Kristalhelder water, duizenden eilandjes met pittoreske haventjes en de mooiste zwemplekken maken de Stockholm-archipel een populaire vakantiebestemming voor toeristen en vaste zomergasten. Maar de kustwacht kent de gevaren van de zee, én de donkere kanten van de bezoekers… Zwarte zeilen is het begin van een aangrijpende psychologische thrillerserie van Zweedse auteur Rebecka Edgren Aldén!

Op een verstikkend hete dag in juli komen Annika en haar collega Nadia van de vrijwillige kustwacht een op drift geslagen zeilboot tegen op het open water van de Möja-fjord. Er is duidelijk iets niet in orde en ze besluiten aan boord te gaan van het mysterieuze schip. Enkele dagen eerder varen Joanna en haar broer Zack uit met de boot die ooit van hun vader was. Ze hebben elkaar in geen jaren gezien, en hun doel is om eindelijk de boedel van hun ouders te verdelen. Ze halen herinneringen op aan hun kindertijd in een poging weer dichter bij elkaar te komen. Joanna verheugt zich op de rust en vrijheid die de zee haar altijd gaf, maar niets is nog wat het was, en weinig wat het lijkt.

 

Lees hier al het begin van deze aangrijpende Zweedse thriller!

 

Proloog

Uit de verte ziet Annika al dat er iets mis is. Voor hen op het water van de Möjafjärden drijft een zeilboot. Donkere wolken hebben zich samengepakt, maar het is nog steeds benauwd. Het zweet plakt op haar rug onder het rode reddingsvest.

De lucht lijkt wel elektrisch, alsof de hemel verlangt naar ontlading. Bij het weerbericht hadden ze het vanmorgen over onweer en eventueel regen. Gaat het eindelijk regenen? Normaal gesproken houdt Annika van warmte, maar de hitte die nu al weken over het land ligt, maakt haar landerig en traag. Ze weet niet meer wanneer het voor het laatst geregend heeft, misschien is de natuur vergeten hoe het moet.

Weer een Omega, denkt ze als ze de slanke boot ziet. Hoe groot is de kans om in zo’n korte tijd drie Omega’s tegen te komen? Deze oogt goed onderhouden. De romp is glanzend wit en de gladde zeilen lijken nieuw. De grote blauw-gele vlag wappert loom op het achterschip. Annika tuurt omhoog naar de mast, maar herkent de kleuren van de wimpels niet en kan niet bepalen waar de boot vandaan komt. Toch zorgen die ervoor dat ze ontspant. Een bepaalde zekerheid dat dit schip een thuishaven heeft en ergens bij een zeilclub hoort. Als een aanloopkat met een halsband.

Als de schoot van het voorzeil niet was losgetrokken waardoor het nu slap zwiept terwijl het uiteinde van het touw door het water sleept, zou alles er normaal uitzien. De giek, die zacht heen en weer beweegt in de wind, bonst zacht. Het losse grootzeil reageert met hard geklapper op elke beweging.

Annika maakt een snelle aantekening in het analoge logboek en kijkt dan om zich heen. Er zijn geen andere boten in de buurt. De zee is opvallend verlaten. Weinig mensen willen op open water varen als er onweer dreigt, het risico bestaat altijd dat de bliksem inslaat in de mast.

Ze werpt een blik naar achteren op Nadia, die hun open achtmeterboot, de Rescue Cecilia, langzaam dichterbij stuurt. Donkere lokken hebben zich losgemaakt uit de knot boven op haar hoofd, met haar vrije hand veegt ze ze weg. Nadia en zij zijn nog niet zo vaak samen op een melding afgegaan. Annika is het meest op pad geweest met Gunnar, het hoofd van hun reddingsstation. Ze weet niet hoe dat zo gekomen is, maar ze zijn hecht geworden en vullen elkaar goed aan. Annika weet van zichzelf dat ze soms wat fel en snel kan reageren en Gunnar is de rust zelve. Zijn stem heeft iets waar mensen die ze ontmoeten voor vallen, misschien omdat hij een octaaf lager ligt dan die van anderen, misschien vanwege het zachte noordelijke accent dat is blijven hangen na zijn jeugd in Piteå, ondanks bijna een heel leven aan de Stockholmse scherenkust. Ze heeft het effect ervan gezien als ze samen uitvaren. Haar daadkracht en zijn vertrouwenwekkende rust blijken een goede combinatie.

Als ze aan Gunnar denkt gaat er een steek door haar borst. Hij moet erbovenop komen, ze heeft hem nodig. Zonder hem zou het station niet hetzelfde zijn.

