. Hij moest eigenlijk nog een paar minuten van de toebedeelde tijd volpraten, maar strikt genomen had hij gezegd wat hij wilde zeggen. ‘Bedankt voor jullie aandacht,’ zei hij toen en hij raapte zijn aantekeningen bij elkaar. Hij bleef even staan om het beleefde applaus in ontvangst te nemen en glimlachte en knikte een paar keer.

De organisatrice kwam het podium op met een boeket bloemen in herfstkleuren. Kort zei ze hoe blij ze waren dat hij de tijd had genomen om te komen. Blix schudde haar de hand en glimlachte en knikte nogmaals, waarna hij zijn microfoontje afdeed en het aan de geluidstechnicus gaf. Hij stapte van het podium, liep een stukje opzij en haalde zijn mobiel tevoorschijn.

Negen gemiste oproepen.

Zijn vinger gleed over het scherm. Kovic had twee keer gebeld. Fosse ook, nog maar een paar minuten geleden. Maar vooral de vier oproepen van Iselin vielen hem op. Ze waren allemaal snel na elkaar gekomen.

Hij drukte het overzicht van gemiste oproepen weg en opende dat met de binnengekomen berichten. Fosse verzocht hem te bellen zodra hij het bericht had gelezen. Blix voelde zijn onrust toenemen. Hij drukte op het nummer van zijn baas en legde de telefoon tegen zijn oor.

‘Heb je het al gehoord?’ vroeg Fosse; hij had onmiddellijk opgenomen, alsof hij met zijn telefoon in de hand had zitten wachten.

‘Wat gehoord?’ vroeg Blix en hij glimlachte kort naar een deelnemer. Hij drukte een vinger tegen zijn andere oor om het geroezemoes vanuit de zaal te blokkeren.

‘We zijn in groten getale uitgerukt naar Kovics woning,’ antwoordde Fosse. ‘Er is sprake van een indringer. Er zouden meerdere schoten zijn gelost. Waar ben je?’

Blix gaf geen antwoord. In plaats daarvan vroeg hij: ‘Heb je met Kovic gesproken?’

‘Ze neemt niet op.’

Blix kreeg een knoop in zijn maag. Hij dacht aan Iselin, die een kamer bij Kovic huurde voor als ze in de weekenden in Oslo was. Ze had hem vier keer geprobeerd te bereiken.

‘Ben je er nog?’ vroeg Fosse.

‘Ik bel je zo terug.’

Fosse liet het begin van een protest horen, maar Blix verbrak de verbinding en belde Iselin.

Geen reactie.

Blix vloekte in zichzelf en haalde de binnengekomen berichten tevoorschijn. Hij zag dat Iselin ook een voicemail had achtergelaten.

Blix belde de digitale berichtendienst en beluisterde als eerste een bericht van Fosse, een exacte kopie van wat hij zojuist had gezegd, maar met nog een toevoeging: ‘Een meisje dat zich niet identificeerde heeft het alarmnummer gebeld. Iselin woont toch bij Kovic? Natuurlijk hoeft zij het niet per se geweest te zijn, laat ik dat benadrukken, maar bel me! Zo snel je kunt!’

Blix ging naar het volgende opgenomen bericht. Hij hoorde gestommel en driftig ademhalen, snelle voetstappen op asfalt. Daarna: ‘Papa!’

Blix had zijn dochter al eens bang gezien en gehoord, maar deze keer lag er een gierende paniek in haar stem die hij nog nooit had opgemerkt. Ze rende en probeerde tegelijkertijd te praten.

‘Ik… Ik geloof dat hij haar heeft neergeschoten!’ riep ze.

Meer gestommel, amechtig ademhalen. Het geluid van een auto vlak in de buurt. Een zwieper van een tak of een struik, alsof ze door struikgewas kroop.

‘Hij komt misschien achter mij aan. Papa, je moet…’

Toen werd de verbinding verbroken.

