1493. Onder het bewind van Ludovico de Moor beleeft het machtige Milaan een renaissance. Leonardo da Vinci is de beroemdste inwoner van de stad en zijn bekendheid reikt tot ver over de Alpen. Koning Karel VIII van Frankrijk stuurt twee ambassadeurs naar Milaan om Leonardo een geheime opdracht te overhandigen. Ondanks zijn loyaliteit aan de stad is Leonardo geïntrigeerd, en al snel staan de eerste schetsen voor een uniek project op papier. Dan wordt op de binnenplaats van Castello Sforzesco het lichaam van een man aangetroffen. Hoewel er geen sporen van geweld te zien zijn is de man duidelijk vermoord. Leonardo krijgt de opdracht om het raadsel op te lossen, maar kan niet vermoeden welke levensgevaarlijke wending zijn zoektocht zal nemen.

Marco Malvaldi weeft taal, wetenschap, geschiedenis en misdaad samen tot een ingenieuze en onvoorspelbare thriller. Lees hier alvast de eerste pagina’s van Universalis; een adembenemende reis door de tijd en geeft een uniek beeld van een man die worstelt met de fragiliteit en grootsheid van de mens.

Begin

Het eerste wat opviel bij het binnentreden in de Raadszaal, was het weinige licht.

Het was pas midden oktober, maar in Milaan was de kou al ingetreden en nog voordat het kasteel weer drukbevolkt zou worden door de uit Vigevano terugkerende heren, hadden de bedienden de ramen al bespannen met linnen doeken die door impregnatie met terpentijn doorzichtig waren gemaakt, waardoor ze weliswaar niet veel licht toelieten, maar ter compensatie ook niets prijsgaven van wat er binnen in de zaal gebeurde. Voor de bewoners van het kasteel was dit de Sala degli Scarlioni, zo genoemd naar de rood-witte zigzagornamenten van die naam. Maar voor alle anderen, en dat wil zeggen voor de meerderheid van de Milanezen, was dit de Raadszaal: de zaal waar de Geheime Raad gewoonlijk samenkwam. Zes personen, de zes machtigste mannen van Milaan, plus hun heer, de machtigste van allemaal.

‘Laat de volgende binnen, kasteelheer.’

Bernardino da Corte, kasteelheer van Castello Sforzesco, gaf een knikje en trok de zware houten deur naar zich toe, terwijl hij aankondigde: ‘Zijne Excellentie de generaal van de Orde der Franciscanen, Francesco Sansone da Brescia.’

De dinsdag en vrijdag werden vrijgehouden voor audiënties.
De dinsdag en vrijdag werden vrijgehouden voor audiënties. Dat waren de dagen waarop Ludovico de Moor, hertog van Bari, maar desondanks heer van Milaan, een luisterend oor en aandacht schonk aan iedereen die daarnaar vroeg, om een probleem te verhelpen. Problemen in alle soorten en  maten, van Milanezen uit alle geledingen – dat wil zeggen iedereen die de door de Moor opgelegde belasting betaalde, afgezien van degenen die daarvan middels een alleraardigste concessie van de Moor in hoogsteigen persoon waren vrijgesteld. En de belastingbetalende Milanees mocht ook wel gehoord te worden, want hij droeg nogal wat af, aan belastingen.

Maar het hoofd van de Orde der Franciscanen was geen Milanese burger, hij was helemaal geen burger. Goedbeschouwd had hij recht op nog geen minuut van de kostbare tijd waarin de Moor zich aan zijn onderdanen wijdde en de smeekbeden van al die stumpers aanhoorde, terwijl hij ook onwillige ambassadeurs, vurige hengsten of dienstbare dienstmeisjes zijn wil had kunnen opleggen. Aan de andere kant zou het dom zijn om de generaal van de Orde, die zich nu als eenvoudige burger aandiende, audiëntie te weigeren.

En Ludovico de Moor, hertog van Bari en heer van Milaan, was allesbehalve dom.

