Proloog

‘Kijk me aan!’
Ik krimp in elkaar als hij de woorden naar me schreeuwt. Zijn stem is rauw en de meedogenloosheid van zijn karakter klinkt erdoorheen. Hoewel zijn gebalde vuisten achter glas zitten en hij me niet kan slaan, raakt hij me toch. Elk woord voelt als een vuistslag, een stomp in mijn buik die mijn maag doet omdraaien.

‘Kijk me aan, trut!’ schreeuwt hij nogmaals en ik kan niet anders dan mijn blik verplaatsen van de verkrampte handen in mijn schoot naar zijn gezicht. Nou ja, gezicht, ik zie alleen maar helblauwe ogen. De rest zit verstopt achter een zwarte vliegeniersmuts. Ik heb geen idee wie hij is of hoe hij eruitziet. Dat maakt het alleen maar enger. Misschien ben ik hem vandaag wel tegengekomen bij de supermarkt of was hij de man die een tijdje stond te wachten tegenover mijn kapper. Niet weten welk gezicht van hem is, maakt dat ik me nergens meer veilig voel en continu achterom moet kijken. Ik weet niet hoe lang ik het nog volhoud. De macht die hij over me heeft, zelfs op afstand, is angstaanjagend. Ik ben de marionet en hij heeft de touwtjes strak in handen.

Het ergste is dat ik aan niemand kan vertellen wat me dag en nacht bezighoudt. Dat ik niet naar de politie of wie dan ook kan stappen voor bescherming. Als ik dat doe, dan moet ik mijn geheim onthullen en dat zou een hele hoop andere ellende voor me veroorzaken. En niet alleen voor mij. Ik zou  veel meer meenemen in mijn val dan verantwoord is. Als de gevolgen niet te overzien zijn, dan is het beter om je ogen te sluiten. Dat is iets wat ik inmiddels wel geleerd heb.

‘Is het gelukt?’ snauwt hij me toe.
Ik begin te trillen en het koude zweet loopt in straaltjes langs mijn rug.
‘Ik heb alles gedaan wat ik kon,’ jammer ik.
‘En? Is het gelukt, vroeg ik?’
‘Ik denk het niet. Er zijn meer mensen die luisteren naar haar dan naar mij. Ze is te machtig.’
‘Heb je alle argumenten wel goed benadrukt?’
‘Ja, meerdere malen! Maar zolang zij er niet in meegaat, kunnen we het wel vergeten. Het gros loopt als een mak schaap achter haar aan. Ik heb echt alles geprobeerd, je moet me geloven.’
‘Als je alles had geprobeerd dan was je geslaagd. Ik denk dat het tijd wordt dat we het op mijn manier gaan oplossen.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ Mijn mond wordt droog en ik kan bijna niet meer slikken.
‘Je komt er vanzelf wel achter wat ik daarmee bedoel.’
‘Alsjeblieft, geef me nog een kans. Er is misschien nog één ding dat ik kan proberen.’
‘Hoorde ik je net niet zeggen dat je álles al had geprobeerd? Zit je tegen me te liegen?’
‘Nee, nee, natuurlijk niet. Er schiet me nu ineens nog iets te binnen. Iets waar ik niet eerder aan heb gedacht.’
‘Dat had je eerder moeten bedenken. Je hebt genoeg kansen gehad. Als ik dingen op mijn manier regel, dan weet ik tenminste dat het voor elkaar komt.’

Van het ene op het andere moment gaat het scherm op zwart en is hij weg.
‘Het is haar schuld!’ krijs ik nog, maar ik weet bijna zeker dat hij het niet meer heeft gehoord. Mijn FaceTime-gesprek met de man die me al een tijd bedreigt is voorbij, maar op de een of andere manier heb ik het gevoel dat alles nu pas begint.

Breda

December 2022

1

Ik lig op mijn zij in bed. Mijn hand ondersteunt mijn hoofd. Ondanks het feit dat de kamer nog in duisternis is gehuld, ben ik al een tijdje wakker. Ik kijk naar de contouren naast me. Kleine Keesje met zijn wipneusje en blonde haren. Ook zonder licht weet ik dat zijn wangetjes rood zijn van de slaap en dat zijn fragiele oogleden zijn blauwe ogen afdekken als een dekentje. Ik ken elk detail van het mannetje. Elk sproetje, vlekje, pukkeltje. Zijn geur, zijn warme kronkelende lijfje, zijn lach, zijn zachte ademhaling die ruikt naar vredige slaap.

