Ooit wist ze het zeker: ik wil moeder worden. Maar na een paar pogingen begint ineens de twijfel. Jantine Jongebloeds kinderwens verandert van een kabbelende constante in een fluctuerende onruststoker. Hoe kies je tussen ouderschap en een leven zonder kinderen? Kan een kind een verrijking en een verschraling tegelijk betekenen? Wat mist een vrouw die geen moeder wordt – en hoe groot is het offer van het krijgen van een kind? Hoe maak je een autonome keuze? Wat als je spijt krijgt? Wat als de tijd voor jou bepaalt?

Soms wil ik een kind is een intiem en doordringend verhaal over vruchtbaarheid, ouderschap, seksualiteit, lichamelijkheid, zingeving en verbinding. Jantine Jongebloed onderzoekt het conflict tussen verlangen naar vrijheid en onafhankelijkheid enerzijds, en naar intimiteit en nabijheid daar ogenschijnlijk lijnrecht tegenover. Het resultaat is een ontroerende en herkenbare zoektocht naar een leven dat klopt.

 

Lees het eerste hoofdstuk van Soms wil ik een kind en ontdek of het iets voor jou is.

 

Natuurlijk ben ik opgegroeid met het idee dat het ervan zou komen. Al mijn hele leven is het in mijn beleving normaal om nageslacht te willen en nageslacht te maken. In de zomervakantie tussen groep 8 en de middelbare – vlak voor er zo’n 375 eisprongen begonnen – heb ik met mijn buurmeisje op de kinderboerderij meermaals vlijtig twee onwillige konijnen op elkaar geduwd in de hoop op kleine konijnenbaby’s. Na zes zinderende weken noeste arbeid kwamen we erachter dat het om twee mannetjes ging.

Zolang ik me kan herinneren is nageslacht het hoogste goed. Om mij heen werden continu broertjes, zusjes, neefjes en nichtjes geboren – het was een van de eerste elementaire ideeën die ik over het leven had. Het stond nog los van de vraag of ik nageslacht zou produceren. Dat de wereld om me heen nakomelingen zou verzorgen, was een aangename zekerheid.

Ik ben niet al twijfelend begonnen. Ooit wilde ik een kind.

Ooit was ik zwanger. Dat ging mis.

Ergens daarna verloor ik mijn standvastigheid.

Omdat ik niet al twijfelend wil eindigen, kan ik niet anders dan de twijfel bestuderen en begrijpen.

Soms wil ik een kind. Is soms genoeg?

 

Nog 137 eisprongen

 

In de spiegel zie ik steeds meer grijze haren. Ik dacht dat grijze haren verbleekte gekleurde haren waren (zoals door de zon), maar dat is niet zo. Mijn bruine haren blijven bruin, en daartussen vind ik sprieterige korte nieuwe haren, in het grijs. Het lijkt erop dat ik mijn bruine haren langzaam zal verliezen, en elke nieuwe haar op mijn hoofd pigmentloos is. Het zijn dezelfde korte babyharen die net bevallen vrouwen vrolijk welkom heten nadat ze in de rui al hun wilde haren zijn kwijtgeraakt. Ik koester mijn grijze haren als dure zijden garen in een exclusief tapijt. Ik vind het niet erg als in lelijk. Ik vind het wel erg omdat ik de tijd verlies. Het is pijnlijk confronterend dat ik niet voor altijd drieëndertig blijf, dat mijn grijze haren zich vermenigvuldigen met elk ei dat maandelijks vruchteloos mijn lijf verlaat, dat de tijd verstrijkt, dat sommige dingen onomkeerbaar zijn.

Misschien is het met kinderen zoals met huizen en aandelen kopen: je kunt er altijd beter gister dan vandaag mee beginnen. O, de jaloezie die ik voel bij leeftijdsgenoten die inmiddels al twee kinderen van zo’n acht en tien hebben rondlopen. De grootste investering hebben zij al achter de rug, vanaf nu is het tijd om de vruchten te plukken. Grapjes, wijsheden, spiegels: dat krijgen ze nu allemaal terug. Had ik er niet vijftig eisprongen geleden mee moeten beginnen? Ik betrap mezelf erop dat als in magazines en kranten leeftijden van moeders en hun kinderen staan vermeld, ik direct begin met uitrekenen hoe oud de vrouw was toen ze haar eerste kind ging baren. Was ze jonger dan ik? Of ouder? Hoeveel tijd heb ik nog?

