Stockholm, 1940. Terwijl de dreiging van nazi-Duitsland toeneemt, leren drie vrouwen in Stockholm elkaar kennen onder bijzondere en moeilijke omstandigheden. Signe verhuist van het platteland naar de grote stad, Elisabeth neemt ontslag van haar werk na een dramatische gebeurtenis en Iris vlucht met haar twee zoons uit Estland naar Zweden. Ze treden in dienst van de Zweedse overheid om de gecodeerde boodschappen van de Duitsers te onderscheppen en te ontcijferen.

Lees hier alvast de proloog van De code, het eerste deel in de Operatie Stockholm-reeks van Denise Rudberg!

Proloog

Pärnu, Golf van Riga
Zaterdag 6 augustus 1938

Iris keek naar de Oostzee en de zon die zo meteen achter de horizon zou verdwijnen. Ze besefte op deze zomeravond niet wat dit water de rest van haar leven voor haar zou symboliseren. De zee waarvan ze had gehouden, zou dood en intens verdriet voor haar gaan betekenen.

Ze maakte de ketting in haar nek vast en keek op de klok. De tijd begon te dringen. ‘Rudolf, we moeten weg. Karl-Fredrik raakt geïrriteerd als we te laat zijn.’

Ze haastte zich de trap af en liep de salon in, waar haar man en oudste zoon diep in gedachten verzonken achter een schaakbord zaten.

Rudolf keek verward op. ‘Het spijt me, lieverd, we zitten midden in de volgende zet.’

Iris ging naast haar man staan en legde haar hand op zijn schouder. Ze keek streng naar haar zoon, die nog steeds naar zijn koning en dame staarde. ‘Josef, papa en ik moeten naar het feest. Je weet hoe oom Karl-Fredrik is als de dingen niet gaan zoals hij dat wil.’

Josef gaf geen antwoord. Hij fronste zijn voorhoofd terwijl hij naar het geblokte bord bleef kijken.

Rudolf klapte in zijn handen en stond op. ‘Josef, we moeten je moeder gehoorzamen. En net zoals iedere verstandige speler moet je weten dat je voldoende tijd voor je volgende zet moet nemen. Morgen kunnen we weer schaken. En de dag daarna. En de dag dáárna.’

Josef keek boos naar Iris, maar verborg de irritatie die hij heel duidelijk voelde. Op hetzelfde moment sloeg de voordeur met een knal open en kwam Jan naar binnen rennen. ‘Mama, mama, ik heb het toernooi gewonnen!’

Josef keek minachtend naar zijn broertje, die zijn handen vol knikkers had. ‘Een toernooi? Jullie hebben geknikkerd.’

Jan negeerde de hatelijke opmerking van zijn broer en liet trots zijn verzameling knikkers zien.

Iris gaf een kus op zijn wang.
Iris gaf een kus op zijn wang. ‘Ga naar de keuken en vraag Unni om je een glazen pot te geven, zodat je ze daarin kunt doen. Papa en ik gaan nu naar het zomerfeest van oom Karl-Fredrik.’

Jan knipperde met zijn ogen. ‘Hij was toch ziek? Je zei dat hij zich niet goed leek te voelen.’

Iris legde een vinger tegen haar mond. ‘Daar praten we niet hardop over. Ik bedoelde het niet letterlijk, alleen dat hij deze zomer zichzelf niet helemaal is.’

Jan wachtte niet op een verdere verklaring, maar stormde naar de keuken om een glazen pot te halen.

Rudolf kwam terug in zijn witte linnen kostuum en gaf zijn vrouw een kus. ‘Moeten we er echt naartoe?’ vroeg hij. ‘Ik heb er een onaangenaam gevoel over.’

Iris keek hem smekend aan. Ze wilde Karl-Fredrik heel graag zien.

‘Goed, dan gaan we maar. Je ziet er prachtig uit. Het is toch niet te geloven dat ik met de mooiste vrouw van Estland getrouwd mag zijn.’

Iris rolde met haar ogen. Hij glimlachte breed.

‘Dat komt waarschijnlijk omdat jij ook niet te versmaden bent.’ Iris gaf haar man, die heerlijk naar zijn aftershave rook, een tik. Ze namen afscheid van de jongens en beloofden hun dat ze de volgende ochtend samen op het strand zouden ontbijten.

Karl-Fredrik Ritters woning lag aan het strand. Het leek erop dat de meeste gasten al waren gearriveerd en ze haastten zich naar binnen.

Achter hen klonk een stem die uit de tuin kwam. ‘Lieve zus!’

