Het herontdekte meesterwerk over Kiev ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, verteld door een jongen die alles zag.

In 1941 trok het Duitse leger de stad Kiev binnen. Veel Oekraïeners verwelkomden hen als bevrijders van de onderdrukking door de Sovjet-Unie. Maar binnen enkele dagen begonnen de nazi’s met het vermoorden van alle joden, en vele anderen, in de stad. Babi Jar ( Babyn Yar in het Oekraïens) was de naam van het ravijn waar de executies plaatsvonden. Het was een van de grootste massaslachtingen in de geschiedenis van de Holocaust.

Dit tragische en aangrijpende boek is gevormd uit de dagboeken van de jonge Anatoli Koeznetsov – hij was twaalf toen de Duitsers arriveerden. Met zijn heldere en overtuigende stem, zijn eerlijkheid en zijn kinderblik neemt hij ons mee door de verschrikkingen van die oorlogsjaren. Babi Jar heeft de dwingende vertelkracht van fictie, maar iedere gebeurtenis die in het boek wordt verteld is waar.

De Nederlandse vertaling is de complete, ongecensureerde versie van Babi Jar. De geschiedenis van het boek is zichtbaar in de tekst: passages in vet markeren de door de sovjets gecensureerde tekst.

Bestel hier jouw exemplaar:

Babi Jar

Het herontdekte meesterwerk over Kiev ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, verteld door een jongen die alles zag

'Ik nodig je uit in mijn lot te stappen, te denken dat je twaalf bent, dat de wereld in oorlog is en dat niemand weet wat er verder gaat gebeuren.’

In 1941 trok het Duitse leger de stad Kiev binnen. Veel Oekraïeners verwelkomden hen als bevrijders van de onderdrukking door de Sovjet-Unie. Maar binnen enkele dagen begonnen de nazi’s met het vermoorden van alle joden, en vele anderen, in de stad. Babi Jar (Babyn Yar in het Oekraïens) was de ... lees meer naam van het ravijn waar de executies plaatsvonden. Het was een van de grootste massaslachtingen in de geschiedenis van de Holocaust.

Dit tragische en aangrijpende boek is gevormd uit de dagboeken van de jonge Anatoli Koeznetsov – hij was twaalf toen de Duitsers arriveerden. Met zijn heldere en overtuigende stem, zijn eerlijkheid en zijn kinderblik neemt hij ons mee door de verschrikkingen van die oorlogsjaren. Babi Jar heeft de dwingende vertelkracht van fictie, maar iedere gebeurtenis die in het boek wordt verteld is waar.

De Nederlandse vertaling is de complete, ongecensureerde versie van Babi Jar. De geschiedenis van het boek is zichtbaar in de tekst: passages in vet markeren de door de sovjets gecensureerde tekst.

€ 29,99

Lees hier al het voorwoord door Arnon Grunberg

Hooggeplaatste kameraden

De mens als worst en zijn literatuur – een voorwoord

Wie meent alles over de Tweede Wereldoorlog te weten, over oorlog an sich, over het gedrag van mensen in extreme omstandigheden, over het bolsjewisme en het nazisme en over het humanisme niet te vergeten, heeft geen recht van spreken als hij niet dit ‘document in de vorm van een roman’ van Anatoli Koeznetsov (1929-1979) heeft gelezen. Deze woorden geven goed aan waarom het tegenwoordig zo populaire begrip autofictie niet van toepassing is op de voorliggende roman. Hier wordt gedocumenteerd, maar het is niet het zelf, niet de schrijver die vastgelegd wordt, van zelfdocumentatie kan geen sprake meer zijn in een wereld waar mensen, om Koeznetsov te parafraseren, worst zijn geworden. Zoals er ook geen sprake meer kan zijn van een auteur, de rol van Koeznetsov is hooguit die van een ‘bescheiden worstenmaker’.

Al in de eerste zin van het eerste hoofdstuk genaamd ‘As’ schrijft Koeznetsov: ‘Alles in dit boek is waar.’ Het hoofdstuk eindigt met de woorden: ‘Het woord “document” in de ondertitel van deze roman betekent dat ik alleen ware feiten en documenten opvoer, zonder enig literair verzinsel van hoe het “had kunnen” of “had moeten zijn”.’