 

 

Ik herinner me nog precies waar en wanneer mijn kinderwens concreet begon. Het moment dat niet veel later overging van misschien binnenkort naar nu meteen. Het was op de stoep op de Middenweg in Amsterdam, ter hoogte van een slaapbankwinkel waar ik nooit iemand binnen heb gezien. Ik wandelde naar de ingang van het park en struikelde over een heel klein meisje dat een hinkelpad aan het stoepkrijten was. Die aanblik, de aandoenlijkheid, ze raakten me knalrecht in mijn buik. Ik keek naar haar en wist dat ik dit wilde, maar dan van mij – een eigen kind om me over te verwonderen, de zachtheid van het kleine, het broze en echte ervan. Misschien zat het in haar onbevangenheid, het vreugdevolle, het plezier en in het idee dat ik daarvan meer zou willen zien. Terwijl ik lang dacht dat ik het waarschijnlijk nooit zeker zou weten (het moederschap, het nageslacht), wist ik het toen, voor het eerst, heel even echt, heel zeker. Ik wilde moeder worden. Ik moet dertig zijn geweest.

Ik herinner me de eerste twijfel, de moeders om me heen, de ouders van pasgeboren baby’s en groter groeiende peuters die nooit tijd hadden omdat de tijd werd opgevreten door hun gezin – tot ze langzaam uit mijn zicht verdwenen.

Ik herinner me hoe ik bij het maken van een hotelreservering kon kiezen uit Mevr., Dhr. of Familie en verlangde naar het klikken op die laatste. Het wel willen en het niet willen liep constant driftig door elkaar.

Ik herinner me mijn zwager die schamper lachte, me aankeek en zei dat het ouderschap een langzame, pijnlijke dood is. ‘Je moet het hebben van de kleine geneugten des levens,’ zei hij, wijzend naar het miniatuurpotje Nutella dat hij de avond ervoor van zijn vrouw en Sinterklaas had gekregen, terwijl hij het potje met de wijsvinger van zijn andere hand haastig leeglikte. Op de achtergrond maakten zijn kinderen ruzie om het Frozen-kasteel van hun idool Elsa. Ik herinner me het besef dat het ouderschap maar zelden romantisch is.

Ik herinner me dat ik een keer opstandig zonder overleg met Maas een pizza bestelde omdat relaties een eeuwigdurend compromis en afstemmen zijn waarmee ik ineens ontiegelijk klaar was. Hoe kon ik ooit in mildheid rekening houden met nóg een lid van dit gezin?

Ik herinner me iemand die een hartverlamming kreeg toen zijn vriendin zwanger bleek en zich realiseerde dat hij geen vader wilde worden maar het geluk had dat hij in een woongroep leefde waar de zorg voor kinderen gedeeld werd en dat het achteraf heel draaglijk bleek, best leuk zelfs eigenlijk. Ik zou willen dat ik goed in een commune zou gedijen.

Ik herinner me het spelende meisje op het terras van Het Mandela-huisje in Amsterdam-Noord en hoe ik heimelijk een foto van haar maakte. Ze verwarde me, alsof ik het was, of zij mij, in het klein, iets in haar ogen, of misschien haar eigengereidheid, haar zelfstandigheid, de aanblik van hoe een kind van mij zou kunnen zijn, in het gunstigste geval.

Ik herinner me dat ik fulltime op kantoor werkte en altijd met collega’s was, daarnaast met vrienden, thuis met Maas, dat ik nooit meer één uur alleen was, dat ik op een dag toen ik van mijn werk kwam mijn fiets in het plantsoen wierp en aan de slootkant ging zitten huilen van beklemming, dat ik alleen wilde zijn, dat ik er niet aan moest denken altijd bezet en beschikbaar tegelijk te moeten zijn, dat er iets afstotelijks zat in het idee om hiernaast ook nog een kind om me heen te hebben.

Ik herinner me Klassen, het programma over kansenongelijkheid in het onderwijs, het meisje uit groep 8 dat verscheurd werd tussen bij haar opa en haar moeder wonen en eigenlijk misschien wel pleegzorg nodig had. Ik herinner me Maas en dat hij zei dat hij haar zou willen adopteren. Ik herinner me hoe zijn barmhartigheid me raakte. Zijn een kinderwens en een zorgbehoefte verschillende dingen die niet per definitie met zijn tweeën komen?