Zonder hem zou ze zelf een ander worden.

Annika probeert haar zorgen van zich af te schudden, ze zijn nu met een melding bezig en Nadia is ook een kundige en ervaren bevelvoerder. Ze is zeker twintig jaar ouder dan Annika en loopt al lang mee. Annika weet dat ze de eerste vrouw op hun station was. De opbollende armen onder haar poloshirt en haar rechte rug verraden dat ze in het dagelijks leven fysiotherapeut en personal trainer is.

Annika kijkt weer naar de zeilboot. Vermoedelijk een beginner die wat te ver de scherenkust in was gevaren en werd verrast door een windstoot. Dat gebeurt af en toe. Mensen overschatten hun eigen vermogens en onderschatten de krachten van de natuur. Als het weer omslaat, heb je niks aan hippe merkkleren van Sandhamn en een peperdure uitrusting.

Mensen hebben veel te veel geld en veel te weinig geduld en inzicht in de zee, denkt ze. Toch twijfelt ze aan haar hypothese over zwaar weer. Het heeft vandaag weliswaar behoorlijk gewaaid, maar niet lang en niet harder dan windkracht 5. Zo’n prima boot zou dat zonder problemen moeten kunnen hebben. En zo ver uit de kust drijft hij nou ook weer niet. Misschien kwam het door de mist van gisteravond, toen je geen hand voor ogen kon zien?

Nu zijn ze zo dichtbij dat Annika het zwakke knarsen hoort van het roer dat zeurt om zijn kapitein. Afgezien daarvan is het stil. Onrustbarend stil.

‘Hallo? Is daar iemand?’ roept ze, maar ze krijgt geen antwoord. Ze loopt naar de voorsteven om aan boord te kunnen gaan. In haar hand houdt ze al het uiteinde van een touw. Ze draait zich om naar Nadia om groen licht te krijgen en ziet dat haar collega de reddingscentrale belt en hoort haar vertellen dat de boot verlaten lijkt.

‘Ga maar aan boord, maar we maken onze boot niet vast, voor het geval er iets zou zijn,’ zegt Nadia tegen haar in haar bijzondere Zweeds. Alsof ze elke lettergreep in de woorden beklemtoont.

‘Ja, er kan natuurlijk iets zijn… of iemand,’ antwoordt Annika en ze meent een spoortje bezorgdheid langs te zien glijden in de ogen van haar collega.

Ze weten allebei dat ze wat dan ook kunnen aantreffen op de ogenschijnlijk verlaten boot. Het kan een geval van verzekeringsfraude zijn. Iemand kan een gat in de romp hebben gemaakt om hem te laten zinken. Mensen die hun boot opzettelijk laten zinken heeft ze eerder meegemaakt en ze heeft over alle mogelijke eigenaardige varianten gehoord, maar waarom hier, midden op het water? Er kan zelfs een bom verborgen liggen, collega’s van een ander station hebben een tijdje geleden over zo’n geval verteld. De gedachte alleen al laat het bloed sneller door haar lichaam pompen. Misschien laat ze haar fantasie wat te veel op hol slaan, maar ze begrijpt dat Nadia niet wil dat de boot vastzit als er iets zou zijn. Veiligheid voor alles. Gunnars stem klinkt in haar oren.

‘Neem een marifoon mee, zodat we contact kunnen houden,’ zegt Nadia.

‘Natuurlijk…’ zegt Annika.

‘Ik ben hier, roep me op als er iets is,’ zegt Nadia en ze knikt langzaam.

Annika’s hartslag dreunt toch in haar oren als ze zich gereed- maakt om aan boord te gaan. Nadia draait de Rescue Cecilia en gaat zo liggen dat de rubberen rand langs de reling van de zeilboot ligt en Annika zet zich af en klimt de zeilboot op, de marifoon vastgegespt aan haar reddingsvest om haar handen vrij te hebben. Tegelijkertijd hoort ze Nadia achteruit varen.

Als ze de kuip in stapt blijkt deze leeg. Alles ziet eruit zoals het hoort, behalve dan dat er niemand is. Maar dan ziet ze een donkerbruine vlek die zich uitspreidt over de witte rand. Ze buigt voorover. Kan dat… bloed zijn? Een rilling langs haar ruggengraat. Wat is er hier eigenlijk gebeurd?

‘Nadia, het lijkt op bloed,’ zegt ze in de marifoon. ‘Oké, ik bel de politie,’ zegt Nadia. ‘Wees voorzichtig.’