‘Wat een eer,’ sprak de Moor vanaf zijn houten zetel. ‘De generaal van de Orde der Franciscanen die als een gewone stedeling om audiëntie vraagt. Waaraan danken wij een dergelijk bescheiden bezoek?’

‘Ik ben maar een nederige franciscaan, Uwe Hoogheid,’ antwoordde Francesco Sansone, ‘en niet aan eerbewijzen of schijnschoonheden gewend. Overigens vergt de vraag die ik voornemens ben aan de vooruitziende blik van Uwe Hoogheid voor te leggen zo weinig tijd, dat het aanmatigend zou zijn om een privé-audiëntie te verlangen.’

Welkom in de renaissance, waar elke zin als een edelsteen wordt getaxeerd en gemonteerd, elk los woord op een goudschaaltje wordt gewogen, waarna het sieraad getoond mag worden, niet om te laten zien hoe mooi het is, maar hoe machtig de drager. En waar de betekenis van elk gesprek moet worden geïnterpreteerd op grond van wie er spreekt, wie er in de kamer is en wie niet, welke namen er worden genoemd en vooral welke namen niet.

Kort samengevat had Ludovico de broeder bij ontvangst niet bij zijn naam, maar bij zijn titel genoemd, en vastgesteld dat hij zijn bezoek bracht als simpele burger; wat eigenlijk betekende dat deze broeder, als allerhoogste franciscaan, geen reet betekende, niet voor hem en niet voor de rest van de Raad. Waarop de broeder had geantwoord dat hij heus genoeg andere wegen wist, wegen die officiëler, plechtiger en onuitputtelijker waren, om de Moor zijn aandacht te krijgen, door hem aan te spreken met Uwe Hoogheid in plaats van hertog, waarmee hij Ludovico er fijntjes aan herinnerde dat hij voor een groot deel van Italië niet meer dan een doodgewone usurpator was.

'De raadsleden en ik zitten klaar om naar u te luisteren.’
‘Dat doet me deugd, pater,’ antwoordde de Moor. ‘U mag het zeggen. De raadsleden en ik zitten klaar om naar u te luisteren.’

‘Hoogheid… vergeeft u me, maar ik zie Zijne Eminentie de bisschop van Como niet. Ik hoop niet dat hij ziek is.’

‘Hij is niet ziek, pater. Recentelijk hebben we het aantal consiglieri teruggebracht, want tweeënveertig raadsleden was werkelijk te veel voor dit werk, mede doordat het aantal zaken en aanleidingen voor audiënties gedurende het laatste jaar enorm is afgenomen.’

Waarbij de pater had kunnen aantekenen dat een aantal van tweeënveertig voorheen wellicht te veel, maar zes dan misschien weer wat te weinig was, nog daargelaten dat er geen geestelijke bij zat, wat natuurlijk geen toeval kon zijn. Pater Sansone schraapte opnieuw zijn keel.

‘Uwe Hoogheid, ik ben hier op verzoek van mijn orde, om u opnieuw de kwestie in overweging te geven van broeder Giuliano da Muggia, die maar blijft prediken, met minachting voor de regels van zijn orde en de inhoud van de Heilige Schrift.’

‘Ik zou niet weten hoe, pater,’ antwoordde de Moor, nadat hij zijn blik over zijn raadsleden had laten gaan.

‘De heer van Milaan zou niet weten hoe hij een arme franciscaan het zwijgen zou moeten opleggen?’

Je hoeft geen schriftverklaarder te zijn om het suggestieve karakter van die vraag op te merken, vooral door het gebruik van de voorwaardelijke wijs. En als de lezer het al heeft opgemerkt, zal het een willekeurig lid van de Raad zeker niet zijn ontgaan. Of Ludovico de Moor.

Het schijnproces tegen Giuliano da Muggia was een heus kunststukje van de Moor geweest.
‘Broeder Giuliano is zestien maanden geleden al gearresteerd en berecht, op uw initiatief. Daar ik geen prior ben van een religieuze orde, heb ik opdracht gegeven om het proces te herzien en Zijne Excellentie aartsbisschop Arcimboldi gemachtigd als voorzitter op te treden. U weet heel goed hoe de afloop was van dat proces.’