Kon ik hem maar voor altijd bij me houden en beschermen tegen alle gevaren en meedogenloosheid waar de wereld vol van is. Maar de tijd gaat zo snel en ik weet dat er een dag komt dat ik hem los moet laten. Dat hij zijn eigen weg moet zoeken om weerbaar en zelfstandig te worden. Gelukkig is het nog lang niet zover, maar ik weet dat de dag sneller komt dan ik zou willen. We kunnen als mens veel sturen en beheersen, maar de tijd hebben we nog steeds niet in de hand. We kunnen hem niet stopzetten, langzamer of sneller laten lopen omdat het ons beter uitkomt. De tijd laat zich niet beïnvloeden. Net zoals Sophia en ik ook onze eigen weg willen kiezen. Twee vrouwen met een kind, het duurde even voordat onze omgeving gewend was aan het idee. Het gefluister achter onze rug, de blikken die werden uitgewisseld, het ongemak. Vooral Sophia heeft het er in het begin moeilijk mee gehad. Zij had ook veel meer te verliezen. Ze was getrouwd en haar hele toekomst was al zo’n beetje uitgestippeld. En toen kwam ik en gooide ik haar hele wereld overhoop. De vonk tussen ons was zo groot dat hij niet meer viel te blussen. We hebben het zeker geprobeerd, maar er was geen beginnen aan. Wat wij voor elkaar voelden, dat hadden we nog nooit voor iemand gevoeld. Het overkwam ons en zorgde ervoor dat puzzelstukjes op hun plek vielen. De onrust die ik mijn hele leven al had, het gevoel nooit ergens echt bij te horen of mijn ei kwijt te kunnen, dat was allemaal weg toen ik Sophia voor het eerst zag. Bij haar kwam ik eindelijk thuis. Toen ik mijn zus Judith zes jaar geleden vertelde dat ik verliefd was geworden op een vrouw, zei ze dat ze het altijd wel geweten had. Maar hoe kan zij het geweten hebben als ik het zelf nog niet doorhad? Het maakt ook niet uit. Judith heeft me altijd gesteund, nooit veroordeeld en Sophia vanaf het begin omarmd. Judith is altijd progressief geweest, een idealist. Ze gelooft in een blije, vrije en eerlijke wereld waarin iedereen zijn hart mag volgen, zijn eigen God mag kiezen en welvaart gelijk wordt verdeeld. De zorg voor medemens en natuur is een van haar speerpunten. Ze is lief, vasthoudend en soms een beetje drammerig. Principieel ook wel. Het was voor mij dan ook niet meer dan logisch dat ze uiteindelijk in de politiek zou belanden.

Judith las in haar studententijd uit principe NRC en de Volkskrant omdat die kranten tenminste ‘niveau’ hadden, terwijl ik met een De Telegraaf onder mijn arm naar het eerste het beste koffietentje liep en genoot van de luchtigheid en de showbizzrubriek. Na een week hard studeren waren mijn hersenen wel toe aan een beetje rust en onbekommerd ontspannen terwijl Judith altijd op zoek was naar achtergronden, opinies en politieke overtuigingen die haar eigen opvattingen bevestigden en haar tot nadenken prikkelden. Ze is inmiddels een belangrijk kopstuk van linn (Later Is Now or Never), een politieke beweging van voornamelijk jonge mensen die de wereld en de mensheid willen redden door op te komen voor het milieu en voor mensenrechten in de breedste zin van het woord: alles voor een betere wereld. Ze presenteren zich niet als een groene partij, maar werken op Europees niveau wel veel samen met partijen als Die Grünen.