‘Goddomme,’ zei Blix tegen zichzelf en hij checkte hoe laat ze had gebeld. Eenentwintig minuten geleden.

Hij deed nog een poging haar te bellen. Een vrouw die de lezing had bijgewoond, probeerde oogcontact te maken. Blix wendde zich af terwijl hij wachtte tot Iselin opnam. Met één hand pakte hij zijn aantekeningen en sloot hij zijn tas, terwijl de telefoon ondertussen bleef overgaan. Het duurde en duurde maar.

Emma stond een paar meter bij hem vandaan naar hem te kijken. Wat gebeurt er? vroeg ze geluidloos. Blix gaf geen antwoord. De telefoon bleef rinkelen.

Toen, eindelijk, werd er opgenomen: ‘Papa.’ Iselin die fluisterde. Ze beefde; het klonk alsof ze telkens kort en schokkend ademhaalde.

‘Iselin,’ zei Blix. ‘Waar ben je? Wat gebeurt er?’

‘Ik… verstop me,’ antwoordde ze.

‘Iselin, luister naar me: waar ben je?’

‘Ik…’

Hij hoorde hoe afwezig ze klonk, dat ze niet kon nadenken, en hij herhaalde zijn vraag.

‘In St. Hanshaugen,’ antwoordde ze ten slotte. ‘In het park.’

‘Zit er iemand achter je aan?’

Opnieuw moest hij zijn vraag twee keer stellen.

‘Ik weet het niet.’ Ze huilde, was wanhopig. ‘Kovic…’ De rest van de zin kwam niet.

‘Heb je het alarmnummer gebeld?’

Na een paar seconden antwoordde ze. ‘Ja. Ik kreeg jou niet te pakken.’ Dat klonk als een beschuldiging en zo voelde hij het ook.

‘Heb je hun verteld waar je bent?’

Ze snikte. ‘Dat… weet ik niet meer.’

‘Bel ze nog een keer en laat ze jou komen halen. Vertel ze precies waar je bent, dan sturen ze een patrouillewagen.’

‘Kun jij niet komen?’

‘Ik zit twintig minuten verderop,’ antwoordde hij, maar hij wist dat het er misschien meer waren. ‘De patrouillewagen zal er sneller zijn.’

Iselin reageerde niet.

‘Is alles in orde?’ wilde Blix weten. ‘Ben je gewond?’

‘Hij heeft me niet geraakt.’

‘Niet geraakt? Wat bedoel je?’

‘Hij heeft op me geschoten, papa!’ Iselin praatte met horten en stoten, alsof ze het ijskoud had. Ze snikte weer.

Blix haalde een hand door zijn haar. ‘Oké, blijf waar je bent, maar bel het alarmnummer weer,’ zei hij. ‘Onmiddellijk. En dan bel je mij daarna weer. Ik kom zo snel mogelijk.

3 Slagzij

Inspecteur Sofia Kovic ontdekt een verband tussen verschillende moordzaken in Oslo in het afgelopen anderhalf jaar. Ze probeert haar baas, Alexander Blix, te bereiken nog voor ze iemand anders bij de politie op de hoogte brengt. Maar voordat Blix haar kan terugbellen, wordt Kovic doodgeschoten in haar huis. Het lijkt op een keiharde afrekening. En in het appartement onder dat van Kovic lukt het Blix’ dochter Iselin maar net om aan hetzelfde lot te ontsnappen. Vier dagen laten zitten Blix en misdaadjournalist Emma Ramm in een verhoorkamer tegenover de nationale recherche. Blix heeft een man doodgeschoten en Ramm ... lees meer heeft dit zien gebeuren. In het ziekenhuis vecht Iselin voor haar leven. Blix weet inmiddels niet meer wie hij nog kan vertrouwen. En wat erger is: hij weet niet of Iselin het zal redden. Bovendien is hij er niet zeker van dat hij de juiste man heeft neergeschoten…

€ 22,99