Baldacci-fans kunnen deze zomer hun hart ophalen, want er is een extra thriller van David Baldacci verschenen: Een goede daad, het begin van een nieuwe serie rond oorlogsveteraan en ex-gevangene Aloysius Archer, die na enkele turbulente jaren zijn leven weer op de rails probeert te krijgen.

Een goede daad is vanaf vandaag te vinden in de (online) boekhandel, maar je kan hier het eerste hoofdstuk al lezen!

1

Het was een goede dag om uit de gevangenis te komen.

Aloysius Archer werd, toen hij voor het eerst sinds lange tijd weer de vrije buitenlucht inademde, begroet door het mechanische zoefgeluid en de vettige geur van de busdeuren die werden geopend. Hij droeg een goedkoop bruin pak met één rij knopen en puntige revers dat hij voordat hij als soldaat naar de oorlog vertrok uit de Sears, Roebuck and Company-catalogus had besteld. Het colbert was korter dan normaal en de broekspijpen hadden geen vouw of omslag, omdat dat allemaal meer materiaal vereiste dan in oorlogstijd beschikbaar was; om diezelfde reden zat er geen riem bij. Een smalle stropdas, een gerafeld, verkreukeld wit overhemd en afgetrapte eenvoudige veterschoenen maat 45 completeerden zijn enige garderobe. Zijn voetstappen hadden stofwolkjes opgeworpen toen hij naar de bus liep. Om zijn chocoladebruine gleufhoed zat een versleten bandje van donkerbruine zijde. Hij had de hoed gekocht toen hij terugkwam uit de oorlog en dat was een van de weinige keren geweest dat hij zich ergens aan te buiten was gegaan, maar dat leek gerechtvaardigd door de mondiale zege over het kwaad.

Het was een goede dag om uit de gevangenis te komen.
Dit waren de kleren die hij droeg toen hij de gevangenis in ging. En nu hij de gevangenis verliet droeg hij ze weer. Hij had voor de grap geklaagd dat het gevangenispersoneel het al die tijd niet nodig had gevonden om ze te reinigen of zelfs maar te persen. En er zaten vlekken in zijn hoed die er niet in hadden gezeten toen hij de gevangenis in ging. Maar toch, een man kon zich niet vertonen zonder hoed.

De broek hing losjes om zijn middel, een middel dat dunner en steviger was dan toen hij werd opgesloten. Hij was ruim tien kilo zwaarder dan toen hij de gevangenis in ging, maar dat extra gewicht bestond alleen uit spieren − op zijn armen, schouders, borstkas, rug en benen, als een dikke klimop op een volwassen boom. Blootsvoets was hij precies 1 meter 86; het leger had hem jaren geleden gemeten. Ze waren er vrij goed in om iemands lengte te bepalen, ook al waren ze er veel te vaak niet in geslaagd om hem, terwijl hij en zijn collega-soldaten probeerden grote delen van de wereld te bevrijden van een bizarre verzameling krankzinnigen, te voorzien van voldoende munitie voor zijn M1-geweer of eten voor zijn maag.

De gevangenis had een rudimentaire sportzaal, waarvan hij intensief gebruik had gemaakt. Niet alleen om zijn lichaam te ontwikkelen. Tijdens het gewichtheffen of hardlopen of het trainen van zijn buikspieren kon hij een aantal kostbare uren vergeten dat hij was weggestopt in een kooi met misdadige mannen. De gevangenis had ook een leeszaal vol gescheurde boeken zonder omslag, waar op de onmogelijkste plaatsen pagina’s ontbraken, maar die toch veel voor hem betekenden. Zijn lievelingsboeken waren westerns, waar de man het meisje kreeg, en detectives, waar de man het meisje kreeg én de schurk oppakte; eigenlijk vond hij dat maar een vreemd soort amusement voor een gevangene. Toch hield hij van het puzzelelement van de thrillers. Hij probeerde de misdaad op te lossen voordat hij het boek uit had en merkte dat hij de juiste oplossing vaker wel dan niet vond.