Nu ik aan mijn zus denk mis ik haar ineens heel erg. Sinds ze voor linn de portefeuille Milieuzaken in het Europees Parlement bekleedt en naar Brussel is verhuisd, zien we elkaar nog amper. Hoe anders was dat vroeger toen we ondanks het leeftijdsverschil van drie jaar elkaars beste vriendinnen waren. De onverwachte dood van papa bracht ons vijftien jaar geleden alleen maar nader tot elkaar. Judith was net achttien en ik eenentwintig. We zorgden voor elkaar en voor onze moeder die verzoop in haar verdriet. Door de week waren we allebei te vinden op de UvA (Judith Politicologie en ik de lerarenopleiding Kunstgeschiedenis en Culturele en Kunstzinnige Vorming), in ons knusse gezamenlijke appartementje vlak bij de uni of in het uitgaansleven van Amsterdam. De weekenden brachten we thuis door bij mama in Brabant. Het samen studeren versterkte onze band, maar bracht de grote verschillen tussen ons ook steeds meer aan het licht. Voor Judith kwamen ambitie en carrière steeds meer voorop te staan terwijl ik juist veel meer hechtte aan de andere dingen die het leven me te bieden had. Vriendschappen en sociale contacten kwamen bij mij op de eerste plaats en van gewoon ongedwongen lol maken en dingen doen zonder dat er een hoger doel achter zat, was ik ook niet vies. Natuurlijk zorgde ik er wel voor dat mijn studieresultaten keurig op peil bleven. Ik was geen losbol, maar een levensgenieter en dat ben ik nog steeds.

Judith werd onder invloed van haar studiegenoten steeds meer een streber en haar behoefte om een stempel op de wereld te drukken werd met het jaar groter.
‘Ik wil dat mijn leven zin heeft gehad, Maaike, ik wil ertoe doen in het grote plaatje. Dingen beter maken voor huidige en toekomstige generaties en niet alleen maar bezig zijn met mezelf zoals de meeste mensen.’
Ik heb haar altijd bewonderd om haar idealisme, dat veel verder reikt dan dat van mij. In vergelijking met Judith geniet en denk ik in het ‘klein’. Mijn gezin, Sophia en Kees, zijn mijn alles. Zij komen altijd op de eerste plaats, daarna komen mijn familie en vrienden en dan pas mijn werk als docent culturele en kunstzinnige vorming op een middelbare school in Breda. Ik houd ervan om mijn kennis en kunde over te brengen op mijn leerlingen, om ze schoonheid op een andere manier te laten ervaren, om ze anders naar dingen te laten kijken, maar dat is niet mijn levensdoel. Voor Judith ligt dat anders, zij is haar identiteit steeds meer gaan ontlenen aan haar werk voor linn. Het slokt haar al tijden volledig op en soms vraag ik me af of dat wel zo gezond is. Ik mis het ouderwets samen lachen, de ongedwongenheid, gesprekken over niets die niet worden overschaduwd door wereldproblemen. Ik mis gewoon mijn kleine zusje. Een zachte warme hand pakt de mijne. Sophia is wakker en kijkt me slaperig aan. Haar prachtige lange donkere haren liggen uitgewaaierd over haar kussen. Ze is echt een verschijning. Zo iemand die een hele kamer stil krijgt als ze binnenloopt op een feestje. Alles klopt aan haar. Alsof Michelangelo zich persoonlijk met haar schepping heeft bemoeid. Sophia is het mooiste kunstwerk dat ik in mijn leven heb gezien en ik verbaas me er nog steeds over dat ze mij heeft uitgekozen als haar levenspartner. Ik kruip dichter naar haar en Kees toe en samen bakeren we ons mannetje in.

