Eind oktober verscheen het tweede boek van J.P Delaney, Geloof mij. Een psychologische thriller vol plottwists die je meesleept van begin tot einde. Hieronder kan je het eerste hoofdstuk lezen. Veel leesplezier!

Claire Wright is een werkloze actrice in New York. Haar enige klus is de rol van lokaas spelen voor een advocatenkantoor gespecialiseerd in scheidingen. Claire moet getrouwde mannen verleiden, haar avances neemt ze op om later tegen hen te gebruiken. Er is maar één regel: zij mag verleiden, maar de mannen moeten de eerste stap zetten. De advocaten willen bewijs hebben voor overspelig gedrag, onschuldige mannen hebben niks te vrezen. Dan verandert het spel. Een van de mannen wordt door de politie verdacht van de moord op zijn vrouw. Ze vragen Claire om de man een bekentenis te ontlokken. Claire denkt dat ze het kan, al zal het de rol van haar leven worden. Maar al snel gaat ze twijfelen. Want wie bespeelt wie?

DEEL EEN

Vijf dagen daarvoor

-1-

 

Mijn vriend is nog niet op komen dagen.

 

Dat is de indruk die je krijgt als je me hier aan de bar van dit hippe hotel in New York zou zien zitten, met in mijn hand een virgin mary waar ik al een uur over doe. Gewoon een jonge zakenvrouw die op haar date zit te wachten. Misschien iets meer opgetut dan de meeste vrouwen hier. Ik zie er in elk geval niet uit alsof ik recht van kantoor kom.

 

Aan het andere eind van de bar staat een groep jonge mannen te drinken en elkaar op de schouder te slaan om hun grappen te benadrukken. Een van hen – knap, goedgekleed, atletisch – vangt mijn blik en glimlacht naar me. Ik kijk de andere kant op.

 

Even later komt er achter in het café een tafeltje vrij. Met mijn drankje in mijn hand loop ik erheen en ga zitten. En dan doet zich deze korte scène voor:

 

 

DE BAR VAN HET INT. DELTON HOTEL W.44TH ST. NEW YORK AVOND

 

MAN
(strijdlustig)
“Pardon?”

 

Er staat een man bij mijn tafeltje. Een zakenman, ongeveer halverwege de veertig, in een duur maar casual pak dat de indruk wekt dat hij niet zomaar een manager is, maar iets hogers. Zijn haar valt tot op zijn kraag en is net iets te lang voor Wall Street.

 

Hij is kwaad. Héél kwaad.

 

IK
“Ja?”

 

MAN
“Dit is míjn tafeltje. Ik was alleen maar even naar het toilet.”
Hij gebaart naar de laptop, het glas en het tijdschrift die ik om een of andere reden helemaal over het hoofd heb gezien.
MAN
“Dat is míjn glas. Dat zijn míjn spullen. Het lijkt me nogal duidelijk dat dit tafeltje al bezet was.”
Er wordt naar ons gekeken. Maar er volgt geen confrontatie, geen woordenwisseling, want ik kom al overeind en trek mijn tas over mijn schouder. Daarmee haal ik de spanning uit de lucht.

 

IK
“Het spijt me, ik had het niet in de gaten. Ik zoek wel een ander plekje.”

Ik doe een paar stappen en kijk dan hulpeloos om me heen: het is nog drukker geworden en mijn plaats aan de bar is intussen bezet. Er ís geen ander plekje.

Vanuit mijn ooghoek zie ik hem naar me kijken, ik voel zijn blik langs het dure jasje van Donna Karan glijden dat ik van Jess heb geleend, die het voor audities gebruikt en waarvan het zachte donkere kasjmier mijn bleke teint en donkere haar mooi doet uitkomen. Ik merk dat hij beseft een stomme fout te hebben gemaakt.

 

MAN
“Wacht… We kunnen het tafeltje wel delen.”

Hij gebaart naar de stoel tegenover hem.

 

IK
(dankbaar glimlachend)

“O, bedankt!”

Ik zet mijn tas terug en ga zitten. Even valt er een stilte die ik nadrukkelijk niet verbreek. Hij is aan zet.

