Op 10 oktober zit niet alleen Bernie Sanders is BOZAR, maar kan je ook naar de Japanse schrijver Akira Mizubayashi gaan luisteren. Samen met Musiq3-journaliste Axelle Thiry praat hij over zijn roman Versplinterde ziel en de helende kracht van muziek.

De historische roman Versplinterde ziel speelt zich af in Parijs tijdens het interbellum. Bij het lezen van het boek ervaar je de intieme relaties tussen mens en muziek: hoe raakt, vormt en troost muziek ons?

Lees nu de eerste pagina’s uit deze prachtige roman.


Stilte vooraf

Tokio, zondag 6 november 1938.

Het droge en norse geluid van gelaarsde voetstappen klinkt steeds luider en vertraagt dan. Daar loopt iemand. Hij houdt de pas in. Loopt weer verder. Blijft opnieuw staan. Vlak bij de kast is hij nu. Ik meen hem te horen ademen. Dan een zacht geluid; iets wat in contact komt met hout. Legt hij iets neer op de bank? In het donker zit ik te beven van angst. Koude rillingen lopen over mijn rug, zo bang ben ik. Stilte. Plotseling wordt de pikdonkere sluier aan flarden gescheurd. Een groot, helder vierkant licht voor me op. Mijn verblinde blik ziet een enorm mannenlichaam in kakikleurig uniform. De militair staat kaarsrecht voor me. Zijn hoofd en voeten zijn niet zichtbaar. Ik zie alleen de voorkant van zijn uniformjas: de knopen netjes op een verticale rij. Een zware sabel aan zijn zij. Verder zijn armen. De handen die uit de mouwen steken. Zijn benen kan ik vanaf kniehoogte zien; stevige boomstammen lijken het. Het licht valt op de groene katoenen sokken aan mijn voeten, die ik niet nóg verder onder me heb kunnen trekken. Naast die verstijfde voeten ligt mijn boek. Het omslag wordt omkaderd door een dunne oranje bies. In dikke zwarte karakters geeft de titel zich ongegeneerd over aan het felle licht: Wat voor leven ga jij leiden? Onder de titel staat in kleine karakters de naam van de auteur, en onderaan in middelgrote tekens de naam van de serie waar het boek deel van uitmaakt: “Bibliotheek van onze kleine burgers”. Gaat de man het pakken? Snel, zorg dat je hem vóór bent! Of nee… ik kan maar beter niet bewegen. Een fractie van een seconde later leg ik mijn rechterhand toch op het boek en pak het vast. Langzaam trek ik mijn bevende hand terug. Er verstrijken veel lange seconden. Ik weet niet waar hij mee bezig is; dat soldatenlijf staat daar volkomen roerloos. Ik ben bang. Instinctief doe ik mijn ogen dicht. Het blijft doodstil. Ik doe mijn ogen weer halfopen. Dan buigt de man zich langzaam, heel langzaam voorover – alsof hij aarzelt, alsof hij niet zeker is over wat hij doet. Voor mijn ogen verschijnt een hoofd met een kepie in dezelfde kleur als het uniform. Zo tegen het licht in is dat hoofd gehuld in een dichte schaduw. Vanaf de rand van de kepie reikt een eveneens kakikleurig stuk stof tot op zijn schouders. Alleen de ogen van de man glinsteren – zoals bij een kat die in het donker op de loer ligt. Mijn ogen, wijd open nu, ontmoeten de zijne. Ik meen een flauwe glimlach te ontwaren die rond zijn ogen begint en zich dan over zijn hele gezicht verbreidt. Wat is hij van plan? Gaat hij me pijn doen? Trekt hij me met geweld uit mijn schuilplaats? Ik kruip nog verder ineen. Opeens buigt hij opzij en bukt hij zich even. Meteen daarna recht hij zijn rug weer. In zijn hand heeft hij de toegetakelde viool die hij daarnet op de bank naast mijn schuilkast moet hebben gelegd. Dan klinkt er een harde en dwingende mannenstem die snel dichterbij komt: “Kurokami! Kurokami!!”

Werktuiglijk wendt hij zijn hoofd af alsof hij zich afvraagt waar die stem precies vandaan komt, alsof hij probeert uit te maken wie hem precies roept. Op zijn gezicht is een zorgelijke uitdrukking verschenen.

Zonder iets te zeggen reikt hij me de kapotte, bijna geplette viool aan. De vier snaren hangen er zo slap bij dat het geheel in het donker iets weg heeft van een klein dier in doodsnood. Ik weet niet wat ik moet doen. Ik aarzel. Maar dan pak ik het gehavende instrument angstig met beide handen aan.

“Kurokami! Luitenant Kurokami!”

Voordat de man haastig de kastdeur dichtdoet, kijkt hij me nog een keer diep in de ogen. De bezorgde en meewarige blik die hij me toewerpt wordt gevolgd door de aanzet van een nieuwe glimlach, die echter snel vervaagt bij het naderen van de persoon die nu al een tijdje zijn naam heeft lopen roepen.

