Onze hormonen spelen bij veel alledaagse zaken een grote rol, maar veel aspecten van hun werking blijven onderbelicht. Waarom reageren we zo heftig op een spannende situatie? Hoe komt het dat mannen en vrouwen als ze ouder worden meer op elkaar gaan lijken? En waarom hebben oudere mensen meer behoefte aan zout eten? Hormoonspecialist Max Nieuwdorp verheldert in Wij zijn onze hormonen de macht van onze hormonen in alle levensfasen.

In dit fascinerende boek, waartoe Max Nieuwdorp werd geïnspireerd door het dagelijkse contact met zijn patiënten, wordt de macht van onze hormonen op alle vlakken en in alle levensfasen toegankelijk en uitgebreid beschreven.

Lees hier al een eerste fragment uit Wij zijn onze hormonen!

Voorwoord

‘Ik was (en ben) onzeker over mijn relatie tot mijn oude zelf, of tot mezelf van jaar tot jaar. Het hormoonprofiel van een mens bepaalt een groot deel van de uiterlijke persoonlijkheid. Als je het endocriene stelsel verstoort, raak je de weg naar jezelf kwijt. Als het endocriene patroon verandert, beïnvloedt dat je gedachten en gevoelens. Eén verschuiving in het patroon brengt vaak een andere teweeg.’

Hilary Mantel, De geest geven

Bovenstaande uitspraak van Hilary Mantel over haar hormonale ziekte endometriose onderstreept hoezeer verandering in de hormoonhuishouding ook het zelfbeeld van mensen beïnvloedt. Dat is precies waarom ik mijn vak als arts zo mooi vind. In de spreekkamer vang je een glimp op van de intimiteit van iemands leven en van de manier waarop ziekte ingrijpt op iemands karakter.

Ik ben arts geworden omdat veel van mijn familieleden in de gezondheidszorg werkten. En alhoewel ik op de middelbare school meer dacht aan een carrière als diplomaat of historicus, besloot het lot (en het lotingssysteem) anders en ging ik in Utrecht geneeskunde studeren, net zoals mijn familieleden vóór mij.

Naast een fantastisch studentenleven, waar ik aan het Janskerkhof vriendschappen voor het leven sloot en de liefde van mijn leven vond, bleek deze studie een schot in de roos. Want in tegenstelling tot wat ik dacht bleek het vak zoveel meer in te houden dan pillen voorschrijven of mensen opereren. Ik leerde laboratoriumproeven doen en raakte geïnspireerd toen ik zag hoe artsen daardoor inzicht verkrijgen in onderliggende ziekten en de klachten die daarmee gepaard gaan – klachten die mensen naar onze spreekkamers brengen.

De Utrechtse geneeskundefaculteit bood meer dan alleen een biomedisch ingerichte opleiding. Zo koester ik warme herinneringen aan de colleges van professor Sijmen Duursma over geneeskunde en kunst, waarin hij bekende schilderijen liet zien waarop zieke mensen afgebeeld staan.

Het waren de interactie met patiënten en de intimiteit van de spreekkamer die mij aan het eind van mijn opleiding deden kiezen voor de studierichting interne geneeskunde. En ook voor de wetenschap, omdat er nog zoveel te ontdekken viel op het gebied van hormonen en darmbacteriën. Aangewakkerd door het feit dat vrijwel mijn hele familie last heeft van een of andere vorm van hormonale ziekte – van suikerziekte tot schildklieraandoeningen of zelfs bijniertumoren – besloot ik mij te specialiseren in endocrinologie, de leer van de hormonen.

Toen ik bijna twintig jaar als arts in het vak zat – getriggerd door vragen die mijn patiënten mij door de jaren heen gesteld hebben en waar ik niet altijd antwoord op had – vatte ik het plan op om dit boek te schrijven. Niet alleen om het fascinerende endocriene systeem wat meer toegankelijk te maken voor wie er ook maar in geïnteresseerd is, maar ook om de macht van hormonen in perspectief te plaatsen.