En ja hoor, als hij begint te praten klinkt zijn stem net even anders: heser, dieper. Zou een vrouwenstem ook op die manier eranderen? Daar zou ik eens mee moeten experimenteren.

 

MAN
“Wacht je soms op iemand? Die zal wel vertraging hebben door de sneeuw. Daarom ben ik hier nog, ik heb een extra nacht geboekt want het is een chaos op LaGuardia.”
Grappig, zo handig als hij erachter probeert te komen of degene op wie ik wacht een man is of een vrouw, en tegelijkertijd laat doorschemeren dat hij hier alleen is.

 

IK
“Ja, het kan nog wel even duren.”
Hij knikt naar mijn glas, dat inmiddels leeg is.

 

MAN
“Mag ik je in dat geval een drankje aanbieden? Trouwens, ik heet Rick.”
Of all the gin joints in all the towns in all the world…

 

IK
“Dank je wel, Rick. Een martini graag, en ik heet Claire.”

 

RICK
“Aangenaam kennis met je te maken, Claire. En eh, het spijt me van daarnet.”

 

IK
“Geen probleem, hoor, het was mijn fout.”
Het komt er zo nonchalant, zo terloops uit en mijn toon is nog steeds zo dankbaar dat ik mezelf er haast van overtuig dat het geen leugen is.
Maar het is ook eigenlijk geen leugen. Wat ik hier tentoonspreid is ‘oprecht gedrag in denkbeeldige omstandigheden’. En dat, zoals duidelijk zal worden, is iets heel anders dan liegen.
De serveerster neemt onze bestelling op. Als ze wegloopt, wordt ze door een man aan het tafeltje naast ons staande gehouden en krijgt ze de volle laag omdat ze hem zijn drankje niet heeft gebracht. Ik zie dat ze chagrijnig een pen vanachter haar oor tevoorschijn haalt, met een gebaar alsof ze de woorden van de man uit haar oor trekt en verre van zich werpt.
Dat kan ik gebruiken, bedenk ik. Ik sla het op in mijn geheugen en richt mijn aandacht op de man tegenover me.

 

IK
“Wat doe je in New York, Rick?”

 

RICK
“Ik ben hier voor mijn werk. Ik ben advocaat.”

 

IK
“Daar geloof ik niks van.”
Rick kijkt bevreemd.

 

RICK
“Waarom niet?

 

IK
“Alle advocaten die ik ken zijn lelijk en saai.”
Hij beantwoordt mijn glimlach.

 

RICK
“Ik heb vooral muzikanten als cliënt, in Seattle. Dat is mijn specialisme, wat hopelijk betekent dat ik iets opwindender ben dan de gemiddelde strafpleiter. En jij?”

 

IK

“Wat ik voor werk doe? Of wil je weten of ik denk dat ik opwindend ben?”

Tot ons beider verbazing zijn we ineens een beetje aan het flirten.

 

RICK
“Allebei..”
Ik knik naar de serveerster die terugloopt naar de bar.

 

IK
“Ik deed wat zij doet, tot ik dit ontdekte.”

 

RICK
“Tot je wat ontdekte?”

 

IK

“Dat er veel leukere manieren zijn om je brood te verdienen.”

Je ziet het altijd aan de ogen: die minimale, nauwelijks waarneembare verstilling als er zich in iemands hoofd een idee ontpopt. Hij wikt en weegt, en komt tot de slotsom dat hij er te veel achter zoekt.

 

RICK
“En waar kom jij vandaan, Claire? Ik kan je accent niet helemaal thuisbrengen.”
Virginia! Wat een oen dat hij dat niet hoort aan mijn slepende klinkers.

 

IK
“Zeg maar waar jij wil dat ik vandaan kom.”
Hij lacht. Het is een roofzuchtige, gretige lach die zegt: ik zat er niet ver naast.

 

RICK
“Een meisje dat daarvandaan komt, ben ik nog nooit tegengekomen.”

 

IK
“En je komt heel wat meisjes tegen, hè?”