Waarom zou de ‘echtheid’ van deze tekst benadrukt moeten worden, waarom onderstrepen dat ‘literaire verzinsels’ zich in een wereld bevinden aan gene zijde van de hier beschreven gebeurtenissen? Vermoedelijk uit angst niet te worden geloofd. De vrees is te groot dat deze werkelijkheid, die soms inderdaad een literair verzinsel lijkt te zijn, die zo vreemd is omdat zij haaks staat op alles wat mensen al eeuwenlang in diverse landen en diverse culturen is geleerd, zal worden uitgewist. Wat niet mag bestaan heeft niet bestaan, zo simpel is het, zo werkt de censuur die de lezer moet beschermen voor een al te onwenselijke waarheid, zo werkt ook de zelfcensuur.

Het verlangen geloofd te worden verklaart veel maar niet alles. Bij Primo Levi komen we een soortgelijke angst tegen, de angst dat wat men heeft meegemaakt door niemand zal worden geloofd. Er is echter nog een reden waarom Koeznetsov bijna neerbuigend over de literatuur spreekt als hij over literaire verzinsels spreekt. Op het einde van het boek wordt duidelijk hoe vreemd woorden als ‘literatuur’ en ‘literair’ aandoen in het universum van de worstenmaker: nadat de verteller, Tolik Semerik, over de wereld heeft gezworven, in de bouw gewerkt heeft en in Moskou gestudeerd, schrijft hij zich uiteindelijk in bij het ‘Literatuurinstituut’. Dat woord alleen al. Hij keert terug naar Kiev en ontmoet Vovka Babarik ‘van wie ik eerst de vriend was geweest en toen de vijand was geworden’. Babarik is als sappeur in Warschau op een mijn gelopen. ‘Op een kist bij het raam zat een gezette, pafferige man, met een vreemd kapsel en maar één arm. Hij leek er niet echt te zitten, maar daar door iemand als een zak meel te zijn neergepoot.’

Babarik is bijna doof, helemaal blind, ‘door zijn opengeslagen hemdkraag waren op zijn borst en hals de vreselijkste littekens te zien.’ Zijn moeder verzorgt hem. Dan volgt een dialoog tussen Semerik en Babarik.

‘“Ja, ja,” zei Vovka, “je bent gekomen. Goed dat je gekomen bent. Ik hoorde dat je op een instituut gestudeerd hebt. Bravo! Is het waar dat je schrijft?”

Hij stak me z’n oor toe.

“Ja,” schreeuwde ik, “ik schrijf!”

“Is het waar dat je schrijft?” herhaalde hij z’n vraag, en ik begreep dat hij me niet gehoord had. “Wat voor instituut, zei je?”

“Het Literatuurinstituut!” schreeuwde ik wanhopig in het gaatje van z’n oor.’

Hier wordt het dictum van de filosoof Theodor Adorno (1903- 1969), dat het schrijven van poëzie na Auschwitz barbaars is – iets wat Adorno trouwens later weer heeft ingetrokken – werkelijkheid. De literatuur als instituut is ridicuul, de literatuur als instituut is een verzamelplaats voor censors en hooggeplaatste kameraden die het wenselijke en het deugdzame scheiden van het minder wenselijke en het minder deugdzame, het ware moet het schone zijn, desnoods wordt dat ideaal bereikt met behulp van boekverbrandingen. Alleen de oorlogsinvaliden hoeven niet meer te worden lastiggevallen met het schone en het ware, zij dienen langzaam te verdwijnen, al was het maar omdat zij het straatbeeld vervuilen.

Het hoofdstuk over het weerzien met Babarik eindigt met de regels: ‘Nu heb ik m’n belofte vervuld, ik heb m’n vriend Vovka Babarik beschreven, zoals hij nu is, als u deze regels leest zit hij daar in Kiev, aan het Petrus-en-Paulusplein, nummer 5, een van de miljoenen deelnemers aan de Tweede Wereldoorlog die nog in leven zijn.’

