Twaalf jaar na het verschijnen van De barbaren keert Alessandro Baricco terug naar het onderwerp verandering: in The game onderzoekt Baricco de gevolgen van een technische revolutie die de manier waarop wij denken, voelen en communiceren voor altijd heeft veranderd en wat de gevolgen voor de toekomst zullen zijn. 

Met volgende leesfragment geven je graag alvast een inkijkje in zijn digitale theorieën:

Username

Een jaar of tien geleden schreef ik een boek getiteld De barbaren. Destijds was het zo dat veel weldenkende mensen, en zeker bijna alle mensen die gestudeerd hadden, zich druk maakten over een onrustbarend feit: enkele van de hoogste, mooiste en meest zinvolle bezigheden die de mens in eeuwen van toewijding had vervolmaakt, leken steeds meer aan bijzonderheid in te boeten, en af te glijden naar een achteloze of simplistische manier van doen. Of het nu ging om eten, studeren, zich amuseren, reizen of neuken, dat maakte niet veel uit: het leek wel of mensen het hadden afgeleerd om die dingen te doen op een mooie manier, met de nodige aandacht en de wijze nauwgezetheid die ze van hun voorvaderen hadden geleerd. Je kreeg het idee dat ze die dingen liever even vlug en oppervlakkig afraffelden.

Wat mensen vooral verontrustend vonden was hoe ze hun kinderen dagelijks bezig zagen.
Wat mensen vooral verontrustend vonden was hoe ze hun kinderen dagelijks bezig zagen; die schenen ten prooi te zijn gevallen aan een onverklaarbare genetische achteruitgang waardoor het leek of ze de menselijke soort niet verbeterden, maar die juist aantastten met een mysterieuze degeneratie. Niet in staat zich te concentreren, verloren in een steriel multitasking, altijd aan een computerscherm geplakt, dwaalden ze over de korst van de dingen zonder een duidelijk doel, behalve dan om de kans op straf te beperken. In de onbegrijpelijke manier waarop die kinderen zich door de wereld bewogen lazen mensen de aankondiging van een of andere crisis, en meenden ze een ophanden zijnde culturele apocalyps te ontwaren.

Het was een irritante tijd. Even leek het of de uitoefening van intelligentie niets anders meer inhield dan het vermogen om te klagen over de neergang van dit en van dat. Mensen waren de hele tijd bezig met het verdedigen van dingen die op instorten stonden. Verstandige mensen ondertekenden ineens, zonder dat ze de onzinnigheid ervan inzagen, petities voor het behoud van traditionele zuivelwinkels of de conjunctief. Telkens als men erin slaagde iets te beschermen en te voorkomen dat het door de wind des tijds werd weggevaagd voelde men zich beter. De meeste mensen voelden zich rechtmatig ontslagen van hun plicht voor de toekomst: er was immers de noodzaak om het verleden te redden.

Ik moet erbij zeggen dat men ook wel iets van een verklaring meende te hebben voor al dat instorten van beschaving.
Ik moet erbij zeggen dat men ook wel iets van een verklaring meende te hebben voor al dat instorten van beschaving: het was niet heel duidelijk, maar het had vast en zeker iets te maken met de digitale revolutie (al die computers) en de globalisering (al die handel). In de broedmachine van die twee onweerstaanbare krachten was blijkbaar een soort mens gerijpt van wie men de ambities niet begreep, de taal niet kende, de voorkeuren niet deelde en de handelswijze afkeurde: barbaren, om een term te gebruiken die ons in onze lange geschiedenis als heersers over de planeet al vaker van pas was gekomen ter aanduiding van het irritante anders-zijn van mensen die we niet konden begrijpen en ook niet wisten te temmen.