“Aha, daar ben je! Wat vreet je daar toch uit, Kurokami? Kom, we gaan ervandoor. Geen tijd om te lanterfanten.”

“Ja, kapitein! Neemt u me niet kwalijk, maar ik ging even na of we niets vergeten zijn.”

In het pikdonker van de kast hoor ik duidelijk een harde mannenstem. Volgens mij dezelfde die daarnet “Kurokami!” riep. Het verbaast me die woorden als naam te horen; ik had geen idee dat je “zwart” (kuro) en “haar” (kami) aan elkaar kunt plakken tot een achternaam. De kapitein zegt een paar woorden die ik niet goed versta. Dat doet hij op heel bazige toon, of als iemand die vreselijk boos is. Hij boezemt me angst in. Een andere mannenstem antwoordt op een bedaarde, bijna vriendelijke manier. Is dat de stem van de officier die me net de viool gaf?

Langzaam verwijderen de stemmen zich. De voetstappen ook. Ik zit nog steeds in het donker. Na een tijdje hoor ik niets meer. Of nee, helemaal aan het einde van mijn gehoorgang klinkt iets wat lijkt op het zwakke en aanhoudend sjirpen van stervende krekels. “Oorsuizen” heet dat – een woord dat ik onlangs van mijn vader heb geleerd. Eigenlijk is dat het geluid van de stilte. Fantoomgeluid. Ik kijk door het sleutelgat. Vanwege de gesloten zwarte gordijnen is de zaal vrij donker, maar dankzij het fletse licht van een paar tl-buizen ben ik er zeker van dat er niemand meer is. Hoe laat is het? Avond zal het nog niet zijn, maar ik begin al wel honger te krijgen. Ik spits mijn oren. Luister nog eens goed of er echt niemand meer is. Dan draai ik de knop van de kastdeur zo zacht mogelijk om… Ik probeer het geringste geluid te vermijden wanneer ik de deur op een kier zet. Maar het knarst. Sst, wees toch stil! foeter ik in gedachten. Ik wacht weer een tijdje. Niets nieuws te horen; het is nog altijd even stil. Er is niemand meer. Ik doe mijn gymschoenen, die ik had uitgedaan om geen lawaai te maken, weer aan. Ik kruip uit mijn schuilplaats, met de vernielde viool in mijn handen en het boek in mijn broekzak. Ik zet een paar onzekere stappen. Het kost me moeite te lopen. O nee, mijn been slaapt… Ik blijf stilstaan. Wacht een paar tellen. Dan begin ik weer te lopen. Ik doorkruis de zaal en begeef me naar de uitgang. Met mijn volle gewicht duw ik de zware voordeur open. Dan sta ik voor het gebouw van het gemeentelijk cultureel centrum. Ik sla mijn ogen op naar de hemel. De dag gaat ervandoor. Het begint donker te worden. Ik voel me eenzaam, hulpeloos. Snikken knijpen mijn keel toe. Een loodzware zwarte kracht overweldigt me en werpt vormeloze, beklemmende schaduwen over me heen. Op straat komen mensen voorbij. Soldaten van de militaire politie patrouilleren met het geweer over de schouder. Om me heen zie ik geen andere kinderen. Waar is papa gebleven? Komt hij hier weer naartoe? Of gaat hij rechtstreeks naar huis? Ik sla de straat richting mijn wijk in en ga sneller lopen. In mijn handen houd ik de kapotte viool vast als een stervend dier dat ik tegen elke prijs wil redden.’

Ik sta voor het altaar in de open kast. Mijn ogen zijn gesloten. Achter me ruik ik de zoete geur van een vrouwelijke aanwezigheid. Langzaam daal ik de donkere trap van de tijd af.


Over Versplinterde ziel

Tokio, 1938. De wekelijkse repetitie van een strijkkwartet wordt bruut onderbroken door een inval van de militaire politie. Yu, de leider van het groepje, wordt meegenomen en zijn viool aan gruzelementen geslagen. Zijn zoon Rei, die getuige is van dit alles, slaagt erin het zwaar gehavende instrument te redden, en kan ontsnappen dankzij een mysterieuze militair. Zijn vader ziet hij echter nooit meer terug. Parijs, 2003. Jacques, een instrumentenbouwer, worstelt met zijn verleden. Dat verandert wanneer een Japanse violist van wereldklasse zijn pad kruist.

Versplinterde ziel is een parabel van verlies en herstel, maar ook een universeel verhaal over de helende kracht van muziek. Het boek groeide uit tot een bestseller in Frankrijk dankzij lezers die hun enthousiasme erover deelden op sociale media.

Foto Akira Mizubayashi: Francesco Mantovani voor Gallimard

Ontdek de boeken van TZARA