De titel Wij zijn onze hormonen verwijst naar het feit dat hormonen de dirigent van ons lichaam zijn. En natuurlijk is het een knipoog naar het fantastische boek dat mijn collega Dick Swaab schreef. Waar ons brein belangrijk is bij alle beslissingen die we nemen en de keuzes die we maken, zijn hormonen op hun beurt van invloed op hoe het brein functioneert. (Zo herinner ik mij een patiënte die door een te snel werkende schildklier seksueel volledig ontremd raakte en bij iedere mannelijke patiënt in bed kroop. Pas toen haar schildklier chirurgisch verwijderd was, werd ze langzaam weer de oude.) Hormonale disbalans kan onze persoonlijkheid en ons dagelijks functioneren danig overhoopgooien.

Dit boek is in de ochtend- en avonduren geschreven, omdat mijn werkdagen volledig in beslag worden genomen door de zorg voor patiënten, door onderzoek en management, en er privé ook de nodige tijd te verdelen is: een gezin met jonge kinderen en een vrouw die fulltime werkt als verloskundige. Desondanks bleek het schrijven een fantastische bron van energie te zijn – energie die hard nodig was tijdens de covid- 19-epidemie bijvoorbeeld, waarbij ik op ziekenzalen mensen heb behandeld, maar ook heb zien overlijden.

Wij zijn onze hormonen is een mix van geschiedenis en geneeskunde in de breedste zin van het woord. Ik heb geen medisch handboek willen schrijven, maar wel geprobeerd om af te rekenen met pseudowetenschappelijke claims over het gebruik van hormonen als antwoord op veelgehoorde klachten. Ik wil beslist niet beweren dat we slaaf zijn van onze hormonen (of ons brein). Er is altijd een wisselwerking tussen omgeving, lichaam en geest. Hormonen kunnen wellicht je vermogen om beslissingen te nemen vertroebelen, maar ze kunnen je niet ontslaan van je eigen verantwoordelijkheid voor je daden.

Door deze schrijftocht ben ik ons schitterende endocrinologisch systeem alleen maar meer gaan respecteren. Wij moeten er als artsen niet te veel mee rommelen, maar vooral ook niet achteroverleunen. Ook zouden we moeten blijven streven naar een diepgaander begrip van deze fascinerende lichaamsstoffen en altijd op zoek gaan naar betere behandelingen. Want, zoals de beroemde therapeut Salvador Minuchin al zo mooi zei: ‘Zekerheid is de vijand van verandering.’

Amsterdam, augustus 2022

Inleiding

In 2001 werkte ik in een plattelandsziekenhuis in Pretoria, Zuid-Afrika. Zwangere vrouwen kwamen met beginnende weeën vanuit de townships, randsteden nog stammend uit de apartheid, naar de kraamkliniek, die niet over veel voorzieningen beschikte. Liggend op een uitgevouwen kartonnen doos op het grasveld voor de kliniek vingen ze hun weeën op tot het moment dat ze het karton verruilden voor een hard bed achter een gordijntje in de kliniek en de bevalling kon beginnen. Ik had er gemiddeld twintig vrouwen onder mijn hoede. Iedere nacht werden er meerdere kinderen geboren en rende ik van kamer naar kamer. Een van die kinderen, een meisje genaamd Muna, zag ik na een tijdje terug op de polikliniek vanwege een vertraagde groei. Ze reageerde nauwelijks op pogingen om contact te maken, had een wat pafferig gelaat en vertraagde reflexen. Het schildklierhormoon in haar bloed was onmeetbaar laag, dus besloot ik om haar onmiddellijk schildklierhormoontabletten toe te dienen om het tekort aan te vullen.

Toen ik jaren later voor een congres in Zuid-Afrika diezelfde kraamkliniek nog eens bezocht, vertelde een verpleegkundige dat Muna ernstig gehandicapt is en thuis wordt verzorgd door haar oma. Muna’s eerste maanden zonder behandeling hebben hun tol geëist. Ze zal nooit een zelfstandig leven kunnen leiden en heeft een verhoogde kans vroegtijdig te overlijden aan een longontsteking of doorligwonden.