Pater Sansone haalde diep adem.

Het schijnproces tegen Giuliano da Muggia was een heus kunststukje van de Moor geweest. Alle getuigen, toevallig allemaal leek en toevallig allemaal hoveling van Ludovico, hadden de preken van de broeder uitbundig geprezen, en zijn tirades tegen de Kerk van Rome gebagatelliseerd of zogenaamd vergeten.

Broeder Giuliano verkondigde niet alleen dat de Romeinse Curie corrupt, mondain, decadent en vunzig was: dat deden veel anderen ook, bijvoorbeeld die dominicaan met zijn jammerende stem, Girolamo Savonarola, die als behoorlijke ellendeveroorzaker bekend was komen te staan door zijn voorspellingen over de dood van Lorenzo de’ Medici en ander onheil dat prompt was bewaarheid.

Nee, broeder Giuliano beweerde zelfs dat de Kerk van de hoofdstad van Lombardije onafhankelijk van de Kerk van Rome kon bestaan. Net als Savonarola, die de onafhankelijkheid van de kloosters beoogde. Maar deze vent wilde Milaan overhalen zich los te maken van Rome. Milaan, de stad die op opzichtige wijze bezig was de rijkste provincie van het Italiaanse schiereiland te worden, de plek die de beroemdste kunstenaars aantrok, die de beste artsen en de meest eminente wiskundigen naar de nabije Universiteit van Pavia haalde en ze vorstelijk betaalde.

Dat mocht niet gebeuren, vonden pater Sansone en een invloedrijke collega van hem die de Romeinse stoel bezette. Daarom had hij geprobeerd broeder Giuliano te beteugelen. Over sommige dingen kun je het maar beter niet hebben, en een franciscaan die hoog van de kansel roept om afscheiding van de Roomse Kerk, met welk middel dan ook (geen bulldozers, die waren er toen nog niet), dat was nou niet wat je zegt ideaal.

Maar het proces dat op Sansones instigatie was gehouden, was door de Moor met renaissancewaardige behendigheid gekaapt. De hofdichters hadden strofen geschreven die door de hele stad waren voorgedragen; overal in de straten rond de Broletto en langs de Navigli was het sonnet van Bellincioni te horen: O Milaan, jij christelijke stad, en het sextet van ene Giacomo Alfieri, zeer beroemd in die tijd, maar vandaag de dag terecht vergeten, waarin de hemel werd bedankt dat hij broeder Giuliano naar Milaan had gestuurd. Afschuwelijke liedjes, maar doeltreffend. Nog eerder dan het hof had de Moor de bevolking al voor zich gewonnen en de Curie ingeklemd tussen haar eigen bewuste wil en de kuddeachtige wil van het volk.

‘Ik weet heel goed dat broeder Giuliano op christelijke wijze is vrijgesproken,’ zei pater Sansone na een diepe zucht. ‘Broeder Giuliano is een belangrijk man, en zijn preken komen voort uit een diepe ijver. Diepe ijver, en diepe liefde voor zijn kudde. Broeder Giuliano is een man die de mensen aanspreekt, want hij zegt wat ze willen horen.’

En op dit specifieke moment stond het volk niet meer volledig achter de Moor.
Waarmee de geestelijke Ludovico er op snode wijze aan hielp herinneren hoe vluchtig de gunst van het volk is. En op dit specifieke moment stond het volk niet meer volledig achter de Moor.

De zoutheffing en andere recente belastingen waren niet goed gevallen bij de mensen, en Ludovico’s populariteit was niet meer zo torenhoog als voorheen. Als er toen peilingen hadden bestaan, zouden de Raadsbijeenkomsten van de dinsdagochtend zijn begonnen met een vroege vergadering om de publieke opinie te peilen en de antwoorden van de Moor daarmee de goede kant op te sturen. Maar in die tijd was de statistiek nog ver te zoeken, de gemiddelde mens was nog niet ontdekt en het volk kon zijn wil alleen kenbaar maken door te juichen. Of door in opstand te komen.