Ik was ervan overtuigd dat het geen rampzalige invasie was, maar een listige mutatie.
Het eerste instinct dat men had was om ze tegen te houden. Het wijdverbreide vooroordeel was dat ze een stelletje regelrechte verwoesters waren, meer niet. Mwah, dacht ik. En toen schreef ik dus dat boek, en dat deed ik om mezelf en anderen duidelijk te maken dat waar we getuige van waren waarschijnlijk geen invasie was van barbaren die onze verfijnde beschaving wegvaagden, maar een mutatie die ons allemaal betrof en die binnenkort een nieuwe beschaving zou genereren, een beschaving die op de een of andere manier beter was dan die waarin wij waren opgegroeid. Ik was ervan overtuigd dat het geen rampzalige invasie was, maar een listige mutatie. Een collectieve omzetting naar nieuwe overlevingstechnieken. Een geniale strategische koerswijziging. Ik dacht aan die spectaculaire omwentelingen die we namen hebben gegeven als humanisme, verlichting, romantiek, en ik wist zeker dat we nu ook weer zo’n formidabele ommekeer beleefden. We waren bezig onze principes honderdtachtig graden te keren, net zoals we destijds hadden gedaan in die historische omstandigheden die later gedenkwaardig werden. We hoefden niet bang te zijn, het zou allemaal goedkomen. Hoe verrassend het ook mocht lijken, we zouden weldra een goede reden vinden om onbekommerd afstand te doen van de traditionele zuivelwinkels, en desnoods ook van de conjunctief.

Het was geen naïef optimisme, zoals ik al meerdere keren heb proberen uit te leggen, voor mij was het puur realisme. Wanneer mensen menen culturele neergang te constateren bij een zestienjarige die niet langer de conjunctief gebruikt, zonder daarbij te registreren dat die jongen intussen wel dertig keer zoveel films heeft gezien als zijn vader op die leeftijd had gezien, dan is het niet zo dat ik te optimistisch ben, nee, dan letten zij gewoon niet goed op. Wanneer de radar van de intellectuelen blijft steken bij de ongelooflijke onbenulligheid van het boek dat boven aan de bestsellerlijst staat, en daaruit een culturele catastrofe afleidt, probeer ik de feiten in het oog te houden en bedenk ik dus dat de lezers dankzij wie dat boek zo hoog is geklommen een soort publiek vormen dat nog maar zestig jaar geleden niet alleen geen boeken kocht, maar zelfs analfabeet was: de stap voorwaarts spreekt voor zich. In een dergelijk landschap is het niet gemakkelijk om vast te stellen wie er fabeltjes vertelt: of ik dat ben, met mijn pietluttige realiteitszin, of zij, met hun poëtische voorliefde voor doemdenkerige fantasy.

Terwijl wij onze tijd verdeden met discussies daarover, waren andere mensen, voor het merendeel gestationeerd in Californië, en voor het merendeel behorend tot een tamelijk onopvallende, zeer pragmatische elite met een neus voor business, bezig de wereld te veranderen, en dat deden ze op technologische wijze, zonder uit te leggen wat voor plan ze voor de mensheid in gedachten hadden, en misschien ook wel zonder te weten wat voor effect dat alles zou hebben op onze hersenen en onze gevoelens. Over zuivelwinkels en de conjunctief hadden ze geen enkele mening; ze voelden zich dan ook rechtmatig ontheven van de plicht om het verleden te verdedigen. Zij voelden daarentegen de drang om de toekomst uit te vinden.