Dat is het woord, ‘deelnemers’, een woord dat ik zelden ben tegengekomen als het om oorlogen gaat, en zeker als het om deze oorlog gaat, die altijd weer in de mal moet worden geperst van slachtoffers en daders, goeden en slechten. Koeznetsov wil beschrijven, getuigen zou ik zeggen, maar zonder enige hoogdravendheid. Beschrijven is iets anders is dan de werkelijkheid in een mal persen die de lezer gerust moet stellen. Dat is iets voor de censor, de censor stelt gerust, de censor is de grote geruststeller. Al kan beschrijven wel betekenen dat de mens wordt voorgesteld als worstendraaier en dat van zijn werkelijkheid ook een worst gemaakt moet worden, dat dat iets is wat auteurs doen. Deze worst zal u smaken.

In het hoofdstuk ‘Dit is dus het nieuwe leven’ noteert de auteur: ‘Ik vertel veel persoonlijks, maar ben er allerminst op uit, nogmaals, allerminst, om mijn eigen narigheid te vertellen. Dit boek gaat over heel iets anders.’

Dus waarover gaat dit boek?

Ik kan dit hier in eigen woorden proberen samen te vatten, van de voorwoordschrijver wordt verwacht dat hij veel in eigen woorden samenvat, daarin lijkt hij angstaanjagend veel op de recensent, maar in dit geval, in de meeste gevallen, kunnen we beter de auteur zelf aan het woord laten: ‘En dan nog het humanisme. Het Duitse humanisme was het beste op de wereld, het Duitse leger het humaanste, en alles wat het doet gebeurt in naam van het Duitse humanisme. Nee, niet gewoon humanisme maar Duits humanisme, als het edelste, intelligentste en doeltreffendste van alle mogelijke humanismes. Want er zijn evenveel humanismes op de wereld als moordenaars. En elke moordenaar heeft natuurlijk z’n eigen, edelste humanisme, en zijn eigen culturele vernieuwing.’

Na dit citaat durf ik te opperen dat dit boek over eufemismen gaat, dat het boek ook een strijd is tegen eufemismen, al doet het woord ‘strijd’ te ideologisch, te hoogdravend aan, het soort eufemismen dat de moordfabriek toedekt. Maar de mens wordt nu eenmaal worst en waarom zou hij ook iets anders moeten worden, waarom heeft hij gedacht zoveel beter te zijn dan het varken, waarom zou hij doel zijn en niet gewoon middel, de mens leeft immers om te eten, daarin verschilt hij weinig van andere levende wezens. Soms moet hij zijn soortgenoten opeten.

Het lijkt me hoogmoed te geloven dat de wreedheid is overwonnen, nooit meer dit en nooit meer dat, de bescheiden worstenmaker weet beter. Hooguit ziet hij dat de wreedheid hier een onsje minder wordt en daar weer een onsje meer. Hij kan zich geen vooruitgangsgeloof permitteren, dat is iets voor hooggeplaatste kameraden.

Een paar woorden over de achtergrond van deze specifieke worstenfabriek, deze specifieke plek, deze specifieke tijd.

In 1932-1933 vond in Oekraïne, dankzij pogingen van Stalin om de landbouw te collectiviseren, een enorme hongersnood plaats, de Holodomor wordt deze catastrofe genoemd. Enkele historici menen dat de politiek van Stalin ook bedoeld was om de Oekraïense cultuur en het Oekraïens nationalisme te vernietigen. Hoe dat ook zij, de honger ging gepaard met kannibalisme. Men leze Koeznetsov.

Op 24 augustus 1939 werd in Berlijn het Molotov-Ribbentroppact getekend, een vriendschapsverdrag tussen Stalin en Hitler. De Sovjetpropaganda stelde Hitler in het vervolg voor als grote vriend van het Sovjetvolk, totdat Nazi-Duitsland het pact opblies en op 22 juni 1941 met Operatie Barbarossa het front opende tegen de USSR. Voor met name het Joodse deel van de Sovjetbevolking vormde de kennismaking met de nazi’s een complete, onaangename verrassing. In de kranten had jarenlang gestaan dat Hitler een vriend was van het Sovjetvolk. Nou ja, toch niet. Men leze Koeznetsov.

