Joris Tulkens bracht al heel wat historische verhalen tot leven in zijn boeken. Pas verscheen zijn magnum opus, het kroonjuweel van zijn repertoire, met de epische titel De odyssee van Pedro en Luisão. Je leest hier alvast de eerste pagina’s.

1

AD 1628. Zuster Hildebrandt, moeder-overste van de Hasseltse grauwzusters, laat de brief zakken en richt haar ogen op de jonge vrouw die met neergeslagen ogen voor haar zit. De vrouw draagt een lang vaalbruin kleed van bescheiden snit. Geen gerafelde mouwen, geen armoedige sjaal, maar ook geen opvallende versieringen of modieuze strikjes: het meisje lijkt van goede afkomst, maar heeft in haar jeugd bescheidenheid geleerd. Volgens de poortzuster is ze hier moederziel alleen aangekomen. Dat is opmerkelijk, want weinig reizigers komen de lange reis van Amsterdam naar Hasselt ongeschonden door, en dan zeker niet vrouwen die alleen op weg zijn.

Morena, zoals ze volgens de bijgevoegde brief heet, is ondanks haar eenvoudige aankleding geen alledaagse verschijning. Ze heeft een grote mond, een hoog voorhoofd, een brede neus en grijsgroene pupillen, waarin moeder-overste leed ontwaart, naast heimwee en eenzaamheid, dat alles gemaskeerd door een broze laag filosofische gelatenheid. Morena’s haren zitten onder een alledaagse hoofddoek, die evenwel niet strak om haar hoofd zit. Vermoedelijk draagt ze er vlechten onder, lange vlechten die als een krans om haar hoofd zijn gelegd. Maar het opvallendste aan Morena is toch dat ze zwart is. Niet zwart in de betekenis van vuil, maar zwart zoals Ethiopiërs zwart zijn.

Maar het opvallendste aan Morena is toch dat ze zwart is. Niet zwart in de betekenis van vuil, maar zwart zoals Ethiopiërs zwart zijn.

Zuster Hildebrandt neemt de brief weer ter hand en bekijkt de handtekening onderaan. Het is onmiskenbaar dezelfde als die van de handelaar die vele jaren geleden contact heeft gehad met het Diestse moederhuis en met wie ze geregeld correspondeert. Zijn medewerker koopt in de omgeving van Hasselt graan op en brengt het via Antwerpen naar Holland. De tekst van de brief is in slordig Latijn gesteld, met wendingen die eveneens typisch zijn voor de man van wie ze de handtekening herkent. Luisão do Couto is een vriendelijke en wijze man, voor zover ze dat uit zijn brieven kan afleiden, eerlijk en correct in zaken, maar hij heeft nooit iets gezegd over de zwarte vrouw die zijn brief als introductie heeft aangeboden.

Ze herinnert zich een passage van lang geleden, waarin hij het had over een dochter die een medische opleiding volgde. Als de vrouw voor haar die dochter is, dan is er veel kans dat ze Latijn kent.

‘Luisão do Couto est pater tuus?’

Het meisje richt haar ogen op moeder-overste. ‘Non est mihi pater’, klinkt het helder. ‘Ludovicus est mihi avunculus.’

Het is dus waar, denkt moeder-overste. Het meisje spreekt Latijn, en wel op een manier zoals ze het zelf nooit heeft geleerd. Waar kan een vrouw die waarschijnlijk als slavin in huis is genomen – Portugal is op dat vlak heel verdraagzaam – waar kan zo iemand goed Latijn hebben geleerd? Bovendien, als ze de betekenis van het woord avunculus begrijpt, is Luisão zelfs een broer van haar moeder. Is die moeder dan ook zwart?

‘Et mater tua?’

Het meisje buigt het hoofd. ‘Mater mea mortua est, quando ego nata sum.’