‘En broeder Giuliano, een man met een scherp intellect,’ vervolgde pater Sansone, ‘laat zich het zwijgen niet opleggen. Als hij predikt in de San Francesco Grande, zit de kerk vol. De mensen komen van heinde en verre, en raken geïnspireerd. Misschien is het wenselijk…’

Maar wat wenselijk was, daar kwam pater Sansone niet aan toe, omdat Ludovico op dat moment opstond van zijn stoel.

Waren we in Lodi geweest, dan zou Ludovico de Moor ongeveer vier el en een palm lang zijn geweest; hadden we hem daarentegen willen meten naar de gewoonte van de stad, dan had de Moor in lengte iets minder dan drie Milanese grote el gemeten. Vertaald naar het metrieke stelsel was de heer van Milaan één meter negentig, wat er samen met zijn ijzige blik en lange, strenge gewaad van zwart brokaat voor zorgde dat het echt angstwekkend was als Ludovico de Moor opstond.

Eenmaal opgestaan liep Ludovico langzaam naar de franciscaan toe, kwam naast hem staan en pakte hem voorzichtig bij een elleboog.

‘Komt u mee, eerwaarde vader,’ zei hij met zachte stem, zich ervan bewust dat hij kon imponeren. ‘Ik wil u wat laten zien.’

En met zijn hand aan ’s mans elleboog leidde hij de strenge, maar doodsbange geestelijke dwars door de zaal, tot ze voor een prachtige plattegrond van de stad stonden, die in fresco op de muur was afgebeeld.

‘Kijkt u eens, eerwaarde vader, Milaan is een wiel.’ De hand van de Moor beschreef een ruime cirkel over de muren die de stad beschermden, om vervolgens zijn wijsvinger op het centrum van de kaart te leggen, precies op de Dom.

‘Milaan is een wiel, en de kerk is de naaf. Een robuuste naaf, betrouwbaar en mooi recht. Maar weet u wat er gebeurt als deze kerk niet meebeweegt?’

De Moor tekende met zijn vingers steeds kleinere cirkels, totdat hij in een spiraal bij de Dom uitkwam, en stilhield.

‘Het wiel kan draaien en draaien, en nog meer draaien, maar dan kan wie er woont…’ de Moor spreidde zijn handen, ‘nergens meer heen.’ Waarna de Moor zijn rechterhand op de schouder van de franciscaan legde, vriendschappelijk, maar ook met enige druk. ‘Begrijpt u wel, eerwaarde?’

Universalis

1493 Onder het bewind van Ludovico de Moor beleeft het machtige Milaan een renaissance. Leonardo da Vinci is de beroemdste inwoner van de stad en zijn bekendheid reikt tot ver over de Alpen. Koning Karel VIII van Frankrijk stuurt twee ambassadeurs naar Milaan om Leonardo een geheime opdracht te overhandigen. Ondanks zijn loyaliteit aan de stad is Leonardo geïntrigeerd, en al snel staan de eerste schetsen voor een uniek project op papier. Dan wordt op de binnenplaats van Castello Sforzesco het lichaam van een man aangetroffen. Hoewel er geen sporen van geweld te zien zijn is de man duidelijk vermoord. ... lees meer Leonardo krijgt de opdracht om het raadsel op te lossen, maar kan niet vermoeden welke levensgevaarlijke wending zijn zoektocht zal nemen.

Marco Malvaldi weeft op grandioze wijze taal, wetenschap, geschiedenis en misdaad samen tot een ingenieuze en onvoorspelbare thriller. Universalis is een adembenemende reis door de tijd en geeft een uniek beeld van een man die worstelt met de fragiliteit en grootsheid van de mens.

€ 20,99

Marco Malvaldi

Marco Malvaldi (1974) is opgeleid tot chemicus en schrijft zowel populair wetenschappelijke boeken als de zeer succesvolle historische thrillerserie BarLume. Universalis is een grote bestseller in Italië en verschijnt in heel Europa in vertaling. Marco Malvaldi woonde en werkte korte tijd in Groningen.