Het verhaal van Muna laat zien hoe belangrijk hormonen zijn voor onze ontwikkeling. We kunnen simpelweg niet zonder deze stofjes die je lichaam zelf aanmaakt en die via de bloedbaan organen en weefsels aansturen om allerlei lichaamsfuncties te regelen. In het begin is een ongeboren kind afhankelijk van de hormonen van de moeder. Pas na drie maanden ont- wikkelt een foetus zelf de cellen en organen die nodig zijn voor een goed werkende hormoonproductie. De schildklier wordt al in het eerste trimester van de zwangerschap gevormd, wat het belang van dit orgaan voor ons bestaan illustreert. Het schildklierhormoon is namelijk betrokken bij veel van onze lichaamsprocessen.

In het begin is een ongeboren kind afhankelijk van de hormonen van de moeder. Pas na drie maanden ont- wikkelt een foetus zelf de cellen en organen die nodig zijn voor een goed werkende hormoonproductie.

Door een stoornis in de eerste fase van de zwangerschap kreeg Muna geen schildklier en zo ontstond een aangeboren tekort aan schildklierhormoon, ook wel congenitale hypothyreoïdie (ch) genoemd. In Nederland worden ongeveer tachtig kinderen per jaar met deze aandoening geboren. Het is niet makkelijk om deze diagnose bij pasgeboren baby’s vast te stellen en als dat relatief laat gebeurt, zo blijkt uit Muna’s verhaal, heeft dat grote gevolgen. Dit inzicht deed prof. dr. Hans Galjaard, emeritus hoogleraar humane genetica aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam, ertoe besluiten de mogelijkheden van screening van aangeboren aandoeningen in Nederland op de politieke agenda te zetten. Dankzij zijn inspanningen ne- men Nederlandse consultatiebureaus en verloskundigen sinds 1974 bij alle baby’s bloed af door middel van een prik in de hiel. Mede gedreven door het feit dat zijn broer op jonge leeftijd overleed aan de gevolgen van een aangeboren aandoening begon Galjaard na een uitputtende politieke lobby met deze ‘hielprik’, waarmee inmiddels tweeëndertig aangeboren ziekten worden getest. Zoals Galjaard al zei: ‘Beter voorkomen, dan niet te kunnen genezen.’

Duizenden kinderen zijn hierdoor het lot van Muna bespaard gebleven. Op mijn poli zie ik ze terug als levenslustige dertigers, bij wie die ene schildklierpil per dag (en de vooruitziende blik van Galjaard) hun leven blijvend veranderd heeft.

Een korte geschiedenis van hormonen

De stof hormoon werd in 1902 voor het eerst met deze naam aangeduid door de Britse fysiologen Ernest Starling en zijn schoonbroer William Bayliss. Samen bestudeerden zij hoe onze spijsvertering werkt en hoe voedsel door bepaalde stoffen kan worden afgebroken en opgenomen in de darm.

Twee jaar later won Ivan Pavlov de Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde voor zijn onderzoek naar spijsvertering. Deze Russische collega, die vooral bekend is om zijn onderzoek naar conditionering, en naar wie de nog altijd geroemde pavlovreactie (1897) is vernoemd, toonde met zijn experimenten aan dat het zenuwstelsel betrokken is bij onze spijsvertering.

Bayliss en Starling zagen echter dat de spijsvertering ook plaatsvond bij proefdieren waarvan het zenuwstelsel beschadigd was, namelijk door de afgifte van speciale stofjes uit nabijgelegen klieren naar het bloed. Een van deze stoffen was het door hen genoemde secretine (naar het Engelse ‘to secrete’, afscheiden) – de eerste van een inmiddels rijke groep stoffen die ons leven onzichtbaar maar ingrijpend reguleren.

Bayliss en Starling waren ook degenen die de term hormoon – Oudgrieks voor ‘stuwkracht’ of ‘in beweging zetten’ – suggereerden als verzamelnaam voor deze stoffen. Hormonen zijn signaalstoffen die worden aangemaakt door endocriene (hormoonproducerende) klieren. Via het bloed en andere lichaamsvloeistoffen bereiken deze stoffen hun doel – bepaalde cellen of organen – waar ze hun werk doen. De meeste hormonen hebben een centrale regelfunctie: ze kunnen processen in gang zetten of juist afremmen. Ook beïnvloeden ze elkaar onderling.