Ik herinner me hoe ik de moederrol vervulde op mijn vorige werk. Niet volgens mijzelf, maar volgens de rest. Ik herinner me dat Daniël in zijn afscheidsspeech me tussen neus en lippen door een moederfiguur had genoemd. En Mariam, die een poëtische voicememo opnam toen ik haar als collega achterliet. Ze fluisterde in mijn oor: ‘Je bent onze per-ongeluk-mama, maar ook weer niet.’ Ik was de gans met vleugels waar anderen onder konden schuilen, als ik dat maar wist. Dat ze het goed bedoelden wist ik ook. Dat ik niet wist wat ik ervan vond, dat is me bijgebleven.

Ik herinner me dat iemand op Instagram haar volgers vroeg een boekje open te doen over hun maandelijkse inkomsten en uitgaven en dat mijn oog viel op dit kasboek: ‘Maandelijkse vaste lasten: 6 4000,-, waarvan de helft naar de kinderopvang gaat’.

Ik herinner me dat ik The Lost Daughter op Netflix zag, en hoe die film me raakte, het weg willen gaan, de ontsnappingspoging, de tranen in de ogen van de moeder die geen moeder wilde zijn.

Ik herinner me dat Selma ooit zei dat ze me naakt wilde schilderen als ik hoogzwanger zou zijn, met een rode kip op mijn schoot, of tussen mijn benen zelfs. Ik herinner me dat als een van de mooiste complimenten ooit. Om meerdere redenen.

Ik herinner me mijn wandeling met oud-klasgenoot Elin langs de oevers van de IJssel, en dat ze vertelde dat ze kort daarvoor een vriendin met een kind had bezocht en op weg naar huis over de spoorbrug liep, verlicht, gelukzalig, echt volmaakt gelukkig was, en zich afvroeg: waarom moet iedereen alles voor zichzelf hebben? Waarom zijn kinderen van een ander niet genoeg? Ik herinner me dat zij besloot dat een kind van een ander voor haar voldoende was.

Ik herinner me dat ik in de officiële wandelgangen hoorde dat kunstenares Tinkebell zich als daad van verzet had laten steriliseren om de bevolkingsgroei tegen te gaan, een oplossing voor het fosfaatprobleem. Ik herinner me dat ik in de officieuze wandelgangen hoorde dat ze er weleens spijt van had.

Ik herinner me dat reizen door Afrika voor altijd iets in ons had veranderd. Niet de aanblik van de moeders die langs de kant van de weg met hun kinderen sleepten voelde als ons voorland, maar de vergezichten, de vrijheid. Gereisd moest er worden, losgerukt, juist niet wortelen nu, niet voortplanten.

Ik herinner me mijn terugkerende verlangen om een menselijk ei te zijn waarin een ander mens kan groeien, alsof je daardoor zelf ook een beetje groeit misschien.

 

 

Op mijn drieëndertigste verjaardag krijg ik ontbijt op bed, ik voel een vlaag van verdriet, raak dan in paniek en googel ‘wil ik een kind?’ omdat ik geen plan voor mijn baarmoeder heb, en ineens besef dat ik ondertussen ouder word. Twee jaar geleden was ik voor het laatst zwanger. Sindsdien hebben Maas en ik er weinig gesprekken aan vuilgemaakt, aan dit kinderwenstopic dat soms als een olifant in de kamer staat en soms maandenlang wordt vergeten. Het onderwerp stond een paar weken geleden op de agenda van onze jaarlijkse huwelijksevaluatie, maar we zijn er niet aan toegekomen: na agendapunt 5 waren we te aangeschoten voor wat verder ter tafel had moeten komen. In goed overleg besloten we ons huwelijk met nog minimaal een jaar te verlengen en de agenda eindigde als propje in de prullenbak van het buurtcafé.

Soms ben ik bang dat mijn kinderwens in alle hevigheid terugkomt en tussen ons in komt te staan. Wat als Maas ook blijft twijfelen, wat als hij echt nooit meer wil, wat als die kloof ons als een bordercollie uit elkaar zal drijven? Wat als ik spijt krijg? Hoe te weten wat ik wil zonder onrustig om mijn eigen fluctuerende kinderwens heen te blijven laveren tot het te laat is?