Het eten in de gevangenis had hij liever niet gehad. Wat niet bedorven was of vol maden zat, had geen herkenbare smaak die hem ertoe verleidde het op te eten. Hij had geleefd op verschillende soorten fruit uit een nabijgelegen boomgaard, op groenten uit de kleine moestuin binnen de gevangenismuren en een enkele keer op een stuk gegrilde kip, een zacht broodje of appelflappen die op mysterieuze wijze in de gevangenis belandden. Sommigen zeiden dat ze werden afgegeven door aardige dames die iets goeds wilden doen óf hoopten over drie of vijf jaar een echtgenoot te krijgen. De resterende tijd sloeg hij met een moker grote rotsblokken in kleinere stukken, verzamelde hij het afval langs de wegen, ook al lag het er de volgende dag weer, of groef hij in hoog tempo greppels naar nergens omdat een man met een dubbelloopsgeweer, een zonnebril, een hoed met brede rand en een ijskoude blik hem vertelde dat dat het enige was waar hij voor deugde.

Een wereldoorlog in combinatie met de dramatische ervaring van het verlies van zijn vrijheid had onuitwisbare sporen bij hem achtergelaten.
Hij was nog geen dertig, was nooit getrouwd en had geen kinderen, maar als hij in de spiegel keek zag hij een man die ouder leek met een zongebruinde huid, maar ook verouderd doordat hij de rest van de tijd achter de tralies had doorgebracht. Een wereldoorlog in combinatie met de dramatische ervaring van het verlies van zijn vrijheid had onuitwisbare sporen bij hem achtergelaten. Beide ervaringen hadden hem de rest van zijn jeugd afgenomen, maar hem ook gehard op een manier die ooit in zijn voordeel zou kunnen werken.

Zijn haar was lang geweest toen hij de gevangenis in ging, maar op de eerste dag hadden ze het kort geschoren. Daarna had hij geprobeerd zijn baard te laten staan, maar die hadden ze ook afgeschoren. Ze zeiden iets over luizen en verstopplekken voor smokkelwaar.

Hij zwoer zijn haar nooit meer te knippen, of dat in elk geval zo lang mogelijk uit te stellen. Natuurlijk was dat onbelangrijk. Vroeger had hij altijd grootse doelen nagestreefd, maar nu dacht hij alleen nog aan overleven. De bijna onmogelijk te bereiken doelen waren uit hem geramd, hoewel het gewone redelijk bereikbaar leek voor Archer.

Hij boog zijn hoofd en zette zijn gleufhoed af om het dak van de hobbelende bus niet te raken. De deuren van de bus gingen sissend en met een klap dicht. Hij liep door het middenpad, opeens een vrij man op zoek naar een zitplaats. De schuddende bus zat verrassend vol; nou ja, misschien niet verrassend. Hij nam aan dat dit transportmiddel de enige manier was om ergens te komen, want dit was niet een gebied waar ze luchthavens of treinstations bouwden, of staatssnelwegen aanlegden. Dit was het soort gebied waar niemand een voertuig bezat dat verder kon rijden dan tachtig kilometer, noch wilden de mensen die zo’n voertuig bezaten ooit verder rijden, omdat ze anders misschien over de rand van de aarde vielen.

De andere passagiers leken al even verfomfaaid als hij, misschien zelfs nog meer. Misschien hadden ze de dag achter hun eigen soort tralies doorgebracht, terwijl hij die van hem verliet. Ze droegen allemaal vooroorlogse kleren of iets wat daarop leek, hadden vieze nagels, een oneerlijke en hongerige blik in hun ogen, waar zelfs geen sprankje hoop in te zien was. Dat verbaasde hem, omdat het al een paar jaar geleden was dat de wereld de oorlog had gewonnen en alles nu tot rust kwam. Maar ja, de oorlog winnen betekende niet dat in alle delen van het land nu opeens voorspoed heerste. Zoals altijd verging het sommige mensen beter dan anderen en zo te zien zat hij nu in dezelfde bus als die ‘anderen’.

Allemaal keken ze naar hem met een angstige of wantrouwende blik, of met een combinatie van beide.
Allemaal keken ze naar hem met een angstige of wantrouwende blik, of met een combinatie van beide. Hij zag niet één vriendelijke blik, bij niemand. Misschien was de mensheid veranderd tijdens zijn gevangenschap, of misschien was het altijd wel zo geweest. Dat wist hij nog niet, want hij was nog niet gewend aan de vrije wereld.