Het hoofdkantoor van onze hormoonhuishouding ligt midden in de hersenen, direct achter onze oogkassen. Daar bevinden zich de hypothalamus en de hypofyse, met de afmetingen van respectievelijk een aardbei en een erwt. Beide groepen gespecialiseerde zenuwcellen maken deel uit van ons emotionele brein, het limbische systeem (meer daarover in hoofdstuk 5). Als generaals sturen ze zowel ons zenuwstelsel als ons hormonale stelsel aan, waarbij ze nauwgezet alle troepen in de gaten houden.

De effecten van deze belangrijke signaalstoffen werden echter al vijftig jaar vóór Starling en Bayliss opgemerkt. In een onderzoek uit 1849 vergeleek de Duitse wetenschapper Arnold Berthold gecastreerde hanen (kapoenen) met hun niet-gecastreerde broers, en toonde hij aan dat er lichamelijke en gedragsveranderingen optraden bij de eerste groep. Opvallend was dat wanneer de testes bij de kapoenen werden hersteld (door re-implantatie of transplantatie), en daarmee de productie van het later ontdekte hormoon testosteron, de hanen weer in staat waren om te kraaien. Dergelijke experimenten spreken tot op heden tot de verbeelding van schrijvers en wetenschappers, niet in de laatste plaats omdat ze de suggestie wekken van het bestaan van een elixer voor ‘eeuwige’ jeugd.

De opera A Dog’s Heart van componist Alexander Raskatov is hiervan een prachtig voorbeeld. Geïnspireerd op een novelle van Michail Boelgakov uit 1925 vertelt de opera de lotgevallen van de straathond Sjarik nadat hij de hypofyse en testikels van een beruchte crimineel geïmplanteerd krijgt. Hierdoor ontwikkelt het dier zich tot de gewetenloze misdadiger Sjarikov, en vallen zijn gedrag en keuzes ten prooi aan zijn (door hormonen gestuurde) driften. Alleen een tweede operatie kan verlossing bieden aan deze door testosteron gekwelde hond…

Ook in oudere literatuur, zoals het Oude Testament, wordt al verwezen naar de aanwezigheid van hormonen.

Ook in oudere literatuur, zoals het Oude Testament, wordt al verwezen naar de aanwezigheid van hormonen. Hoewel er destijds geen technieken beschikbaar waren om de aanwezigheid van hormonen in het bloed aan te kunnen tonen, wordt hun ‘stuwkracht’ omschreven als ‘de ziel van het vlees dat zich in het bloed bevindt’ (Leviticus 17:11). Bepaalde personages in de Bijbel hadden hoogstwaarschijnlijk aangeboren hormonale aandoeningen, zoals een ruime voorraad groeihormoon bij reus Goliath. Ook de dwerggroei van de Egyptische god Bes en de lichtgeraaktheid en enorme energie van Cleopatra zouden zeer wel ontstaan kunnen zijn door een afwijkende schildklier.

Terug naar de fascinatie voor het mannelijk hormoon voor eeuwige jeugd. In 1889 experimenteerde de tweeënzeventigjarige Mauritiaans-Franse neuroloog Charles Brown-Séquard met het toedienen van dierlijk testikelextract bij zichzelf. ‘Ik maakte in mijn injecties (die ik zelf onder de huid plaatste) gebruik van een waterachtige vloeistof met de volgende drie extracten: ten eerste bloed van de zaadbalbloedvaten, ten tweede sperma en ten derde vloeistof afkomstig uit een testikel die kort ervoor uit een hond of varken genomen was.’ Alhoewel de gezondheid van de professor voor zijn leeftijd redelijk goed was, klaagde hij in de periode vóór zijn zelfexperimenten regelmatig over vermoeidheid na een dag hard werken en zei hij last te hebben van brandend maagzuur en pijnlijke gewrichten en spieren. Dat laatste was waarschijnlijk slijtage als gevolg van artrose, iets wat veel voorkomt bij ouderen.

In 1889 experimenteerde de neuroloog Charles Brown-Séquard met het toedienen van dierlijk testikelextract bij zichzelf.