Nu ik googel hoop ik op een simpele test met een eenduidig antwoord. Dat alles zonder al te veel moeite opeens heel zonneklaar wordt. Ik zie dat ik niet de eerste Nederlandssprekende vrouw op aarde ben die hiermee te rade gaat bij deze zoekmachine. Vrijwel boven aan de zoekresultaten presenteert Karina zich als oplosgoeroe voor kinderwensproblematiek, voor hen die niet weten of ze er nou eentje willen (en in wat voor constructie dan) of niet. Het is waar dat tegenwoordig voor elk probleem een vakkundige coach bestaat. Heel goed. Karina is precies de coach die ik zoek. Ze biedt gratis telefonische intakegesprekken aan voor mensen die niet kunnen kiezen en ik maak via haar digitale agenda een afspraak voor een halfuurtje bellen, en voeg een kort berichtje toe om me voor te stellen.

Hoi Karina, ik ben Jantine, 33 jaar. Ik ben getrouwd en nu zeven jaar samen met Maas. Dat is heel erg leuk. In de afgelopen drie jaar ben ik twee keer met een buitenbaarmoederlijke zwangerschap in het ziekenhuis beland, de eerste keer was ik per ongeluk zwanger, de tweede keer expres (want: kinder- wens). Die laatste keer is twee jaar geleden, sindsdien is mijn kinderwens fluctuerend, de kinderwens van mijn man is langzaam weggeëbd. Mijn man is (net als ik) nogal wispelturig, dus ik acht de kans dat zijn wens ooit nog terugkomt best aanwezig, maar, veel belangrijker: hoe stabiliseer ik mijn eigen wens? Hoe kom ik erachter wat ik nou eigenlijk wil?

Help. Ik bel je donderdag om 14:00 uur. Groet, Jantine.

Natuurlijk floreert mijn fluïde kinderwens door de grillen van Maas en onze dynamiek. We bewegen samen. Maar ik wil weten wat ik los van hem en los van ons wil, zodat ik een plan kan maken als we van elkaar wegbewegen. Ik wil hem nooit iets kwalijk nemen. Ik wil bewust kiezen. Zeker zijn.

Donderdag om 14:00 uur vertelt een vrolijke stem aan de andere kant van de lijn dat we samen kunnen proberen te wennen aan een nieuw verhaal, het verhaal van geen-moeder worden, als dat een optie is die ik naast het moederschap ook wil onderzoeken. Dat ik met haar kan brainstormen over alternatieve vormen van ouderschap en opvoeden, dat ik op zoek moet naar voorbeelden van hoe anderen het doen en dat we samen een plan gaan maken, want haar motto is: beslissen is een afspraak met jezelf om te handelen. Dat klinkt als iets waar ik behoefte aan heb. Een beslissing, een plan, een draaiboek.

Karina geeft me alvast de opdracht om mijn ideale verhaal over mijn moederschap op de mail te zetten.

Ik ben getrouwd met Maas, we hebben een voorbeeldig, grappig tweejarig kind van ons tweeën, dat in 2025 ter wereld kwam, naar aanleiding van een gezamenlijke overtuigde kinderwens die we hervonden na onze wereldreizen en bloeiende carrières in de afgelopen jaren. Ze slaapt fantastisch, is geliefd bij vele (kinderloze) vrienden en familieleden en is daarom regelmatig uit logeren, zodat vader en moeder romantisch kunnen doen. Een jaar na mijn voorbeeldbevalling heb ik me laten steriliseren zodat ik 1) niet in de hormonale verleiding kom om meer dan één kind te krijgen, en 2) me nooit van mijn leven meer zorgen hoef te maken om een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Het enige kind gaat 3 dagen p/w naar een fantastische opvang, en is 1 dag p/w onder de vleugels van haar liefhebbende vader, zodat haar moeder 4 dagen p/w kan werken aan eigen projecten waarmee ze de wereld verovert. De overige 3 dagen zorgen we samen. In opperste harmonie. Ze leefden nog lang en gelukkig. The End.