De politie. Annika ziet Jens voor zich. Ze weet niet of ze wel of niet wil dat hij komt. Ze schudt de gedachte van zich af. Focus nu, Annika, maant ze zichzelf.

‘Hallo?’ roept ze de kajuit in.

Geen reactie. Er kan een zieke of gewonde, of in het ergste geval een dode, liggen. Zo dadelijk zal het druk zijn op het water. Misschien hadden ze op assistentie moeten wachten, maar ze kan niet terugkrabbelen nu ze zo dichtbij is. Misschien heeft iemand haar hulp nodig. Bovendien is ze veel te nieuwsgierig.

‘Nadia, er lijkt niemand te zijn, maar ik ga voor de zekerheid naar binnen,’ zegt ze.

‘Oké,’ antwoordt Nadia.

De steile trap kraakt een beetje als ze omlaagklimt. Het ruikt bedompt, zoals altijd in de kajuit van zeilboten. Op de bank aan stuurboordzijde staat een ingepakte tas. Erbovenop liggen een oud notitieboek en een lege cameratas. In de gootsteen rolt een waterglas langzaam heen en weer op het ritme van de bewegingen van de boot. Hoewel ze hier rechtop kan staan, bukt ze terwijl ze voorzichtig naar de voorpiek sluipt. Tussen de voorpiek en het zitgedeelte zit een ruimte met een wc aan de ene kant en een kast aan de andere. Haar benen trillen als ze haar hoofd door de opening naar de voorpiek steekt. Het is een tweepersoonskooi, al zou het voor twee volwassenen wel wat krap zijn om daar te slapen. De kooi is leeg.

Annika ademt diep in en loopt achteruit terug. Ze komt weer in het zitgedeelte, alles ziet er nog net zo uit als net. Ze weet dat er aan het andere uiteinde een achterkajuit zit, achter de trap, en ze gaat erheen.

‘Hallo?’ sist ze meer dan dat ze roept.

Ze verplaatst een tas die in de weg staat voor ze zich erlangs kan wurmen, omlaag, zodat ze ook in de achterkajuit kan kijken. Het eerste wat ze ziet is een lege zeilzak en een ikea-tas met allerlei gereedschap erin. Ze schuift beide voorzichtig opzij en tuurt de krappe ruimte in. Het plafond is laag en de claustrofobie laat haar buik krampen. Ook hier niemand. Eigenaardig. Kan de boot zijn losgeraakt in een haven? Maar de zeilen zijn gehesen. Waar zijn de mensen die dat gedaan hebben?

Snel trekt ze haar hoofd terug en ze wurmt zich dezelfde weg terug naar het zitgedeelte. Klimt dan vlug de krakende houten trap op. Haar hartslag kalmeert als ze de frisse zeelucht voelt. Ze haalt een paar keer gulzig adem en kijkt dan om naar de kuip. Haar blik blijft hangen bij de donkere vlek. Dan voelt ze de eerste druppel op haar voorhoofd. Instinctief richt ze haar hoofd naar de lucht boven zich en ze kan haast zien hoe de grijze wolken de regen loslaten.

‘Nadia,’ roept ze, ‘er is hier niemand. De boot is leeg.’

 

5 dagen eerder
Dag 1:  18 juli

Joanna

Ik zet mijn tas op de steiger en hou mijn hand boven mijn ogen. De zon brandt op mijn bleke huid. De geluiden om me heen zijn zo vertrouwd, al is het jaren geleden dat ik ze voor het laatst heb gehoord. Het geknars. Het gekabbel. Het gekrijs van de meeuwen. De geur van zout water en zeewier.

Aan de passantensteiger liggen meerdere boten aangemeerd, zeilboten en motorboten. Een veerboot van rederij Waxholm ligt verderop aan de grote betonnen kade. De golven laten de steiger deinen en ik beweeg mee.

Mijn zwarte hemdje plakt aan mijn huid en de zon glinstert in het water. Het is zo warm dat zelfs de zuchtjes wind branden. Ik had beter in de schaduw kunnen gaan staan. Of een andere kleur dan zwart uitkiezen. Misschien had ik hier sowieso niet heen moeten gaan.

In de verte zie ik de boot aan komen varen, de Omega uit onze jeugd, door mijn vader omgedoopt in Tarantella in plaats van Petronella, zoals de oude eigenaar haar had genoemd. Petronella is te oubollig, had hij verklaard terwijl hij de eerste letters overschilderde.