 

RICK
“Tijdens mijn zakenreizen combineer ik het nuttige meestal met veel aangenaams.”

 

IK
“Voor je terugvliegt naar vrouw en kind in Seattle.”
Rick fronst.

 

RICK
“Hoe kom je erbij dat ik getrouwd ben?”

 

Ik
(sussend)
“Dat geldt voor de meeste mannen tot wie ik me voel aangetrokken. De mannen die weten wat genieten is.”
Hoewel hij zeker is van zijn zaak, neemt hij de tijd. Terwijl we aan ons drankje nippen vertelt hij over zijn cliënten in Seattle: het bekende tieneridool dat op minderjarige meisjes valt, de macho heavy metal-ster die homo is maar er niet voor durft uit te komen. Met enige nadruk krijg ik te horen hoeveel geld er te verdienen valt met wat hij doet: het opmaken van contracten voor mensen die qua karakter niet in staat zijn om zich ergens aan te houden en die mensen zoals hij nodig hebben om ze op te stellen en aan het einde van de rit weer te ontbinden. Even later, als hij het gevoel heeft me voldoende te hebben geïmponeerd, stelt hij voor, aangezien mijn vriend duidelijk verstek laat gaan, om het gesprek ergens anders voort te zetten, in een restaurant of een club, ik mag het zeggen.

 

RICK
(zachtjes)
“Wat dacht je van roomservice? Ik heb boven een kamer.”

 

IK
“Roomservice is nogal prijzig.”

 

RICK
“Maakt niet uit. Kies jij maar. Een fles Cristal, wat kaviaar…”

 

IK
“Ik bedoel dat roomservice nogal prijzig is… als ik ervoor zorg.
Zo, het is eruit. Nu komt het erop aan zelf niet te reageren op wat ik heb gezegd, niet te glimlachen, niet weg te kijken. Het is immers niets bijzonders. Ik doe dit dagelijks.
Gewoon het bonken van mijn hart, de opkomende misselijkheid negeren.
Rick knikt tevreden.

 

RICK
“Ik ben niet de enige hier die zakendoet, heb ik het goed?”

 

IK
“Helemaal goed, Rick.”

 

RICK
“Ik hoop dat je dit niet verkeerd opvat, Claire, maar je lijkt me hier niet het type voor.
Tijd om open kaart te spelen

 

IK
“Dat komt… omdat ik dat ook niet ben.”

 

RICK
“Wat voor type ben je dan, als ik vragen mag?”

 

IK
“Ik ben het type dat een toneelopleiding volgt, maar soms met een studieschuld kampt. Om de paar maanden ga ik uit, zet de bloemetjes buiten… en dan is het probleem weer opgelost.
Aan de andere kant van de lobby staat een gezin bij de receptie in te checken. Een klein meisje, ongeveer zes jaar oud, dik ingepakt in een winterjas, wollen muts en das, wil zien wat er aan de andere kant van de balie is. Als haar vader haar optilt en op haar leren koffertje zet, leunt ze opgewonden met uitstrekte armpjes over de balie terwijl de hotelmanager de sleutelkaarten lachend uitreikt en er haar ook een geeft. Haar vader houdt zijn hand beschermend tegen haar rug om te voorkomen dat ze valt. Een bekend gevoel – pijn, afgunst – trekt door me heen.
Ik zet het gevoel meteen van me af en richt mijn aandacht op het gesprek met Rick, die zich met een vurige blik in zijn ogen naar me toe buigt en op gedempte toon tegen me praat.

 

RICK
“Voor hoeveel wil je vanavond de bloemetjes buitenzetten, Claire?”

 

IK
“Daar komen we samen vast wel uit.”
Hij glimlacht. Hij is advocaat. Onderhandelen hoort bij zijn werk.

 

RICK
“Wat dacht je van driehonderd?”

 

IK
“Is dat het gangbare tarief in Seattle?”

 

RICK
“Voor dat bedrag krijg je heel wat in Seattle, vergis je niet.

 

IK
“Wat is het hoogste bedrag dat je ooit voor een vrouw hebt betaald, Rick?”