Pas later, onverklaarbaar veel later, begon ik te begrijpen dat het paradigma van de neergang voor heel veel mensen een comfortabele setting is, een prettig speelveld.
Pas later, onverklaarbaar veel later, begon ik te begrijpen dat het paradigma van de neergang voor heel veel mensen een comfortabele setting is, een prettig speelveld. Ik heb het niet over drama’s of rampen – die vormen immers de favoriete habitat voor bepaalde minderheden bestaande uit mensen die ongewoon smart zijn. Ik heb het over iets vagers: hoe absurd het ook moge lijken, wij zijn over het algemeen dieren die hun eieren leggen op een plek waar ze kunnen rekenen op een bepaalde elegante, trage neergang. Daarbij moeten we overigens niet vergeten dat het hellende vlak van een milde tegenslag met name lijkt te passen bij de meest wijdverbreide soort intelligentie: de soort die in staat is tot lijden, die hardnekkig doorgaat, meer geduldig dan fantasierijk, in essentie behoudend. Aangezien die intelligentie de wereld beter kan bekijken wanneer deze een gematigde snelheid aanhoudt, vertraagt ze die; aangezien ze meer geschikt is voor verdedigend spel, laat ze zich van haar beste kant zien in aanwezigheid van vijanden en dreigende rampen; aangezien ze over het algemeen geen talent heeft voor aanvallend spel, is ze bang voor de toekomst.

Vandaar dat die mensen als ze de kans krijgen proberen te voorkomen dat ze al te lang worden blootgesteld aan het open veld van de improvisatie, en hun stammen het liefst telkens weer terugvoeren naar de wedstrijd die beter past bij hun capaciteiten, namelijk het behoud van de herinnering. In de beschutting van de dingen die we willen bewaren rusten we uit, leggen we onze eieren, en kweken we de toekomstige tijden, terwijl we de volgende aanval van honger die ons uit ons hol zal drijven zo lang mogelijk uitstellen.

Hoe dan ook, uiteindelijk besloot ik dat boek te schrijven, en dat heb ik dus ook geschreven, in afleveringen, in een krant: dat leek me een verrukkelijk barbaarse manier van schrijven. Ik was van plan om het De mutatie te noemen. Maar de hoofdredacteur van de krant – een genie, in zijn soort – zat heel lang naar die titel te staren en zei toen simpelweg: ‘Nee. De barbaren is veel beter.’

Soms ben ik de kwaadste niet: ik noemde het De barbaren. Ik voegde er een ondertitel aan toe: Essay over de mutatie. En daar gingen we.

Het eerste wat er gebeurde verraste me: het kostte me heel veel moeite om mensen ervan te overtuigen dat het niet een boek tégen de barbaren was.
Het eerste wat er gebeurde verraste me: het kostte me heel veel moeite om mensen ervan te overtuigen dat het niet een boek tégen de barbaren was. Men wilde zo graag op overtuigende, briljante wijze uitgelegd krijgen dat de hele wereld op instorten stond en dat het de schuld was van die lui, dat men bij het zien van die titel meteen een bepaalde mentale houding aannam waardoor men in alles wat men las alleen maar las dat alles op instorten stond en dat het de schuld was van die lui.

Werkelijk waar.

Ik kon blijven zeggen dat de barbaren niet bestaan, zoals ook in het boek wordt uitgelegd, en dat wij juist zelf allemaal aan het veranderen zijn, en wel op spectaculaire wijze; maar telkens weer kwam men me bedanken dat ik de ravage die door die lui werd aangericht aan de kaak had gesteld. Waarschijnlijk had ik als titel Leve de barbaren moeten kiezen, maar ik vraag me af of dat voldoende zou zijn geweest. Als iemand op zijn gemakje bezig is zijn eieren te leggen in het hol van de spullen die hij wil bewaren, veilig onder de lauwe deken van een aardige teloorgang, dan krijg je hem daar niet zomaar weg. De collectieve passiviteit neigde naar het zelfgenoegzaam hekelen van een of andere ophanden zijnde apocalyps die gedoemd is de fraaie ziel van de wereld te verstikken; en het was ontzettend lastig, soms zelfs onmogelijk, om die gedachtegang te keren.