Tja, leuk, zo’n ideaal scenario maar ik heb wat elementen niet helemaal in de hand:

  1. of dat kind inderdaad voorbeeldig, grappig, goed slapend en in elk opzicht gezond is;
  2. of die kinderwens bij Maas (ook) terugkomt en stabiel blijft;
  3. dat we nog steeds gelukkig en romantisch getrouwd zijn over een paar jaar – stel je voor dat het een draak van een baby wordt en ons huwelijk naar de gallemiezen gaat;
  4. of een goeie zwangerschap überhaupt wel lukt;
  5. of de bevalling goed gaat en het kind en ik beiden ongeschonden uit die strijd

Wat ik wel in de hand heb: niet meer dan één kind krijgen als ik er maar één wil en een goede kind/privé/werk-balans waarbij ik (mentale) ruimte heb voor mijn werk (tenzij het een huilbaby is). Ik heb het gevoel dat er heel veel buiten mijn bereik en controle ligt. Ja, ik wil een leuke baby en een leuk huwelijk. Nee, ik wil geen huilbaby en een verpest huwelijk. Wat nu?

We maken een afspraak voor een eerste ontmoeting.

 

 

Lea en Doron zitten aan onze eettafel in de blauwe keuken van het tijdelijke huis in de polder waar we nu een aantal maanden wonen. Dezelfde polder als die van Lea en Doron, die van twee dorpen verderop komen en waar ik als vrijwilliger-tuinder wekelijks help om de biologische groenten en bloemen groot te brengen. We proberen vrienden te worden, want we kennen hier nog weinig mensen. We eten spaghetti en tussendoor gaat het over kinderen, die zij ook niet hebben. Ik merk op dat als we onze twijfels met vrienden bespreken het vaak alleen maar gaat over waarom we ze niet willen, over de honderd tegens die we kunnen bedenken. Ik vraag aan Lea en Doron waarom we het nooit hebben over waarom we wel naar een kind verlangen. Bij twijfel zou de helft van de gesprekken en argumenten moeten gaan over het mooie en prachtige en nastrevenswaardige gedeelte – toch? Komt het omdat die argumenten voor zich spreken, omdat die wens de norm is, omdat de hunkering naar voortplanting altijd al het uitgangspunt is, en we daar al pratende met elkaar van wegbewegen? Of omdat het willen niet in woorden te vatten is omdat het met taal niks te maken heeft, maar alleen met lijf, begeerte en hunkeren? Misschien komt het omdat het kwetsbaar is om uit te komen voor de ja-kant van je twijfels omdat je daarmee erkent dat er een kans is dat je wens niet uitkomt. Het gesprek aan tafel verstilt, niet omdat we geen antwoorden weten, maar omdat het eten wordt geserveerd, we nog aan elkaar moeten wennen misschien en de gesprekken daardoor fragmentarisch zijn – we hebben het niet meer over kinderen maar over het verschil tussen bespoten en biologische tomaten, hoe je ze versneld kunt laten rijpen onder een theedoek tussen drie bananen.

Een week later op de pluktuin tussen de bonenstaken zegt Lea dat als Doron het wilde, vader worden, het voor haar veel makkelijker was, dat hij de keuze dan voor haar kon maken, en zij zich mee zou laten voeren richting het moederschap. Ik vraag waarom het niet ook een keuze voor haar is nu hij het niet wil, dat dat toch even bepalend voor hen samen is, evengoed een ei gelegd. Ze zwijgt. We weten beiden dat terloops kiezen voor geen kind allesbehalve daadkrachtig voelt. Achteloos kiezen voor niets in plaats van iets voelt halfhartig en nalatig zelfs. We halen onze schouders op.

Bij de lunch met krentenbrood en appelstroop vertelt Doron hoe wonderlijk het is dat hun jonge zeug maar drie dagen per maand vruchtbaar is (ik zeg: de mens ook), maar drie dagen per cyclus daadwerkelijk bronstig is (ik zeg: de mens vaak ook) en dat vrouwtjesvarkens precies drie maanden, drie weken en drie dagen drachtig zijn (ik zeg: hoe prachtig toch).

 

 

Toen ik nog een foetus was en in mijn moeder groeide, zaten er 6 miljoen eicellen in mijn minuscule foetus-eierstokken. Als je goed over die zin nadenkt, betekent dat dit: de helft van het genetisch materiaal van al mijn eventuele toekomstig nageslacht, zat niet alleen in mij, maar ook al in mijn moeder. De helft van waar ikzelf uit besta, zat al in mijn oma’s buik, dat van mijn moeder in mijn overgrootmoeder, die ik een jaar of acht heb gekend.