In mei en juni van dat jaar gaf Brown-Séquard zichzelf dagelijks wel tien (!) van deze injecties. Vrijwel onmiddellijk leek het of de levenskracht en energie in Séquards lichaam terug waren; hij voelde zich sterker en kon letterlijk de trap weer op rennen. Ook leek de omvang van zijn biceps sterk toegenomen, kende hij geen vermoeidheid meer en keerde volgens de overlevering zijn potentie terug. Testosteron (waarover meer in de volgende hoofdstukken) is echter een in vet oplosbaar hormoon, en aan- gezien de injecties van Brown-Séquard op waterbasis waren, is het goed mogelijk dat hier een placebo-effect meespeelde.

Deze en andere zaken hebben de afgelopen honderd jaar onze kennis over hormonen in een stroomversnelling gebracht. Dankzij technologische vooruitgang kunnen hormonen worden geïsoleerd uit dierlijk materiaal en vervolgens worden geïnjecteerd om het effect ervan bij mens en dier te observeren. Niet alleen heeft dit medisch wetenschappelijk tot veel belangrijke, nieuwe inzichten geleid – resulterend in meerdere Nobelprijzen tussen 1920 en 1930 voor de ontdekking van de inmiddels bekendste hormonen oestrogeen (vrouwelijk hormoon), testosteron (mannelijk hormoon) en progesteron (dat een belangrijke rol speelt bij het innestelen van het embryo in het baarmoederslijmvlies) – maar het heeft in hun kielzog ook grote sociale, maatschappelijke en economische impact gehad. Zo heeft de ontwikkeling van ‘de pil’ in de jaren vijftig enorm veel betekend voor de emancipatie en zelfbeschikking van miljoenen jonge vrouwen. Bovendien is de algehele ziektelast danig verminderd dankzij succesvolle behandelingen met hormonen bij tal van aandoeningen, wat tegelijkertijd enorme kansen betekende voor de farmaceutische industrie.

Helaas zijn onze hormonale helpers niet altijd goed voor de dag gekomen. Sinds de publicatie van het boek Dode lente in 1962 van de Amerikaanse biologe Rachel Carson – waarin ze wees op de desastreuze invloed van landbouwbestrijdingsmiddelen op het milieu, de kwaliteit van onze voeding en ons eigen lichaam – weten we beter hoezeer deze gifstoffen ook onze hormonale huishouding kunnen ontregelen. Zo hadden injecties met groeihormoon, verkregen uit hersenklieren van menselijke kadavers, het pijnlijke gevolg dat bij nogal wat patiënten de besmettelijke en dodelijke ziekte van Creutzfeldt-Jakob (beter bekend als de gekkekoeienziekte) werd overgebracht.10 Ook bleek het medicijn des, een kunstmatig oestro- geen dat in Nederland in de jaren vijftig en zestig op grote schaal aan zwangere vrouwen werd voorgeschreven om miskramen te voorkomen, grote gevolgen te hebben voor de gezondheid van hun dochters, zoals een verhoogde kans op kanker en onvruchtbaarheid; het kon zelfs tot afwijkingen leiden bij hun kleinzonen.

Net zoals bij Muna, de baby die door een defect aan haar schildklierhormoonproductie een verstandelijke en lichamelijke beperking opliep, is onze gezondheid en die van onze nakomelingen bijzonder afhankelijk van de juiste hormoonbalans. In dit boek zal ik aan de hand van de verschillende levensfasen (van de wieg tot het graf) de invloed van de verschillende hormonen en hun onderlinge verband toelichten. Ook zal ik dieper ingaan op de gevolgen van een tekort of teveel aan hormonen en het (soms destructieve) effect van deze krachtige lichaamseigen stoffen op ons geestelijk en lichamelijk welbevinden. Ik hoop dat je net als ik gefascineerd raakt én blijft door de wonderlijke rol die hormonen in ons lichaam en ons leven spelen.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Max Nieuwdorp

Max Nieuwdorp (1977) is internist-endocrinoloog, hoogleraar en afdelingshoofd bij het Amsterdam UMC. Tevens werkte hij als visiting scientist aan de University of California San Diego in de Verenigde Staten. Zijn huidige onderzoek richt zich op het snijvlak van de rol van hormonen, de darmen en hun bewoners en de menselijke gezondheid.