Kati kwam met gestrekte armen naar hen toe. Ze omhelsde haar zus, gaf een kus op haar wang en wierp haar zwager vervolgens een kushandje toe. Rudolf knikte kort en Iris zag aan hem dat hij er niet op had gerekend om Kati hier aan te treffen.

Voordat Rudolf iets kon zeggen, kreeg Kati een ander groepje in het oog, en ze haastte zich zonder verontschuldiging naar hen toe. ‘Ambassadeur Stenström,’ hoorden ze haar zeggen. ‘Wat leuk om u hier te zien. Ik heb van mijn Heinrich gehoord dat erover wordt gedacht om u in Berlijn te stationeren.’

‘Waarom is Kati hier?’
‘Waarom is Kati hier?’ vroeg Rudolf zachtjes. ‘Ik wist niet eens dat ze in Pärnu was. Ze zou toch tot Kerstmis in Berlijn blijven?’

Iris trok een berustend gezicht. ‘Blijkbaar niet, maar ze is natuurlijk ook opgegroeid met Karl-Fredrik.’

‘Anders is ze zo verstandig om weg te blijven bij feesten waar jij en ik aanwezig zijn, of in elk geval waar ik naartoe ga.’

Iris moest zich inhouden om Kati niet instinctief te verdedigen. Rudolf was er absoluut op tegen geweest dat haar zusje zich met de Duitse Heinrich verloofde. Daarna had Kati haar verontwaardiging tegenover Rudolf duidelijk laten merken. Iris wist niet goed hoe ze daarop moest reageren. Haar jongere zus was bijzonder impulsief, maar aan de andere kant kon ze natuurlijk plannen hebben waarover ze niets vertelde.

Iris ging op haar tenen staan en gaf haar man een kus. ‘We staan hierboven. Ze is ondanks alles mijn zusje. Ze zal hier geen ophef maken en als ze dat wel doet, trekt niemand zich daar iets van aan. De gasten zijn voor het grootste deel vrienden van ons.’

Rudolf omhelsde haar. ‘Ik vind het heerlijk dat je mijn vrouw bent. Dat maakt een beter mens van me.’

Iris trok hem mee naar de in het wit geklede gasten.

De jaarlijkse lunch luidde het eind van de zomer in en iedereen met een woning aan het mooie strand was uitgenodigd en had het dringende verzoek gekregen om in het wit gekleed te komen. De Zweedse gastheer Karl-Fredrik Ritter stond in de tuin van zijn zomerhuis te midden van een grote groep gasten en glimlachte met gespreide armen naar hen. Zijn witte linnen kostuum vormde een mooi con[1]trast met de diepbruine huid die hij had gekregen door grote delen van zijn tijd op zee door te brengen. Iris had de jaloezie van de andere mannen gezien vanwege de mooie houten boot die was vastgemeerd aan de grootste steiger van het strand.

‘Iris! Rudolf!’ Karl-Fredrik Ritter gaf een kus op Iris’ wangen en een vriendschappelijke klap op Rudolfs rug. ‘Het spijt me dat we elkaar deze zomer niet vaker gezien hebben en nu is het alweer bijna tijd om naar huis te vertrekken.’ Hij keek met een sombere blik naar de zee.

‘Het is niet anders. Op dit moment is het leven moeilijk.’
Iris haalde haar schouders op. ‘Het is niet anders. Op dit moment is het leven moeilijk.’

Karl-Fredrik bestudeerde haar even voordat hij antwoord gaf. Tussen zijn blauwe ogen had zich een rimpel gevormd. ‘Ik weet dat de situatie hier aanzienlijk lastiger is, maar Zweden bevindt zich net als de rest van Europa in een moeilijke periode. Ik heb moeite om mijn landgenoten nog te herkennen.’

Rudolf knikte zwijgend. ‘Dat gevoel hebben veel mensen waarschijnlijk, vooral hier in Estland. Het klimaat is voor iedereen verhard. Hoe gaat het met je zaken?’

Karl-Fredrik spreidde zijn armen. ‘Het kan enigszins merkwaardig lijken, maar ik heb een recordjaar gehad. Nog nooit hebben zoveel vermogende mensen zoveel dure kunst gekocht. Daar ben ik natuurlijk heel blij om, maar ik weet niet wat ik van die verandering moet vinden.’

Iris nam een slok van haar koude drankje. ‘Verandering?’

‘Degenen met heel veel geld maken van de gelegenheid gebruik om te investeren terwijl de middenklasse het steeds slechter krijgt. Ik ben bang dat het onaangename gevolgen zal hebben. De kloven in een democratische samenleving mogen niet te breed zijn.’