Toen ik geboren werd, waren er van die 6 miljoen eicellen al 5 miljoen afgeschreven. Ik werd geboren met een voorraad van nog zo’n 1 miljoen. Toen ik voor het eerst ongesteld werd, op mijn twaalfde – mijn vader maakte een beker warme melk, de volgende dag stonden er tompoezen op de keukentafel – waren er nog maar 400.000 van de oorspronkelijke miljoenen eitjes over. Ik had nog iets van 375 eisprongen voor me. Vanaf dat moment stierven er maandelijks zo’n duizend eitjes af. De gemiddelde vrouw heeft op haar eenenvijftigste haar laatste menstruatie, en al zes jaar eerder haar laatste gezonde ovulatie: de eisprong met het laatste knappe eitje dat daadwerkelijk in staat is om met een zaadje samen in een mens te transformeren. Als ik vanaf mijn vijfenveertigste richting de menopauze glij, zijn bijna alle eicellen waarmee ik werd geboren opgebruikt of afgestorven. De eitjes waar een kind van valt te maken hebben mijn zinkende schip dan verlaten – wat rest zijn een paar verschrompelde cellen die de naam eicel niet mogen dragen, die voor spek en bonen doen alsof ze nog wat waard zijn, tegen beter weten in.

Totdat ik een jaar of 45 ben, zo lang heb ik nog volgens de statistieken, gemiddeld genomen.

Nog 12 jaar. Nog 137 cycli, nog zo’n 137 kansen, nog zo’n 137 keer om te beslissen wat ik wil voordat de tijd voor mij beslist.

 

 

Karina houdt kantoor in een lichte, witte ruimte met een entresol. Na ons kennismakingstelefoontje en mijn mail over mijn ideale scenario voor het moederschap, het scenario waar ik voor mijn gevoel zo weinig invloed op heb, ben ik bij haar om te praten, vragen te beantwoorden, de kluwen van twijfels uit elkaar te laten trekken. Aan de muren hangen grote vellen papier, stiften liggen op tafel, klaar om een gezamenlijke brainstorm te houden en het vagevuur waarin ik me bevind wat uit de mist te halen. Nadat ze me aan een vragenvuur heeft onderworpen om te snappen waar de ingewikkeldheid in zit, presenteert ze me mijn huiswerk. Ze wil dat ik het boek Spijt van het moederschap (Regretting Motherhood) ga lezen: een onderzoek van de Israëlische socioloog Orna Donath met daarin 23 interviews met moeders die achteraf op zijn zachts gezegd niet blij zijn met hun keuze. Een controversieel boek met veel ophef tot gevolg – in Israël is moederschap ontheiligen nogal vloeken in de synagoge –, voor het eerst lijkt de moederschapsmythe een grote deuk op te lopen. We zullen de volgende keer bespreken of ik die vrouwen herkenbaar vind, zegt Karina. In dat geval geeft het misschien een goede indruk van mijn voorland, mocht ik besluiten toe te geven aan mijn evolutionaire taak me voort te planten. Ik vind het geen huiswerk maar zelfkastijding, en ik voel grote weerstand om het boek te openen – bang om te lezen wat ik al lang weet. Dat het moederschap niet voor mij is bestemd. Dat ik mijn kind en vooral mezelf van alles kwalijk ga zitten nemen. Dat ik spijt ga krijgen.

Karina heeft een veel rooskleuriger beeld van het ouderschap. Ze wist zelf altijd al dat ze moeder wilde worden, maar ze is onpartijdig, dat voel ik, en ze probeert subtiel mijn aannames te weerleggen, te onderzoeken, zonder me een richting op te duwen. Ze zegt dat kinderen behalve moeilijk ook gratis zingeving kunnen zijn. Dat dat handig is, mocht ik ooit nog eens in een nieuwe midlifecrisis belanden. De structuur krijg je er gratis bij. Een kind bepaalt de verschillende fases in je leven, terwijl je het zonder kind zelf maar moet verzinnen, de volgorde der dingen, de prioriteiten, wat nu weer aan te vangen met al die zeeën van tijd. We praten over de verschillende constructies rondom een kind, hoe ik los zou kunnen komen van het vastomlijnde idee over het kerngezin: twee ouders, twee kinderen, fulltime samenwonend. Zou een andere constructie ook een optie zijn? Parttime moeder, eiceldonatie, latrelatie, co-ouderschap, zaaddonor zoeken als Maas op nee uitkomt en ik op ja? We komen er niet helemaal uit, maar het voelt goed de opties te verkennen, uit de startblokken te komen.