 

RICK
“Vijfhonderd. Maar dat was…”

 

IK
(hem interrumperend)
“Verdubbel dat maar.”

 

RICK
(perplex)
“Dit meen je niet.”

 

IK
“Nee? Ik ben een heel gewoon meisje dat zin heeft om zich te vermaken – en daarom ben ik duizend dollar waard. Maar als het je te veel is…”
Zo nonchalant als ik kan pak ik mijn tas en ik hoop maar dat hij niet ziet dat mijn hand trilt.

 

RICK
“Nee, wacht nou even. Duizend? Oké.”

 

IK
“Wat is je kamernummer?”

 

RICK
“Achthonderdveertien.”

 

IK
“Ik klop over vijf minuten op je deur. Maak geen oogcontact met de portier.
Hij staat op.

 

RICK
(vol bewondering)
“Goeie truc was dat met het tafeltje. Waar iedereen bij is, ook het personeel!”

 

IK
“Dat leer je wel. Als je de bloemetjes buitenzet.”
Als Rick bij de lift is, kijkt hij om. Ik knik hem toe met een geheimzinnig lachje, dat meteen verdwijnt als de liftdeuren dichtzijn en hij me niet meer kan zien. Ik pak mijn tas en loop naar buiten.

 

Fade-out

 

Het is eindelijk gestopt met sneeuwen, de brandkranen langs de stoep dragen een witte toupet. Iets verderop staat een zwarte limousine met zacht ronkende motor en gedoofde lichten te wachten. Ik trek het achterportier open en stap in.
Ze is ongeveer vijfenveertig, de vrouw van Rick, en haar uitgebluste uitstraling en dure kleren doen vermoeden dat ze ooit, voor ze Ricks zakendiners organiseerde en zijn kinderen baarde, zelf in de muziekwereld actief was. Hoewel de verwarming op volle toeren draait, zit ze naast Henry op de achterbank te rillen.
‘Alles oké?’ vraagt Henry zacht.
‘Prima,’ antwoord ik en ik haal een kleine videocamera uit mijn tas. Ik praat niet meer met een zuidelijk accent, maar richt me met mijn gewone stem en Britse tongval tot de echtgenote:
‘Ik ga u nu zeggen wat ik altijd in deze situatie zeg, en dat is dat u niet naar deze beelden hoeft te kijken. U kunt ook naar huis gaan en er samen proberen uit te komen.’
En zij zegt wat de echtgenote dan altijd zegt: ‘Ik wil het weten.’
Ik geef haar de camera. ‘Het komt erop neer dat hij regelmatig contact heeft met prostituees. Niet alleen als hij op reis is. Hij vertelde dat hij in Seattle wel vijfhonderd dollar voor ze neertelt. En hij heeft mij zojuist duizend aangeboden.’
De echtgenote is in tranen. ‘O god. O mijn god.’
‘Ik vind het heel erg voor u,’ zeg ik onhandig. ‘Hij zit in kamer 814 op me te wachten, mocht u met hem willen praten.’
Ook al zijn haar ogen betraand, ze spuwen vuur. Dat moet ik onthouden. ‘O ja, ik ga zéker met een advocaat praten, maar met een scheidingsadvocaat, niet met hem.’
Ze wendt zich tot Henry. ‘En nu wil ik hier weg.’
‘Natuurlijk,’ zegt hij gladjes. Henry en ik stappen allebei uit, hij om achter het stuur te gaan zitten, ik om naar huis te gaan.  Voor hij weer instapt drukt hij me discreet een envelop in handen.
Vierhonderd dollar. Niet slecht voor één avondje werken. En Rick is een hufter. Een engerd. Arrogant, agressief en nog een leugenaar ook. Hij verdient alles wat zijn vrouw voor hem in petto heeft.
Waarom walg ik dan toch van mezelf als ik de grote auto door de modderige prut zie wegrijden?

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

J.P. Delaney

J.P. Delaney is het pseudoniem van een Amerikaanse auteur. Het vorige meisje is zijn eerste thriller, en zal binnenkort worden verfilmd door Ron Howard (regisseur van de Dan Brown-films).