“Ik merk tot mijn groot geluk dat mijn schoonzoon iedere avond voorleest.” Brigitte Van Aken schrijft naar eigen aanvoelen al een halve eeuw en leerde in die tijd veel over het métier, de lezer en de literatuur. Naar aanleiding van haar nieuwste boek Gewoon daarom!  sprak ze over rijper worden, schrijven voor jongeren en de kracht van jeugdliteratuur.

Wie ben je? Wat doe je? En waarom doe je het? 

Ik ben Brigitte Van Aken. Ik geef al ongeveer een eeuw les. En ik schrijf, in mijn perceptie al een halve eeuw, maar in werkelijkheid sinds mijn achtste. Ik ben intussen 56. Reken zelf maar uit. 

Ik schrijf omdat ik het niet kan laten. Het is een innerlijke drive. En ook omdat de verhalen zich elke dag aan me presenteren. Iedereen dag zie ik iets. Het kan iets heel kleins zijn dat ik dan uitvergroot en vormgeef in een jeugdroman, die dan meestal een dik jaar of twee jaar later verschijnt.

 

Je laatste boek voor Infodok was de X. Hoeveel boeken schreef je daarvoor al? 

Gewoon daarom is mijn achtste boek. Daarvoor waren er nog zeven jeugdboeken en nog daarvoor schreef ik vier boeken voor volwassenen. 

 Zit er een rode draad in je verhalen? Iets dat je kenmerkt als auteur? 

Inhoud en vorm moeten kloppen. Daar word je met de jaren beter en beter in

Verhaaltechnisch en wat taal betreft, kan je daar niet naast. Ik geloof dat mijn taal scherper, gebalder, juister en interessanter is geworden. Dat heeft ook te maken met het ouder worden en daardoor meer inzicht verwerven. Wat het verhaal betreft, ben ik nooit uit het oog verloren voor wie ik schrijf. Wie is mijn doelgroep? En hoe ik schrijf is daarop geënt. Inhoud en vorm moeten kloppen. Daar word je met de jaren beter en beter in. Het is zelf ook fijn om dat te merken.

Je verliest je doelgroep nooit uit het oog zeg je. Waarom schrijf je specifiek voor jongeren? 

Ik schrijf voor jongeren omdat ze mij blijven boeien. Ook al wordt de afstand groter met ouder worden. Maar in het leven van een jongere gebeurt er spectaculair veel. Veel meer dan in het leven van een dertiger. Het is algemeen geweten dat de meeste psychologische problemen zich stellen in de puberteit. Er ligt dus ook veel materiaal om over te schrijven. De rode draad in mijn boeken is de psychische onderlaag. Er gebeuren leuke, frisse dingen in het leven van jongeren, maar er is ook altijd een oorzaak en een gevolg. Daaraan werken, het plot juist zetten, de nevenpersonages doen kloppen, that’s a hell of a job. Het moet allemaal kloppen omdat ik realistisch wil blijven.  

Je schrijft met andere woorden verhalen voor jongeren die uit het leven zijn gegrepen. Zodat jongeren zich kunnen herkennen in je verhalen. 

Het is zeker de bedoeling dat ze zich kunnen herkennen in mijn verhalen. Dat kan bijvoorbeeld heel plezierig zijn. Ik schuw in Gewoon daarom ook de humor niet. Het hoofdpersonage Wonder kan zichzelf relativeren en spot ook met zichzelf en haar aandoening. Omdat ze ziet dat de wereld rondom haar zich zo vreemd gedraagt. Net door haar aandoening. Dus ik schrijf niet over irreële dingen. Ik denk niet dat ik kan schrijven over monsters en dergelijke. 

Vanwaar haal je de inspiratie om voor jongeren te schrijven? 

Die komt. Waar haalt een schilder zijn inspiratie? Vroeger waren het de leerlingen met wie ik werk, maar intussen is het veel meer dan dat. Je input wordt groter naarmate je ouder wordt. Je maakt nieuwe verbindingen omdat je meer inzichten krijgt en die zijn steeds beter. In die zin is ‘ouder worden’ net interessant. Ook als jeugdauteur. Ik denk dat ik daarmee een nieuw laagje kan aanboren, namelijk dat van het heel scherpe oog. Als ik voorlees in de klas brengt dat op.

 

 

Je hanteert zelf een heel realistische schrijfstijl. Heb je een bepaald beeld van hoe jeugdliteratuur idealiter moet zijn? 

Een goed boek moet een sterk plot hebben. Het moet over iets gaan en een juiste spanningsboog hebben. Je moet het verhaal kunnen neerleggen. Het moet een pure, juiste en uitgezuiverde taal hebben. Een goed jeugdboek mag voor mij nooit te expliciet zijn. Jonge mensen kunnen tussen de regels lezen. Soms onderschatten we hen te hard. Ze snappen meer dan wij denken. Breng tussen de regels nieuwe dingen aan en denk over elk woord na. Ik kan niet ‘zomaar’ een goed boek schrijven. Ik ben een harde werker. Zeggen “ik klets er een nieuw hoofdstuk tegenaan” kan ik niet. Alles moet kloppen. En elk woord dat er staat, moet in de context bijdragen tot leesplezier. Een goed boek moet vooral het leesplezier verhogen bij jongeren. Zodat ze zeggen “wanneer komt het volgende boek?”. Dat houd ik in mijn achterhoofd: het boek moet beter zijn dan het vorige. Is dat niet zo dan mag mijn uitgever dat zeggen. Dan ben ik bereid om er hard aan te werken en het beter te maken.