Gestorven bij de geboorte van Morena? Dat verklaart al iets. Veel kans dat de zwarte moeder uit een van de Portugese wingewesten is meegebracht en dat ze in Portugal zwanger is geraakt van een andere slaaf. Na de dood in het kraambed heeft Luisão de boreling dan in zijn huishouding opgenomen en haar een goede opvoeding gegeven. Klinkt plausibel. Maar het blijft de vraag hoe een zwarte slavin, moeder van Morena, ooit Luisão’s zus kan zijn geweest?

‘Avunculus tuus scripsit te medicam, eh…’ Ze loopt vast in het Latijn en de vrouw glimlacht.

Alweer is zuster Hildebrandt zeer verrast. Het meisje spreekt Diets!

‘U mag best Diets spreken, mevrouw. Ik begrijp u wel.’

Alweer is zuster Hildebrandt zeer verrast. Het meisje spreekt Diets! ‘U hebt een medische opleiding gehad?’

‘Dat is juist’

‘U bent dokter?’

‘Ik ben een medisch medewerkster.’

Daar heeft zuster Hildebrandt nog niet eerder van gehoord, maar ze begrijpt wel wat het meisje wil zeggen. Een vrouwelijke dokter, zwart dan nog, zou alleen maar opzien baren. Ze richt haar ogen weer op de brief.

 

Sinds enkele maanden, eerwaarde zuster, zijn mijn dagen geteld. Het reizen gaat me niet goed meer af, de wegen worden almaar onveiliger en de mislukte oogsten van de laatste jaren hebben mijn negotie zware schade toegebracht. Wat moet er na mijn dood met mijn fortuin gebeuren? Ik heb zelf geen nakomelingen en ik ben te oud om er nog te mogen verwachten. Het is ook uitgesloten dat mijn aangenomen dochter als zwarte vrouw ooit genoeg respect kan afdwingen om in de harde wereld van de merseniers overeind te blijven. Dat is een jammerlijke zaak, want het praktische verstand en het theoretisch inzicht van mijn lieve Morena overtreft dat van vele collega’s.

Anderzijds kan ik niet sterven voordat ik gerust ben over het welzijn van mijn nichtje. Vandaar mijn vraag of u haar in bescherming wil nemen, eerwaarde zuster. Morena – dat weet ik – heeft een groot hart voor de verschoppelingen van deze wereld, voor de zieken en de stervenden, voor alle mensen die in de verdrukking komen. Om die reden is ze op haar plaats in uw klooster. De grauwzusters worden overal geroemd voor de manier waarop ze bijstand verlenen aan de noodlijdenden. Uw vestiging in het voor mij onbereikbare Hasselt is nog maar enkele jaren geleden gesticht en ik heb nu al lovende commentaren gehoord over het werk dat u en uw medezusters verrichten.

Ze is zorgzaam, medelevend, en is niet bang om de handen vuil te maken.

Ik ben ervan overtuigd dat Morena daarin een grote bijdrage kan leveren. Ze is zorgzaam, medelevend, en is niet bang om de handen vuil te maken. Wees niet verrast, eerwaarde zuster, als ze hopeloze zieken benadert met originele methodes en nieuwe medicijnen. Ze kent de geschriften van vooraanstaande geneesheren en ze zal nooit iemand vreemde drankjes toedienen als ze niet zeker is van het resultaat. In dat opzicht is het ook beter dat ze haar werk kan doen zonder inmenging of toezicht van gevestigde artsen, want die zullen haar methodes liever afkeuren dan toegeven dat zij als zwarte vrouw het beter weet. Bovendien heeft ze de pijn van mijn verzwakte hart en mijn krakende karkas al zo dikwijls verlicht nadat de gewone artsen hun armen in de lucht hadden gestoken. Ik vertrouw haar met mijn ogen dicht.