Op 19 september 1941 namen de Duitse troepen Kiev in. Kort daarop vonden mysterieuze explosies plaats in het centrum van de stad, die naar alle waarschijnlijkheid het werk waren van Stalins geheime dienst. Als strafmaatregel besloten de nazi’s de overgebleven Joden in Kiev – veel mannelijke Joden waren met het Rode leger de stad uitgetrokken – dood te schieten in een ravijn. Dit ravijn heette en heet nog steeds Babi Jar: ‘Het ravijn liep tussen drie Kievse buitenwijken: Loekjanovka, Koerenjovka en Syrets, omringd door begraafplaatsen, bosjes en moestuinen.’ Op 29 en 30 september 1941 werden daar 33.771 Joden doodgeschoten, vooral dus kinderen, bejaarden en vrouwen.

Tijdens de Duitse bezetting bleef het ravijn dienstdoen als decor voor massaexecuties van onwenselijk geachte mensen: nog meer Joden, krijgsgevangenen, zigeuners (ik gebruik hier het woord dat Koeznetsov gebruikt), psychiatrisch patiënten, partizanen, ongehoorzame burgers en soms ook gewoon burgers. In het totalitarisme is ongehoorzaamheid geen vereiste om als vijand van de staat uit de weg te worden geruimd. Voor hun dood werden de mensen veelal opgeslagen in concentratiekamp Syrets, genoemd naar de gelijknamige wijk. Net als in bijvoorbeeld Auschwitz en Sobibor kwam op het eind van de oorlog het Sonderkommando van Syrets in opstand – zie Koeznetsov.

Een ander concentratiekamp werd opgericht in de Kievse wijk Darnitsa, daar zijn waarschijnlijk tussen de 60.000 en 70.000 Russische soldaten vermoord of aan honger en ziekte bezweken. Ook de bevolking in Kiev leed honger. Wederom kannibalisme. Zie: Koeznetsov.

Nogal wat Oekraïners zagen de nazi’s aanvankelijk als bevrijders van de bolsjewisten, niet geheel onbegrijpelijk. Nog tijdens een recent bezoek aan Oekraïne (in september 2022) hoorde ik dat de nazi’s in vergelijking met de Russen meevielen. Koeznetsov nuanceert dat.

De bolsjewieken werden verdreven, de bolsjewieken kwamen weer terug. Na de oorlog besloten de Sovjetautoriteiten de herinnering aan Babi Jar uit te wissen. Met behulp van een dam werd het ravijn een meer. Koeznetsov: ‘Ik heb Kievse communisten meer dan eens horen zeggen: “Welk Babi Jar? Waar ze die Joodjes hebben doodgeschoten? En waarom moeten wij voor die smouzen een monument oprichten?”’ Op 13 maart 1961 stortte de dam in. Talloze mensen kwamen daarbij om het leven.

Het totale aantal slachtoffers in Babi Jar en het nabijgelegen concentratiekamp Syrets is moeilijk te schatten: ‘Babi Jar heeft geen geluk met cijfers.’

Koeznetsov is woedend, deze woede is de motor van dit boek, geeft het de hallucinerende energie van een schijnbaar wild geworden paard. Maar Koeznetsov is schrijver en daarmee ook auteur-historicus, zijn enige trouw geldt de wezens die worst eten of worst worden of allebei tegelijk, zijn wapen is de stijl, hij weet dat het tragische het komische baart.

De herovering van Kiev door het Rode Leger ging gepaard met nieuwe boekverbrandingen, dat was niet alleen een eigenaardigheid van de nazi’s. ‘Het Centraal Comité had een decreet uitgevaardigd over het verhogen van de ideologische inhoud van literatuur.’ Ook Koeznetsov moest soms ‘walgelijke “ideologische”’ passages schrijven om hooggeplaatste kameraden te behagen. Maar in dit boek weigert hij de hooggeplaatste kameraden nog langer te behagen. In de zomer van 1968, kort nadat Sovjettroepen Praag hadden bezet, lukte het Koeznetsov naar het Westen te ontsnappen. De ongecensureerde versie van dit boek smokkelde hij op 35mm-film met zich mee.