‘Konden we maar altijd zo blijven liggen,’ fluistert Sophia terwijl ze zachtjes over mijn wang streelt.
‘Zullen we vandaag spijbelen?’ stel ik voor. ‘Gewoon één dagje lekker cocoonen met zijn drietjes. Iedereen loopt te snotteren dus een extra ziekmelding valt niet op.’
‘Als ik die presentatie vandaag niet had, dan zou ik onmiddellijk ja zeggen,’ verzucht ze.
‘O ja, die presentatie, sorry, helemaal vergeten.’ Sophia is grafisch ontwerper bij een groot marketingbureau en ontwerpt reclamecampagnes voor grote bedrijven.
‘Was je al vroeg wakker?’ vraagt ze.
‘Halfuurtje of zo. Ik lag wat te mijmeren over vroeger.’
‘Zussie?’
‘Je kent me te goed.’
‘En je papa? Het is bijna vijftien jaar geleden, toch?’
Ik knik. ‘Waar blijft de tijd?’ zeg ik terwijl ik naar ons kleine mannetje kijk. Hij ligt nog steeds diep te slapen ondanks ons zachte geklets.
‘Jammer, hè, dat je vader hem nooit heeft gekend.’
‘O, hij zou zo trots zijn geweest. Een kleinzoon! En hij zou ook dol zijn geweest op jou. Papa was nog ruimdenkender dan mama. “Als je maar gelukkig bent, mèske,” zou hij gezegd hebben met dat heerlijke Brabantse accent van hem.’
‘Zou je het niet fijn vinden om hem samen met Judith en je moeder te herdenken op een speciale plek? Gewoon jullie met zijn drietjes, herinneringen ophalen.’
‘En jij en Keesje dan?’
‘Over ons hoef je je geen zorgen te maken. Wij redden ons wel, hè Kees?’ Ze geeft hem een kusje op zijn kruin en snuift zijn geur op.
‘Maar ik weet niet of ik het zonder jullie red.’ Ik zeg het met een lach, maar er zit wel een kern van waarheid in. Sinds Kees is geboren, zijn Sophia en ik nooit meer los van elkaar op pad geweest en al helemaal niet zonder Kees. Noem het tuttig of overdreven, maar hij is ons cadeautje waar we elke dag zelf van willen genieten.
‘Slijmerd.’ Sophia knijpt me plagend in mijn zij. ‘Jullie gingen vroeger toch altijd skiën in Duitsland?’
‘Klopt. Elke kerstvakantie gingen we naar Garmisch-Partenkirchen en voor we naar huis gingen, pikten we dan nog het schansspringen op nieuwjaarsdag mee. Als toeschouwer, hè. Pap was er dol op. Na zijn dood zijn we er nooit meer geweest.’
‘Misschien wordt het eens tijd om die oude traditie weer op te pakken?’
‘Ik zou best weer een keer terug willen met Judith en mama naar Garmisch-Partenkirchen, maar niet met kerst. Geen denken aan dat ik de feestdagen zonder jou en Kees doorbreng. Bovendien denk ik niet dat jouw familie het kan waarderen als we niet meehelpen om die grote kalkoen op te eten die je moeder elk jaar op tafel zet.’
‘Mama en haar kalkoen,’ zegt Sophia grinnikend.
‘Dat is ónze familietraditie.’
‘Maar misschien is de voorjaarsvakantie wel een mooi moment. Met de sneeuwzekerheid zit het daar door de gletsjer op de Zugspitzplatt tot ver in het voorjaar wel goed. Ik zal Judith en mijn moeder eens polsen of ze er wat voor voelen.’

Het schelle geluid van de wekker verstoort de rust en de vredige sfeer. Ik geef een klap op het apparaat om hem op snooze te zetten. Samen met Sophia kus ik Keesje wakker. Ik smelt van de dromerige blik in zijn ogen en zijn slaperige lach en wil voor altijd in dit moment blijven hangen. De wekker gaat voor een tweede keer en brengt me terug naar de realiteit. Er is nog een wereld daarbuiten die op me wacht. Nou ja, misschien niet een hele wereld, maar wel een klas met pubers.

2

Kees laat mijn hand los zodra we het speelpleintje van het kinderdagverblijf op lopen. Guus en Tess – de kinderen met wie hij het meeste optrekt – prikken met takjes in de buik van de indrukwekkende sneeuwman die sinds gisteren midden op het plein staat. Miek, een van de vaste krachten, staat ernaast met haar handen in haar zakken en haar gezicht grotendeels verstopt achter een sjaal. Ze draagt een roze gebreide muts op haar hoofd en de pompon die erbovenop zit gaat eigenwijs heen en weer als ze haar hoofd beweegt. Ze is omringd door vaders die speciaal voor haar de kou hebben getrotseerd en haar stuk voor stuk proberen te imponeren. Glimlachend loop ik samen met Kees door de platgetrapte sneeuw naar het groepje toe en Miek kijkt me dankbaar aan.
‘Ik kom je redden,’ zeg ik geluidloos. Nadat ik iedereen gegroet heb, trekken de kinderen onze aandacht. Guus en Tess laten de sneeuwpop voor wat hij is en lopen naar Kees toe. Ze geven hem tegelijkertijd een kus op zijn wangen. Guus links, Tess rechts. Hij geniet zichtbaar van de liefkozingen en mijn hart stroomt over van liefde voor die peuters. Daarna lopen ze hand in hand naar de ingang van het kinderdagverblijf en geven Miek daarmee een legitiem excuus om de vaders gedag te zeggen en de kinderen mee naar binnen te nemen. Ik loop met haar mee naar de deur en vraag Kees om een kus. Hij geeft me een kleffe pakkerd op mijn mond en laat zich braaf door me omhelzen.
‘Mama Sophia komt je straks ophalen.’
‘Kee.’