Je zegt dat schrijven arbeid is. 

Schrijven is voor mij werken. Je moet inspiratie hebben, maar daarnaast is het hard werken. Uren achter je computer of bureau zitten en nadenken over taal, werken aan die taal en uitpuren. Dat is geen onzin. Het is een proces dat tijd vraagt. In dat opzicht begrijp ik bijvoorbeeld Bart Moeyaert die na vijf jaar pas een nieuw boek uitbrengt. Een boek moet rijpen. Ik denk niet dat je elk jaar een goed boek kan schrijven. Ik heb er de tijd niet voor om dat binnen een jaar te klaren. 

Hoe belangrijk is goeie (jeugd)literatuur voor jou als leerkracht? 

Jongen mensen hebben echt veel behoefte aan rust. Ik denk dat een goed jeugdboek een goede pyscholoog kan zijn.

Als leerkracht geldt hetzelfde. Je moet de lat hoog leggen. Voor wie dan ook op elk niveau. Door goeie literatuur aan te bieden, zet je denkprocessen in gang. En zo worden leerlingen die voor je zitten getriggerd. Ze zullen nadenken over het leven, op zichzelf reflecteren, met elkaar in discussie gaan. Voor mij is een goed jeugdboek hét middel bij uitstek om jonge mensen te vormen. Maar je moet er tijd voor krijgen. Voorlezen in de klas, vertellen, anekdotisch te werk gaan. Het is een beetje ouderwets, maar dan noem je mij maar ouderwets. De ironie is dat het werkt. Leerlingen zijn alle schermen soms ook kotsbeu. Daarom lees ik voor, zodat ik rust kan brengen. Jongen mensen hebben echt veel behoefte aan rust. Ik denk dat een goed jeugdboek een goede psycholoog kan zijn. 

Een goed jeugdboek is dus essentieel om levenslessen uit te trekken. Merk je dat jongeren zich minder laten vormen door boeken? Lezen ze te weinig? 

Als we er vanuit gaan dat jongeren te weinig lezen, ligt die verantwoordelijkheid bij ons. Ik heb twee kleinkinderen en ik merk tot mijn groot geluk dat mijn schoonzoon iedere avond voorleest. Ouders zijn met andere woorden de eerste lijn. Maar zij moeten er ook tijd voor kunnen vrijmaken. Daar schuilt het maatschappelijke probleem. Een tablet kan kinderen leuk bezighouden, maar het vreet wel aan het contact tussen ouder en kind. Daarom denk ik dat we er met zijn allen goed aan doen van ‘het boek’ terug optimale kansen te geven. Maar we moeten er de prijs van de tijd voor betalen. Je moet de tijd vragen én krijgen als onderwijzer en als ouder de tijd nemen om het boek te herwaarderen.  

Je zit in dat opzicht zowel als schrijver als als leerkracht aan de bron. Als schrijver draag je alvast bij aan die goede jeugdliteratuur met een nieuw verhaal. Waarover gaat het? 

Gewoon daarom gaat over Wonder, een vijftienjarig meisje met een netwerkstoornis. In dit geval is dat autisme zonder dat het woord wordt uitgesproken. Ik vind dat te expliciet. Zij spreekt zelf ook over een netwerkstoornis. Ze gaat er heel licht mee om omdat ook haar moeder dat doet. Wonder leert een jongen kennen, een jonge Syriër die getraumatiseerd uit de oorlog komt. Gaandeweg wordt de vriendschap tussen hen zo hecht en zo waardevol dat ze beiden perfect kunnen omgaan met hun aandoening en hun trauma. De kracht van die vriendschap redt hen met andere woorden. Die boodschap wil ik met het boek meegeven: als je ouders, als de eerste lijn, er niet is, heb je nood aan een tweede lijn. Dat kan een onderlinge vriendschap zijn. Hier gaat het om een heel pure vriendschap tussen jonge mensen. Ik heb twee pubers geportretteerd die elkaar vinden. En als lezer ontdek je waarom ze elkaar vinden zonder dat het wordt uitgelegd. Ik hoop dat je als lezer ontroerd geraakt door hun vriendschap.

Heb je voor dit boek ergens specifiek inspiratie gehaald? 

Niet specifiek. Ik wilde een verhaal schrijven over de struggle van twee mensen die niet noodzakelijk een struggle hoeft te zijn. Als je iets hebt meegemaakt, hoeft dat niet per se zwaar te wegen op je leven. Dat is mijn boodschap naar jongeren. Veel jongeren zitten met iets en wat kan helpen, zijn goede vrienden. Dat wilde ik meegeven in dit verhaal. 