Zackarias staat naast de kuip en zwaait met grote bewegingen. Aarzelend steek ik mijn hand op.

Mijn vingers tasten in mijn zak naar de pillen. Ze kalmeren als ze het stripje gevonden hebben.

Binnen in me echoën Zacks woorden van toen hij me belde. Je kunt niet binnen blijven zitten met zulk mooi weer. We zien elkaar voor het eerst sinds een halfjaar. In de tweeënhalf jaar sinds de begrafenis hebben we elkaar maar een paar keer gezien. Waarschijnlijk voelden we ons toen allebei net zo ongemakkelijk. Niet in staat de goede dingen tegen elkaar te zeggen.

Hij ziet er zo zelfbewust uit en ik begrijp dat hij, terwijl ik mezelf had opgesloten in mijn appartement, in de werkelijkheid heeft gelééfd. Zijn haar is iets te lang en wappert in de wind. Gebleekt door de zon. Het valt me op dat het verschil in uiterlijk nog groter is dan vroeger.

Vlaskop en zwartkuif. Zo noemde mama ons toen we klein waren. Hij blond. Ik donker. Zijn ogen blauw. De mijne bruin. Toen ik als volwassene foto’s van ons terugzag, realiseerde ik me dat ik niet zo donker was als ik dacht. Mijn haar was waarschijnlijk middenbruin en mijn ogen waren hazelnootbruin. Alleen vergeleken met hem was ik donker.

Alles aan mij werd vergeleken met hem. Hij was altijd het referentiekader. De index. Het punt waar ik van uitging. Hij was het middelpunt. Ik stond ernaast. Hij was nooit mijn broer, ik was zijn zus. Voortdurend kwamen er mensen naar me toe die vroegen: ‘Ben jij de zus van Zack?’

Ja, dat was ik. Maar wie was ik nog meer? Ik herinner het me amper nog. Het voelt als een eeuwigheid geleden dat ik was wie ik ooit was. Het leven is opgedeeld in een vóór en ná. Wie ik ben na wat er is gebeurd heb ik nog niet achterhaald.

Mijn haar is net zo zwart als mijn hemdje. Ik verf het al zo lang dat ik vergeten ben wat de oorspronkelijke kleur is. Misschien heb ik wel geen natuurlijke haarkleur meer. Vreemd genoeg ben ik ermee doorgegaan. Ondanks alles. Waarom maak ik me druk om mijn haar als verder alles me koud laat?

Misschien is mijn zwarte haar het enige wat mijn voor en na met elkaar verbindt.

Als de boot langs de steiger glijdt zie ik hoe Zack lenig op het dek springt en met ferme passen naar de voorplecht loopt. Ondertussen tilt hij een touw op dat aan een van de kikkers is bevestigd. Hij houdt zich vast aan het voorstag terwijl hij zich over het water buigt. Als de boot vlakbij is laat hij zich op de steiger zakken, draait zich om en houdt de boot af. Snel sjort hij het touw vast.

Dat heet geen touw, dat heet landvast. Papa’s stem in mijn hoofd. Dan pas besef ik dat ik had moeten helpen met aanmeren. Hem had moeten vragen mij de landvast toe te werpen. Maar ik sta daar maar, passief naast de tas die tegen mijn scheenbenen rust.

Ik heb een plastic tasje met etenswaren in mijn hand en aan mijn arm bungelt een reddingsvest.

‘Ha Joanna,’ zegt hij, ‘fijn om je buiten je appartement te zien.’ Hij pauzeert om ruimte te maken voor mijn reactie, maar er komt geen woord over mijn lippen. Hij fronst zijn voorhoofd, wijst naar mijn handen. ‘Is dat alles wat je bij je hebt?’

Zijn stem is lichter dan normaal. Misschien doet hij zijn best. Hij omhelst me onhandig met zijn ene arm. Met zijn andere houdt hij nog steeds de boot af. Hij ruikt naar deodorant en zonnezweet. Zijn onderarmen zijn bruinverbrand, het is al wekenlang mooi weer. Ik kijk naar mijn eigen bleke benen, niet vergeten ze straks in te smeren. De zon wordt op het water gereflecteerd en ik verbrand gauw.

Mijn huid is het niet gewend. Ik ben het niet gewend.

‘Ik heb wat verse groente en fruit gekocht. En een paar flessen wijn.’

Dat laatste zeg ik zo nonchalant mogelijk. Natuurlijk drink je rode wijn als je vakantie hebt.