Nu zijn we zo’n tien jaar verder en kan ik iets benoemen wat in de tussentijd een grote geruststelling voor me is geweest: de collectieve vertelling is veranderd, de stam is uit de holen gekomen, en tegenwoordig zijn er nog maar weinig mensen over die wat er om hen heen gebeurt voor zichzelf verklaren met het sprookje van een stelletje barbaren dat onze bolwerken in brand steekt, versterkt door een handvol handelaren die op winst uit is. Tegenwoordig heeft het merendeel van de westerse mensen het als een feit geaccepteerd dat ze een soort revolutie beleven – zeker een technologische, misschien ook een mentale – die uiteindelijk bijna al hun handelingen zal veranderen, en waarschijnlijk ook hun prioriteiten, en ten slotte ook het idee op zich van wat ‘ervaring’ zou moeten zijn. Misschien zijn ze bang voor de gevolgen, misschien begrijpen ze er niet veel van, maar ze hebben in elk geval nauwelijks meer twijfels over het feit dat het een noodzakelijke en onomkeerbare revolutie is, en dat die in gang is gezet in een poging tot het corrigeren van fouten die ons duur waren komen te staan. Dus hebben ze die revolutie op zich genomen als een taak, als een uitdaging. Niet zelden gelooft men dat die ons naar een betere wereld zal brengen. Er zijn nog veel mensen die beschut staan onder de paraplu van dat fabeltje over de teloorgang, maar als in een soort zandloper glijden ze dan toch een voor een door de nauwe doorgang van hun angsten en belanden ze bij de anderen, aan de andere kant van de tijd.

Wat is er gebeurd, zullen sommigen zich afvragen, dat we in een paar jaar tijd zo van gedachten zijn veranderd, en ons ineens wel konden vinden in het idee van een revolutie waar we alles op inzetten? Daar heb ik geen exact antwoord op, maar ik heb wel een lijstje met dingen die twintig jaar geleden niet bestonden en nu wel:

  • wikipedia 
  • facebook 
  • skype 
  • youtube 
  • spotify 
  • netflix 
  • twitter 
  • youporn 
  • airbnb 
  • iphone 
  • instagram 
  • uber 
  • whatsapp 
  • tinder 
  • tripadvisor 
  • pinterest

Als je niets beters te doen hebt, kun je die dingen aanvinken waaraan je elke dag een niet-onaanzienlijk deel van je tijd besteedt.

Dat zijn er best wat, hè? Je vraagt je af waar we vroeger dan in godsnaam onze dagen mee vol kregen.

Maakten we legpuzzels van de Zwitserse Alpen?

Zijn we bezet door een vijand?
Deze lijst maakt ons veel dingen duidelijk, maar één daarvan is waar het me hier om gaat: in twintig jaar tijd heeft de revolutie zich in het normale leven genesteld – in de eenvoudige handelingen, in de dagelijkse gang van zaken, in hoe we omgaan met onze verlangens en angsten. Bij zo’n wijde verbreiding zou het idioot zijn om het bestaan ervan te ontkennen, maar kan het toch ook niet meer met goed fatsoen worden uitgelegd als een metamorfose die van bovenaf is opgelegd, door de krachten van het kwaad. We realiseren ons namelijk dat we zelfs in de meest basale gewoontes van ons dagelijks leven handelen met fysieke en mentale bewegingen die we nog maar twintig jaar geleden amper geaccepteerd zouden hebben van nieuwe generaties waarvan we niets snapten en waarvan we het verval aan de kaak stelden. Wat is er in die tijd gebeurd? Zijn we bezet door een vijand? Heeft iemand ons een levensmodel opgelegd dat ons niet toebehoort?

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Alessandro Baricco

Alessandro Baricco (Turijn, 1958) is een van de belangrijkste hedendaagse Italiaanse auteurs, wiens boeken in talloze landen vertaald worden. Naast romans en novellen, die meerdere malen zijn bekroond en in het Nederlands zijn verschenen als Oceaan van een zee, Land van glas, Zijde, City, Zonder bloed, Dit verhaal, Emmaüs, MrGwyn en Driemaal bij dageraad, schreef hij toneelteksten (Novecento) en non-fictieboeken, waaronder De barbaren.