Als de hoofdpersonages zich afvragen ‘waarom ik?’ dan is het antwoord: gewoon daarom. Sommige dingen gebeuren gewoon en daar hoef je niet te veel over na te denken, want dat maakt het soms erger. Vriendschap kan je redden. Ook voor volwassenen. 

 

Wat zijn de belangrijkste thema’s uit het boek naast vriendschap? 

Er komen twee belangrijke thema’s samen in het boek. Enerzijds dat van het autisme en anderzijds de vluchtelingenproblematiek. In werkelijkheid zie ik die ook dikwijls samenkomen. In zekere zin zou Wonder, die volledig fictief is, een leerling uit mijn klas kunnen zijn. Net als Rowad. De dynamiek tussen die twee wilde ik beschrijven. Er is een mooie dynamiek tussen beide personages, zoals er tussen mensen een hele mooie dynamiek kan ontstaan. Eerst is die heel broos, maar ze vinden heel veel kracht bij elkaar. Aan het einde van het boek worden ze volwassen. Dat is de emotionele spanningsboog die ik neerleg in het verhaal. Zodat de lezer zich herkent of kan herkennen. Ik denk dat heel veel jongeren iets aan dit boek kunnen hebben.

Heb je op een specifieke manier research gedaan voor het boek? 

Ik volg de actualiteit nogal nauwkeuriger. Ik ben nieuwsgierig. Dus ik heb de situatie in Syrië wel op de voet gevolgd. Daarnaast heb ik veel over autisme gelezen en ken ik een aantal kinderen met autisme. Maar daarmee moet je opletten, want autisme is een waaier. Wonder zit ergens in die waaier, maar de kinderen die ik ken, zitten ergens anders. In het boek zitten wel een aantal eigenschappen verwerkt, maar die kan je niet specifiek aan iemand uit mijn omgeving toeschrijven.  

Je wil heel bewust niet stigmatiseren? 

Ik wil vooral géén eticket kleven op het boek. Daarom zeg ik niet dit boek gaat over een autistisch meisje en een vluchteling”. Het gaat daar net niet over. Dat neigt naar het cliché en daar gruwel ik van. Ik wil een totaalplaatje brengen. De vluchteling in het boek had jij bijvoorbeeld kunnen zijn. De achtergrond is er, maar geef me een andere achtergrond en ik doe hetzelfde: een verhaal schrijven over de dynamiek van een vriendschap.

Is er een groot verschil tussen dit boek en je andere boeken?  

Ja, in die zin dat ik denk dat ik dit boek meer heb uitgepuurd. Ik heb het scherper kunnen en durven stellen en nog gelaagder gewerkt. Zoals ik zei, ga ik ervanuit dat de taal beter is. En mijn doelstelling om het leesplezier bij jonge mensen te verhogen, is target nummer één. Een beetje zoals een drug: even wegzijn van de realiteit. Zodat je even kan ontsnappen in het boek en rust kan vinden. Ik wil dat jonge mensen rust vinden. Als dat via jeugdliteratuur kan, zijn er veel gevaarlijke dingen zoals echte drugs en alcohol niet meer nodig. Het boek is op alle vlakken toe aan herwaardering. In die zin moeten uitgevers hun jeugdauteurs aanmoedigen om verder te doen.  

Jeugdauteurs zijn met andere woorden essentieel. Wie zijn op dat vlak je grote voorbeelden? 

Ik hou enorm van Floortje Zwigtman en Bart Moeyaert. Vooral ook omwille van hun taal, hoewel ik denk dat ze niet 100% voor kinderen schrijven. Daarnaast ben ik ook een grote fan van Jeroen Brouwers. Geen jeugdauteur, maar ik denk dat ik zo ongeveer alles wat hij heeft geschreven goed vind. 

Tot slot, waarom moeten mensen het boek lezen? 

Jongeren moeten het boek lezen omdat het vol spanning zit, omdat ze de misschien de kracht van een vriendschap tussen jongen en meisje kunnen herwaarderen en omdat het geen kommer en kwel is. Het maakt duidelijk dat er ondanks je moeilijkheden misschien iemand op je pad komt die alles goed maakt door gewoon te zijn. Rust is essentieel. Daarom. Gewoon daarom!  

Merci! 

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

De X of hoe fout een leraar kan zijn

Niels krijgt een nieuwe wiskundeleraar, Hendrik d'Ursel. Al snel is niet alleen Niels, maar ook de rest van de klas in de ban van deze atypische leerkracht. De leerlingen krijgen geen gewone wiskundelessen, maar moeten van meneer d'Ursel op zoek naar geluk.
Tijdens hun zoektocht ontdekken ze dat geluk niet altijd even makkelijk te vinden is. Ook de werkelijkheid blijkt plots niet zo zwart-wit meer als oorspronkelijk gedacht.
Wanneer uiteindelijk ook Hendrik d'Ursel anders blijkt te zijn dan hij zich voorstelt, beslissen Niels en zijn klasgenoten om actie te ondernemen...

Brigitte van Aken neemt je mee in een spannend verhaal ... lees meer vol mysterie en pijnlijke ontdekkingen.

€ 16,99
Riens Van Nuffelen