Ik begrijp, eerwaarde zuster, dat de opname van mijn lieve Morena binnen de muren van het klooster niet geringe kosten met zich brengt en dat u het als nieuwe vestiging financieel niet makkelijk zult hebben. Om die reden laat ik de helft van mijn bezittingen, zowel roerende als onroerende goederen, na aan de grauwzusterkloosters van Hasselt en Diest. In die zin heb ik het mijn notaris bevolen en in die zin is het op papier gezet. Een kopie van de akte vindt u in de bagage van Morena. Het volstaat om een beëdigd persoon met die akte naar het kantoor van de heer Van Ermen te sturen om de overdracht te regelen.

Morena heeft een grote koffer bij zich waarin ze haar persoonlijke bezittingen bewaart en waarin ook de voorwerpen zitten die niet vallen onder de bepalingen van de akte, onder meer waardevolle medische boekwerken die ze geregeld raadpleegt, en ook allerhande geschriften van religieuze en filosofische aard. Uiteraard is daar het Nieuwe Testament bij, maar bijvoorbeeld ook de joodse Thora en de Koran van de muzelmannen. Morena heeft een onafhankelijke geest en ze voedt die graag met boeken die andere overtuigingen belijden. Ik bid u dat ze die mag houden, want ze maken deel uit van haar geluk.

Tot slot, eerwaarde zuster, zitten er ook enkele geschriften bij die mezelf na aan het hart liggen, onder meer de dagboeken van mijn vader, die een zeer avontuurlijk leven heeft geleid, en reisverslagen van mijzelf. Ze zijn in het Latijn geschreven. Ik heb er geen bezwaar tegen dat u die leest, maar de beslissing over wat ermee moet gebeuren, leg ik in de handen van Morena.

Gegeven te Amsterdam op 13 april van het jaar des Heren 1628
door Luisão do Couto, die niet meer is als u dit leest.

 

 

 

 

De odyssee van Pedro en Luisão

A.D. 1628 — Een zwarte jonge vrouw biedt zich aan bij de grauwzusters van Hasselt. Haar naam is Morena. Ze komt uit Amsterdam, spreekt Latijn en heeft medische kennis. Ze heeft elf dagboeken bij zich van een zekere Pedro en ene Luisão. Moeder-overste leest er de wonderlijkste en tegelijk gruwelijkste verhalen in.

A.D. 1492 — De Katholieke Koningen Ferdinand en Isabella verdrijven de joden uit Spanje en stellen de inquisitie in, het begin van een lange lijdensweg voor de familie Menassah. Tijdens hun vlucht naar Portugal wordt de vader aangevallen en vermoord. Voor hij sterft, draagt hij zijn ... lees meer zoon Simón op om voor het joodse volk een veilig thuis te vinden. Onder de schuilnaam Pedro probeert Simón de opdracht van zijn vader te volbrengen. Hij reist mee op de avontuurlijke vierde tocht van Columbus naar Amerika, verzeilt jaren later in het rijk van Pape Jan in het huidige Ethiopië, maar geeft uiteindelijk de droom van zijn vader op en keert ontgoocheld naar Portugal terug. Op zijn oude dag vraagt hij zijn zoon Luisão op zoek te gaan naar het kind dat hij in Afrika heeft verwekt. Is dat kind misschien de Morena die zich in het klooster van Hasselt heeft aangeboden?

Dat alles is te lezen in De odyssee van Pedro en Luisão, een epos vol wonderlijke avonturen met legendarische historische figuren. Het verhaal is tegelijk spannend en brandend actueel. Tulkens’ talenten als verteller komen ten volle tot hun recht.

€ 24,99

Joris Tulkens

Joris Tulkens is thuis in de zestiende eeuw. Als auteur van historische romans schreef hij eerder boeken over Erasmus, Vesalius, Johanna de Waanzinnige, Pieter Gillis, Nicolaes Cleynaerts en vult dit lijstje nu aan met Thomas More. Telkens slaagt hij weer erin de innerlijke wereld, het karakter, de verdiensten en de zwakheden van zijn hoofdpersonages te doorgronden en hen in een vlot lezend verhaal neer te zetten als mensen van vlees en bloed. Tegelijk schetst hij een levendig beeld van het begin van onze moderne tijden.