Archer zag een lege stoel naast een oudere man in een versleten overall en gevlekt onderhemd, een stekelige strooien hoed op zijn schoot, enkelschoenen zo groot als een baby aan zijn voeten en een grote canvas tas in een vereelte hand. Hij had naar Archer gekeken, met uitpuilende ogen, de hele tijd die Archer nodig had gehad om de stoel te bereiken. Vlak voordat Archers billen de gevlekte bekleding van de stoel raakten, maakte de man zich breed, zette zich uit als een pan die overkookte, waardoor hij Archer dwong ongemakkelijk op de rand te zitten.

Toch vond hij dat niet erg. Hoewel zijn gevangeniscel groter was geweest dan de ruimte die hij nu in beslag nam, had hij die met vier andere mannen gedeeld, en niet één van hen ging ergens naartoe.

Maar ik ga nu wel ergens naartoe.

‘Norhalte?’

‘Wat is dat?’ vroeg Archer met een blik op de man die hem nu aankeek. Het haar van de man naast hem werd al grijs en zijn snor en baard waren dat al.

‘U bent bij de gevangenishalte ingestapt.’

‘Is dat zo?’

‘Ja, dat is zo. Hoe lang hebt u in de bak gezeten?’

Archer wendde zijn blik af, keek in het felle zonlicht en naar de weidse wolkeloze hemel boven de uitgestrekte vlaktes. ‘Lang genoeg. Zeg, ik kan zeker niet toevallig een sigaret van u lenen?’

‘Je kunt niet echt een sigaret lénen, wel? En u mag hier sowieso niet roken.’

‘Wat zegt u me nou!’

De man wees naar een handgeschreven plakkaat dat aan het plafond hing waar dat op stond.

‘Toen een sufkop rokend in slaap viel en een hele bus in brand vloog.’
Meer regels.

Archer schudde zijn hoofd. ‘Ik heb gerookt in een trein, op een marineschip en verdomme in een kerk. Ze hebben me verteld dat mijn pa in de wachtkamer rookte toen ik werd geboren en hij zei dat mijn ma een Pall Mall in haar mond had toen ik eruit kwam. Waar slaat dit op, vriend?’

‘Ze hebben een keer een probleem gehad, weet u?’

‘Wat dan?’

‘Toen een sufkop rokend in slaap viel en een hele bus in brand vloog.’

‘Juist, die het voor iedereen verpestte.’

‘Ach, het is toch niet goed voor u, volgens mij,’ zei de man.

‘De meeste dingen die niet goed voor me zijn vind ik af en toe toch aangenaam.’

‘Wat hebt u gedaan om in de bak te belanden? Iemand vermoord?’

Archer schudde zijn hoofd. ‘Heb nooit iemand vermoord.’

‘Denk dat ze dat allemaal zeggen.’

‘Denk ik ook.’

‘Neem aan dat u onschuldig was.’

‘Nee, ik heb het gedaan,’ gaf Archer toe.

‘Wat dan?’

‘Een man vermoord.’

‘Waarom?’ ‘Hij stelde me te veel vragen.’ Maar Archer glimlachte, zodat de man niet al te erg schrok van dat verhulde dreigement.

‘Waar gaat u naartoe?’

‘Naar een plek die niet hier is,’ zei Archer. Hij trok zijn colbertje uit, vouwde het zorgvuldig op en legde dat met zijn hoed erbovenop op zijn schoot.

‘Hebt u niet meer kleren dan de kleren die u draagt?’

‘Niet meer.’

‘Wat staat er op uw kaartje?’

Archer haalde zijn buskaartje uit zijn zak.

In de gevangenis was het veel heter geweest, veel… ongewoner.
Buiten was het zesentwintig graden en droog, en in de bus was het achtendertig graden, zelfs met de ramen half naar beneden. Het briesje dat daardoor naar binnen waaide was gloeiend heet en de combinatie van geuren was… ongewoon. Toch zweette Archer niet, niet meer. In de gevangenis was het veel heter geweest, veel… ongewoner. Zijn poriën en zijn reukvermogen waren kennelijk aangetast.