Rudolf knipoogde. ‘We hebben eerder structuren zien instorten, maar helaas ging dat altijd gepaard met bloedvergieten,’ zei hij. ‘Ik moet echter bekennen dat het me verbaast dat dit ook in Zweden plaatsvindt. Ik dacht dat het ergste jullie bespaard bleef.’

‘Tot dusver wel, maar er gaan veel krachtige stemmen op die steeds luider en met steeds meer waardering praten over wat er nu in Duitsland gebeurt. Hermann Göring heeft grote delen van de zomer in het zomerhuis van zijn vrouw doorgebracht en is met diverse invloedrijke personen uit de hogere kringen omgegaan. Hij heeft bijvoorbeeld verontrustend veel contact gehad met mijn neef, die gezagvoerder is. Jullie hebben hem hier weleens ontmoet. Ik heb me het afgelopen jaar een paar keer verplicht gevoeld om met ze op reis te gaan en ik begin er eerlijk gezegd genoeg van te krijgen om tegen mijn zin met ze om te moeten gaan. Aan de andere kant waardeer ik het des te meer om hier met jullie te zijn, mijn echte vrienden. Maar luister, ik krijg boze blikken van Kerstin, dus kunnen we beter gaan zitten. Iris, mag ik je naar de tafel begeleiden?’

Ze waren al heel lang bevriend.
De tafel op de veranda, met op de achtergrond de zee, was zoals gewoonlijk luxueus gedekt. Kerstin Larsson was het Zweedse dienstmeisje dat overal met haar werkgever naartoe ging. Er leken meer gasten dan anders te zijn en de tafel was verlengd tot zo’n veertig zitplaatsen. Iris glimlachte dankbaar naar Karl-Fredrik omdat hij haar ook dit jaar weer als zijn tafeldame had gekozen. Ze waren al heel lang bevriend. Hun moeders hadden als kleine meisjes zowel hier als in Zweden met elkaar gespeeld.

Karl-Fredrik legde zijn hand op de hare en kreeg plotseling een ernstige blik in zijn ogen. ‘Iris, beloof me dat je nooit slecht over me zult denken. Ik geef je mijn woord van eer dat je me kunt vertrouwen, ongeacht wat er gebeurt. Beloof me dat je me op mijn woord zult geloven.’

Voordat ze iets had kunnen vragen, stond hij op en hief zijn glas wijn met een brede glimlach. ‘Lieve gasten, er is alweer een jaar verstreken en ik heb opnieuw het voorrecht gehad om met jullie allemaal om te mogen gaan. Ik geloof dat de zoetheid van de zomer nergens zo fantastisch beleefd kan worden als hier in Pärnu. Met de zee als voortdurende metgezel en de zon die ons nooit in de steek laat. Laten we een toost uitbrengen op ons voorrecht om in dit aardse paradijs te mogen verblijven.’

Ze hieven hun glazen naar de rijzige kunsthandelaar in zijn linnen kostuum. Hij droeg zijn strooien hoed met stijl en de zwakke geur van tabak en sandelhout leek zijn natuurlijke parfum te zijn. Nadat hij weer was gaan zitten, boog hij zich snel naar Iris toe. ‘Sorry, ik ben mijn sigaren op de boot vergeten. Ik ben zo terug.’

Iets in zijn blik had haar misschien moeten waarschuwen, maar tijdens alle keren waarop ze later nadacht over wat hij had gezegd, lukte het haar niet om te achterhalen wat dat had moeten zijn. Misschien de felle glans in zijn ernstige ogen. Misschien de hand die hij haar gaf voordat hij op[1]stond en over de duinen naar de boot liep.

Ze herinnerde zich haar verbazing en het plotselinge ge[1]voel van onrust toen de motor gestart werd en de boot de zee op voer. Iris en Rudolf keken elkaar vragend aan. Met[1]een daarna volgde de explosie. Ze zou het beeld van de vuurbal die van de motorboot opsteeg nooit meer van haar netvlies krijgen. Het paradijs veranderde in de hel.

Ze kon niet vermoeden dat dit nog maar het begin was.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Denise Rudberg

Denise Rudberg (Stockholm, 1971) is een van de succesvolste auteurs in Zweden. Ook is ze een bekende televisiepersoonlijkheid. Van haar boeken werden meer dan 3 miljoen exemplaren verkocht. Ze schreef boeken in verschillende genres, maar haar werk draait altijd om onderlinge relaties. Denise heeft film- en theaterwetenschappen gestudeerd in New York. Ze woont met haar man en twee kinderen in Stockholm.