Daarna glipt hij naar binnen en kijkt niet meer om. Hoe anders was dat een jaar geleden toen Sophia en ik hem voor het eerst naar de opvang brachten. Moord en brand was er niets bij. Ik kijk op mijn horloge en zie dat ik moet rennen. De school waar ik werk is aan de andere kant van de stad en op dit tijdstip altijd lastig bereikbaar door de drukte. Het lukt me altijd maar net om op tijd te zijn als ik vroeg ben ingeroosterd op de nieuwe dependance. Het hoofdgebouw van mijn school zit vlak bij Kees’ kinderdagverblijf en dat was, buiten dat het heel goed aangeschreven stond, een van de voornaamste redenen om Kees hier in te schrijven. Het wegbrengen van Kees ging in één moeite door als ik naar mijn werk ging. Tot een halfjaar geleden. Toen opende mijn school een nieuwe dependance aan de andere kant van Breda en werd het grootste deel van mijn lessen daarheen verplaatst. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om Kees bij een kinderdagverblijf onder te brengen dat meer op de route lag. Los van de wachttijden heeft hij het zo naar zijn zin op zijn huidige plek. En wat voor mij en Sophia minstens zo zwaar telt, is dat we hier geen gekke opmerkingen krijgen omdat Kees twee moeders heeft en ze hem net zo behandelen als de andere kinderen. We zouden het niet kunnen verdragen als Kees gepest zou worden vanwege keuzes die wij hebben gemaakt. In gedachten verzonken steek ik de straat over en spring snel weer op de stoep als ik opschrik van luid getoeter. Het is de vader van Yolande, die gelukkig beter oplet dan ik. Ik zwaai verontschuldigend naar hem en hij steekt zijn duim op. Aan zijn bleke gezicht zie ik dat hij nog erger geschrokken is dan ik. Ik maak een pas op de plaats, kijk naar rechts, naar links en weer naar rechts zoals ik dat Kees al honderden malen heb ingeprent. Soms zou ik wat beter naar mezelf moeten luisteren. De weg is deze keer echt vrij en ik sprint naar mijn auto. Terwijl ik de motor start en de gordel omdoe, denk ik terug aan Sophia’s idee om mijn vader te gaan herdenken met Judith en mama in Garmisch-Partenkirchen. Hoewel ik er als een berg tegen opzie om Sophia en Kees een week te moeten missen, spreekt het idee me steeds meer aan. En wat is een week? Ik mis mijn vader al vijftien jaar en dat heb ik ook overleefd. Ik verbaas me er nog steeds over dat ik zo huismusserig ben geworden. Het is een schril contrast met het actieve uitgaansleven dat ik vroeger had. De liefde en het moederschap hebben iets met me gedaan. Ik zou voor geen goud meer terug willen naar de tijd ervoor. Ik doe mijn oortje in, scrol door mijn contacten naar Judiths nummer en zoek verbinding. Ik maak me al op voor het inspreken van haar voicemail als ik haar heldere stem in mijn oor hoor. Het maakt niet uit hoe vroeg het is, Judith staat altijd aan.
‘Maaik!’ Op de achtergrond hoor ik een hoop geroezemoes.
‘Zit je in de trein?’
‘Yep. Op weg naar kantoor en daarna een werkbezoek.’
‘Druk zeker?’
‘Jazeker, ik kon nog net een zitplaats krijgen.’
‘Reis je niet eersteklas?’
‘Nee joh, veel te decadent. Ik werk voor de “gewone mens” dus daar wil ik ook tussen zitten. Levert veel interessante praatjes en nieuwe inzichten op.’
‘Dus eigenlijk is elke treinreis een werkbezoek.’
‘Ha, ja, zo zou je het wel kunnen zeggen. Is er iets?’
‘Moet er altijd iets zijn om mijn zus te bellen?’
‘Nee, zeker niet, maar we hebben elkaar al even niet gesproken en normaal bel je niet zo vroeg.’
‘Nou, het is gewoon alweer veel te lang geleden dat we elkaar spraken. Ik heb Keesje net naar de opvang gebracht en ben op weg naar mijn werk.’
‘Met de auto?’
‘Ja.’
‘Heb je al een elektrische?’
‘Nee, Juut, dat kan ik niet betalen. Ik hou net als jij ook erg van de natuur, maar ik moet roeien met de riemen die ik heb.’
‘En de trein dan?’
‘Dat kost me minstens twee keer zoveel tijd. Ik moet helemaal naar de andere kant van de stad en ik moet al voor dag en dauw mijn nest uit. Je weet dat ik geen ochtendmens ben. Dus, stop maar met je poging om me te heropvoeden, want dat heeft geen zin.’
‘Hm, we hebben het er wel een andere keer over.’
‘Hé, luister, ik heb een ideetje. In februari is het vijftien jaar geleden dat papa stierf en misschien is dat een mooi moment om hem samen met mama te herdenken in de voorjaarsvakantie? In Garmisch-Partenkirchen.’