‘Poca City,’ las hij voor van het kaartje.

‘Nooit geweest, maar ik heb gehoord dat het snel groeit. Was vroeger een godvergeten gat, maar het veranderde van een klein gat in een echt stadje. Na de oorlog komen de mensen deze kant op, weet u.’

‘En wat doen ze als ze daar eenmaal zijn?’

‘Wat ze maar kunnen, vriend, om de kost te verdienen.’

‘Ach, waarom ook niet.’

De oudere man bekeek hem aandachtig. ‘Was u in de oorlog? Zo ziet u er wel uit.’

‘Dat was ik.’

‘Veel van de wereld gezien zeker?’

‘Inderdaad. Niet altijd op plekken waar ik wilde zijn.’

‘Ik ben maar één keer buiten deze staat geweest. Ging naar Texas om wat vee te kopen.’

‘Nooit in Texas geweest.’

‘Weleens in New York City geweest?’

‘Ja, dat wel.’

De man ging rechtop zitten. ‘Echt?’

‘Maar hoe komt u hier dan helemaal verzeild?’
Archer knikte nonchalant. ‘Kwam erdoorheen in verband met de oorlog. Zag het Vrijheidsbeeld. Stond boven op het Empire State Building. Zat in de draaimolen op Coney Island. Heb zelfs een paar Rockettes gezien die in hun outfit door de straten liepen.’

De man likte aan zijn lippen. ‘Dan moet u me dit vertellen: zijn hun benen net als ze zeggen, vriend?’

‘Mooier. Benen als Betty Grable en een gezicht als Lana Turner.’

‘Verdomme, wat nog meer?’ vroeg de man gretig.

‘Genoot van een twaalfuurtje midden in Central Park. Zat op een deken met een schatje dat in Macy’s werkte. We dronken frisdrank en toen haalde ze een flesje uit de band van haar kous. Wat erin zat? Nou, dat was beter dan druivensap, dat kan ik u wel vertellen. We hadden een leuke dag, en een nog betere nacht.’

De man krabde aan zijn wang. ‘Maar hoe komt u hier dan helemaal verzeild?’

‘De wegen van het leven volgen soms een kronkelig pad. En zoals u al zei, kwamen de mensen na de oorlog hiernaartoe.’

De man, inmiddels kennelijk geïntrigeerd door Archer, ging verzitten zodat Archer meer ruimte had.

‘En de oorlog is al lang geleden, of dat lijkt tenminste zo,’ zei Archer terwijl hij zich groter maakte. ‘Maar je hebt immers slechts één leven. Tenzij iemand me een leugen heeft verteld.’

‘Wacht even, volgens de kerk hebben we twee levens. Een leven nu en een leven na onze dood. Het eeuwige leven.’

‘Denk niet dat dat voor mij is weggelegd.’

‘Je weet maar nooit.’

‘O, ik denk dat ik het wel weet.’

Archer liet zijn hoofd tegen de rugleuning rusten, sloot zijn ogen en deed voor het eerst sinds lange tijd een dutje als vrij man.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

David Baldacci

David Baldacci is de succesvolle auteur van meer dan 30 thrillers, romans, jeugdthrillers en kinderboeken. Hij werd geboren in Virginia en studeerde politieke wetenschappen aan de Virginia Commonwealth University, waar hij cum laude afstudeerde, en rechten aan de University of Virginia. Tijdens deze periode begon hij met schrijven. Na zijn studies was hij negen jaar werkzaam als bedrijfsjurist en advocaat in Washington D.C. In 1996 debuteerde hij met Het recht van de macht en vanaf dat moment wijdde hij zich geheel aan het schrijven. Baldacci's werk is in 45 talen vertaald en wereldwijd zijn er meer dan 150 miljoen exemplaren van zijn boeken verkocht. Zijn debuut Absolute Power werd in 1997 verfilmd door en met Clint Eastwood. Met zijn Wish You Well Foundation strijdt Baldacci samen met zijn vrouw Michelle al jaar en dag tegen analfabetisme.