Ik zeg dat ik de laatste tijd veel lees over de vreselijke kanten van ouderschap, op social media vooral, en maar weinig over de leuke dingen van een kind. Karina herhaalt mijn observatie en lacht er hartelijk om. Ik weet niet zeker of ik uitgelachen word, of dat het een ongemakkelijk weglachen van de waarheid is. Of luister ik soms niet goed naar ouders die over de zaligmakende episodes van hun ouderschap vertellen? Misschien is het mijn confirmation bias, mijn behoefte om mijn eigen angst en twijfel bevestigd te zien. Misschien komt het doordat ik mijn leven lang al doodgegooid ben met de verheerlijking en worden nu opeens de schellen van mijn ogen gerukt waardoor ik het niet meer kan ontzien: de worsteling, de offers. Ik denk aan de paspop die ik laatst in de etalage van een kledingwinkel zag. Ze droeg een t-shirt met de opgedrukte tekst this mommy needs some coffee, want natuurlijk, dit is altijd de boodschap: het enkelvoud van moeder is moe. Maar ik word moe van die zogenaamde waarheid, want hierin zit denk ik het probleem: de zwaarte van het ouderschap is concreet te maken. Dat wat het kost, dat is wat ik ken. De schoonheid van het ouderschap is me vreemd. Het is liefde, maar dan keer tien. Denk ik. Of toch nog anders. Kan iemand daar niet een treffende t-shirt-tekst voor verzinnen?

Na onze afspraak krijg ik vat op een deel van mijn probleem: dat het onhandig is dat ik in een gelukkig huwelijk met mijn man zit, terwijl co-ouderschap met een alleenstaande man of een homostel en parttime zorg beter bij me zou passen, denk ik. Ik wil dat kind het liefst van Maas, maar niet fulltime hoeven zorgen. Co-ouderschap buiten ons huwelijk is wellicht een optie, maar als het met ander zaad dan dat van Maas is, moeten we apart gaan wonen, want mijn man in één huis met een kind dat biologisch niet het zijne is, dat is een mutatie waarin niemand meer wint. Wat is hieruit nu de uitweg?

Als ik thuiskom zitten Karina’s aantekeningen van onze afspraak in mijn mailbox.

Jantine en haar kinderwens Filosofische vragen:

  • Is een kinderwens die verandert in sterkte en/of van zeker weten naar niet willen gaat, wel een echte kinderwens?
  • Levert het moederschap mij levensvreugde en levenslust op, of zou het me juist leegzuigen?

Angsten:

  • Bang voor spijt (spijt van een kind, spijt van geen kind). Bang voor mislukking, lukt het zwanger worden wel? En het krijgen van een gezond kind?
  • Bang voor een geslaagde zwangerschap en dán het mislukken van de relatie.
  • Bang om geen moeder te worden en dat Maas dan kwalijk ne- men, met ook een mislukte relatie als gevolg.

Behoeften/verlangens:

  • Veiligheid
  • Controle
  • Goede relatie met Maas

Op papier lijkt het zowel overzichtelijk als een onmogelijk dilemma.

 

Bestel hier jouw exemplaar:

Soms wil ik een kind

Ooit wist ze het zeker: ik wil moeder worden. Maar na een paar pogingen begint ineens de twijfel. Jantine Jongebloeds kinderwens verandert van een kabbelende constante in een fluctuerende onruststoker. Hoe kies je tussen ouderschap en een leven zonder kinderen? Kan een kind een verrijking en een verschraling tegelijk betekenen? Wat mist een vrouw die geen moeder wordt – en hoe groot is het offer van het krijgen van een kind? Hoe maak je een autonome keuze? Wat als je spijt krijgt? Wat als de tijd voor jou bepaalt?

Soms wil ik een kind is een intiem en doordringend verhaal ... lees meer over vruchtbaarheid, ouderschap, seksualiteit, lichamelijkheid, zingeving en verbinding. Jantine Jongebloed onderzoekt het conflict tussen verlangen naar vrijheid en onafhankelijkheid enerzijds, en naar intimiteit en nabijheid daar ogenschijnlijk lijnrecht tegenover. Het resultaat is een ontroerende en herkenbare zoektocht naar een leven dat klopt.

€ 22,99