Niet de werkelijkheid is walgelijk, hooguit dodelijk en gevuld met geweld, de poging die werkelijkheid aan ons zicht te onttrekken vanwege ideologie, of hoop, vanwege geloof, dat is walgelijk.

De hooggeplaatste kameraden zijn er nog steeds, al heten ze tegenwoordig geen hooggeplaatste kameraden meer, maar managers, leden van de marketingafdeling, adviseurs, consultants, soms zijn de hooggeplaatste kameraden academici, dan weer directeuren. Hun doel blijft identiek: het onzichtbaar maken van de werkelijkheid, het verhogen van de ideologische inhoud van literatuur.

Wie dit boek leest weet dat het humanisme een worstenfabriek is, hij kan dat woord niet meer uitspreken zonder aan worsten te denken. Koeznetsov: ‘Alleen wie niet wilde weten “wist het niet”.’ Het overvloedig gebruik van het kleinkapitaal is hem vergeven.

De worstenfabriek wordt bewoond door huichelaars. Slechts de doden zijn opgehouden met huichelen. Wij, de levenden, kunnen zeggen: ik huichel, dus ik ben.

De lezer heeft het geluk in dit boek te kunnen zien welke passages door de Sovjetcensuur zijn geschrapt, deze passages zijn vetgedrukt. De beschrijving van de worstenfabriek was iets te indrukwekkend, om dat te zien hoef je geen hooggeplaatste kameraad te zijn.

En toch, de uiterst nauwkeurige maar merkwaardige arbeid van de Sovjethumanisten werpt nieuw licht op onze eigen leesvaardigheid en die van anderen, gefundenes Fressen voor Schriftgeleerden. En is niet elke lezende worst ook een Schriftgeleerde?

In de reeds geciteerde passage over Vovka Babarik en de overlevende deelnemers aan de Tweede Wereldoorlog schrapte de censuur bijvoorbeeld de slotzin: ‘Ook z’n moeder leeft nog.’

Dat ging blijkbaar te ver.

Wie het geluk heeft het te kunnen zien, ik zou bijna zeggen: dat geluk heeft men nodig om te kunnen leven, ziet in de worstenfabriek van het humanisme het komische schitteren, tussen het bloed en een afgerukte mensenvinger.

Na het lezen van dit boek raad ik aan de uitstekende documentaire Babi Yar. Context van Sergei Loznitsa te bekijken. Om nog beter geschiedenis van propaganda te kunnen scheiden.

Arnon Grunberg

Amsterdam-Dordrecht, december 2023

Babi Jar

Het herontdekte meesterwerk over Kiev ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, verteld door een jongen die alles zag

'Ik nodig je uit in mijn lot te stappen, te denken dat je twaalf bent, dat de wereld in oorlog is en dat niemand weet wat er verder gaat gebeuren.’

In 1941 trok het Duitse leger de stad Kiev binnen. Veel Oekraïeners verwelkomden hen als bevrijders van de onderdrukking door de Sovjet-Unie. Maar binnen enkele dagen begonnen de nazi’s met het vermoorden van alle joden, en vele anderen, in de stad. Babi Jar (Babyn Yar in het Oekraïens) was de ... lees meer naam van het ravijn waar de executies plaatsvonden. Het was een van de grootste massaslachtingen in de geschiedenis van de Holocaust.

Dit tragische en aangrijpende boek is gevormd uit de dagboeken van de jonge Anatoli Koeznetsov – hij was twaalf toen de Duitsers arriveerden. Met zijn heldere en overtuigende stem, zijn eerlijkheid en zijn kinderblik neemt hij ons mee door de verschrikkingen van die oorlogsjaren. Babi Jar heeft de dwingende vertelkracht van fictie, maar iedere gebeurtenis die in het boek wordt verteld is waar.

De Nederlandse vertaling is de complete, ongecensureerde versie van Babi Jar. De geschiedenis van het boek is zichtbaar in de tekst: passages in vet markeren de door de sovjets gecensureerde tekst.

€ 29,99