Het valt stil aan de andere kant van de lijn en even denk ik dat de verbinding is verbroken.
‘Juut?’
‘Ja, ik ben er nog, ik denk na.’
‘Waar moet je over nadenken?’
‘Over hoe ik dat in godsnaam in mijn schema kan passen.’
‘Doe jij naast werken ook nog weleens iets anders? Het leven bestaat echt uit meer.’
‘Op dit moment kan ik dat “meer” er niet bij hebben. Misschien over een tijdje.’
‘Ik maak me zorgen om je, Judith. Je begeeft je zo’n beetje dag en nacht in een politiek wespennest. Buiten je werk om heb je niks meer. Geen relatie, geen vrienden, mama en ik spreken je nog amper en Keesje weet niet eens hoe zijn tante eruitziet. Ik mis je. Ik mis mijn kleine zusje.’
‘Qua relatie ben ik de juiste gewoon nog niet tegengekomen. Het is lastig om een gelijkgestemde te vinden, hoor. Jij hebt gewoon heel veel mazzel met Sophia. En vrienden heb ik ook heus wel. Ik ga met een paar leuke collega’s regelmatig nog een afzakkertje doen.’
‘Collega’s zijn geen vrienden, Judith, en een relatie gaat ook niet vanzelf. Daar moet je in investeren. Dat kost tijd, maar je krijgt er ook heel veel voor terug.’
‘Tijd is nou precies waar ik een chronisch gebrek aan heb. Je kunt niet investeren als de middelen je ontbreken.’
‘Jaja, oké. Maar ik wil gewoon even met mijn zus kletsen. Of is dat door je tijdgebrek ook te veel gevraagd?’
‘Sorry, Maaik, maar je moet begrijpen dat ik overloop. Ik heb zoveel dossiers op mijn bordje.’
‘Garmisch-Partenkirchen,’ herinner ik haar aan het doel van mijn telefoontje. ‘Voorjaarsvakantie. Weekje skiën. Eén weekje moet er toch wel afkunnen, Judith? Voor papa.’
‘O, ga nou niet die emotionele kaart trekken. Alsof ik niks om papa zou geven als ik niet meega.’
‘Dat hoor je mij niet zeggen.’
‘Nee, maar zo voelt het wel.’
‘Ik wil gewoon echt heel graag dat je meegaat. Even qualitytime. We hadden zoveel lol vroeger.’
‘Je hebt Sophia nu toch om lol mee te maken?’
‘Sophia is een verrijking, geen vervanging. Ik heb maar één zus. Dat geldt voor jou ook trouwens. Ik zou maar een beetje zuinig op haar zijn. Je hebt gezien bij papa hoe snel het kan gaan. Niks is vanzelfsprekend, Judith, als iemand dat zou moeten weten, dan zijn wij het wel.’