Er pikt iets in me. Het fladdert en krabt. Iets zwarts. ‘Heb je hulp nodig om aan boord te komen?’ vraagt Zack.

Hoog boven ons krijsen een paar meeuwen. Ze maken schaduwen op het bijna witte water. En ik verbaas me nogmaals over hoe vertrouwd de omgeving is. Al is het jaren geleden dat ik hier voor het laatst was. De lichte boten die tegen elkaar schurken. Stootkussens die elkaar verdrukken en knarsen als ze in het gedrang komen. Het tikkende geluid als de vallen tegen de mast slaan. De klotsende branding tegen de stenen onder de houten steiger, die knarsend heen en weer beweegt.

‘Nee hoor, als jij deze tas en het plastic tasje neemt, dan lukt het wel.’

Hij pakt het plastic tasje uit mijn hand. Ik til mijn tas op en ook die pakt hij aan. Vlug trek ik het reddingsvest aan en hijs mezelf aan boord. De boot schommelt even en ik beweeg mee. Waarom ben ik op zijn uitnodiging ingegaan? Ik weet van mezelf dat ik een haat-liefdeverhouding met de zee heb. Ik ben echt gek op de scherenkust en het bootleven, en toch is daar ook die eerbied voor het water. Zolang ik me kan herinneren hou ik er niet van om onder het wateroppervlak te verdwijnen. De zee is iets te groot, te wild, te diep om me op mijn gemak te voelen. Vreemd, gezien het feit dat ik in mijn kindertijd elke zomer op de boot of in ons zomerhuis aan de kust heb doorgebracht.

Ik verlies bijna een sandaal, en bedenk dat ik beter mijn gympen aan had kunnen trekken. Die zitten in mijn tas. Krijg op het laatste moment de fok te pakken en hervind mijn evenwicht.

Het witte kunststof dek is brandschoon. Zack moet flink hebben geschrobd voordat ik kwam. Ergens in de buurt bromt een motor. Ik zet een paar wankele stappen, buk me en hou me vast aan de reling.

Als ik in de kuip ben trek ik een los kussen naar me toe en ga zitten. Het is marineblauw en er zitten witte, gevlochten koorden rondom. De vijf witte knopen zijn van stof. Zulke kussens zie je op elke zeilboot. Ik schop mijn sandalen uit en leg mijn benen op de doft, maar schrik als mijn voeten hem aanraken. Het hout is gloeiend heet van de zon.

De boot deint als Zack met mijn tassen in zijn handen met vaste benen aan boord stapt. Hij zet ze naast me neer en start de motor.

‘Heb je de landvasten losgegooid?’

‘Ja, we hoeven verder nergens op te wachten,’ antwoordt hij. Ik staar naar de steiger, we zijn er al een paar meter vandaan.

Dan is er geen weg terug. Kennelijk ga ik mee. Langzaam knoop ik het reddingsvest dicht. Vreemd genoeg voel ik niets. Vanbinnen ben ik helemaal leeg. Ik wapen me tegen datgene waarvan ik weet dat het de leegte zal opvullen.

 

Zwarte zeilen

Kristalhelder water, duizenden eilandjes met pittoreske haventjes en de mooiste zwemplekken maken de Stockholm-archipel een populaire vakantiebestemming voor toeristen en vaste zomergasten. De kustwacht is gestationeerd op een van de eilanden en bestaat uit een hechte groep vrijwilligers die de zee en de eilanden als geen ander kennen. Zij kennen de gevaren van de zee, maar worden ook geconfronteerd met de donkere kant van de bezoekers van hun kust.

Op een verstikkend hete dag in juli komen Annika en haar collega Nadia van de vrijwillige kustwacht een op drift geslagen zeilboot tegen op het open water van de Möja-fjord. ... lees meer Er is duidelijk iets niet in orde en ze besluiten aan boord te gaan van het mysterieuze schip. Enkele dagen eerder varen Joanna en haar broer Zack uit met de boot die ooit van hun vader was. Ze hebben elkaar in geen jaren gezien, en hun doel is om eindelijk de boedel van hun ouders te verdelen. Ze halen herinneringen op aan hun kindertijd in een poging weer dichter bij elkaar te komen. Joanna verheugt zich op de rust en vrijheid die de zee haar altijd gaf, maar niets is nog wat het was, en weinig wat het lijkt. Zwarte zeilen is het begin van een aangrijpende psychologische thrillerserie die zich afspeelt in een van de mooiste en meest geliefde Zweedse landschappen, de scherenkust voor Stockholm.

€ 21,99