Weer is het even stil. Dan een diepe zucht.
‘En mama komt ook?’ ‘Mama weet nog van niks. Ik wilde eerst jou even polsen.’
‘De voorjaarsvakantie zei je?’ Ik hoor geblader op de achtergrond als ik dat beaam.
‘Als ik het combineer met een werkbezoek kan ik er misschien wat dagen aan vastplakken.’
Nu zucht ik diep. ‘Natuurlijk, een werkbezoek, want je familie alleen is niet genoeg reden om te komen.’
‘Doe niet zo flauw, Maaik. Je weet dat ik het niet zo bedoel.’
Bijna herhaal ik haar eigen woorden: dat ze het misschien niet zo bedoelt, maar dat het voor mij wel zo voelt, maar ik slik ze toch maar in.
‘Wat valt er in vredesnaam te werkbezoeken in Garmisch-Partenkirchen?’ mompel ik in plaats daarvan.
‘De gletsjer, Maaike, de gletsjer! We proberen met nieuwe wetgeving te voorkomen dat het ding nog verder smelt dan het al doet. Ik sta mede aan de basis van een aanpassing in de conceptwet Europese Natuurgebieden die gletsjergebieden extra moet gaan beschermen. We moeten de wet er nog door zien te krijgen, maar zoals het er nu naar uitziet wordt dat nog slechts een formaliteit. linn, Die Grünen en nog wat andere partijen met hart voor de natuur zullen allemaal voor stemmen. Dit wordt echt een enorme overwinning voor het milieu. Historisch!’
Eerder hysterisch, denk ik een beetje cynisch als Judith hoogdravende dingen in mijn oor blijft tetteren.
‘Juut, luister even naar me,’ probeer ik haar te overschreeuwen. ‘Klinkt allemaal prachtig en groots, maar ik wil gewoon een weekje ouderwets skiën met je en daarna de kroeg in om te hossen op après-skinummers, meebrullen met schlagers en de polonaise lopen met mama voorop. Gewoon even echt samen zijn. Denk je dat je het misschien een weekje kunt opbrengen om je familiebanden te beschermen in plaats van een gletsjer?’ Ik kan de ergernis en teleurstelling in mijn stem niet langer verbergen ook al weet ik dat ik haar ermee kwets.
‘Leg het maar aan mama voor. Als zij meegaat, dan kom ik ook,’ zegt ze met vlakke stem. ‘Maar ik weet niet of ik het kan maken om te gaan skiën. Weet je wel hoeveel schade het toerisme dat gebied toebrengt? Ik strijd er met mijn partij juist voor om de commercie terug te dringen en de natuur weer meer ruimte te geven. Ik moet dat echt even overleggen in de partij.’
‘Oké, ik bel je nog.’

Ik mompel iets van een groet en hang op. Ik kan het even niet meer opbrengen om haar aan te horen of met haar in discussie te gaan. Alles wat ze doet, alles wat ze is, is politiek. Er gaat niets meer spontaan, alles wordt tig keer uitgedacht en moet de goedkeuring hebben van spindokters. Het is toch belachelijk dat ik op mijn kop moet gaan staan om mijn zus eens een paar dagen voor mezelf te hebben? Ik acht de kans dat mama meegaat niet heel groot. Sinds ze een paar maanden geleden haar knie heeft verdraaid met tennis legt ze liever een kaartje op de bridgeclub dan dat ze fysiek actief bezig is. De helft van de tijd in een appartement doorbrengen terwijl Judith en ik aan het skiën zijn, daar is voor haar geen lol aan. Want noem me naïef, maar er gaat geskied worden! Als ik me goed voorbereid en genoeg argumenten verzamel, dan lukt het me vast om Judith op die latten te krijgen.

Verder lezen?

Gletsjer

Maaike en haar zus Judith zijn samen op skivakantie in Duitsland. Vroeger gingen ze jaarlijks naar het gebied Garmisch-Partenkirchen, maar door Judiths politieke carrière zijn zulke tripjes onmogelijk geworden. Wat begint als een weekje optimale zussentijd, verandert in een regelrechte ramp wanneer Judith verongelukt. Maar was het daadwerkelijk een noodlottig ongeluk? Maaike gelooft er niks van en gaat op onderzoek uit.

€ 17,50