Heb jij ‘In de verte, de zee’ al gelezen en wil je dit boek graag bespreken in een leesclub?

Of reflecteer je na het lezen graag nog wat langer over het verhaal?

Dan kan je onderstaande leesclubvragen gebruiken.

Veel plezier!

Leesclubvragen

1. Stel je voor dat je een van Bea’s ouders was en in Londen woonde tijdens de oorlog. Zou jij je kind naar Amerika evacueren?
2. Hoe zou jij je voelen als jouw gezin een jong meisje uit een ander land zou opnemen?
3. Wat voor uitwerking heeft het verstrijken van de tijd in de roman op jouw leeservaring? Wat vond je van de wisseling in de perspectieven van de personages?
4. Waarom denk je dat de auteur zich niet alleen heeft beperkt tot het perspectief van Bea en de familie Gregory, maar er ook voor heeft gekozen om Millies en Reginalds perspectief op te nemen?
5. Het huis in Maine speelt een belangrijke rol in het leven van de familie Gregory. Wat betekent deze plek voor de drie kinderen? Verandert dit naarmate ze ouder worden?
6. Het leven in Londen tijdens de oorlog was heel anders dan het leven in Massachusetts. Hoe beïnvloedt deze omgeving de personages en de keuzes die ze maken?
7. Als lezer zie je Bea opgroeien tot tiener, jongvolwassene en uiteindelijk een dertiger worden. Welke veranderingen in haar persoonlijkheid bemerk je met de jaren?
8. Tijdens de oorlog corresponderen en schaken Ethan en Reginald met elkaar via ansichtkaarten. Kwam deze vriendschap als een verrassing voor jou? Waarom denk je dat de auteur deze band gecreëerd heeft?
9. In het allereerste begin van de roman is er al sprake van een afstand tussen Beatrix en haar moeder Millie. In hoeverre wordt die afstand, die ook de volwassen Beatrix nog voelt, bepaald door het feit dat haar vader Reginald haar liet denken dat het Millies beslissing was om haar naar Amerika te sturen? Denk je dat hun relatie anders zou zijn geweest als Beatrix veel eerder de waarheid had geweten?
10. Welke verschillende uitwerkingen heeft verdriet op elk personage? Kon je je bij het verdriet van een specifiek personage beter inleven dan bij dat van andere personages?
11. ‘Het voorbije is slechts het voorgaande’ uit De storm van Shakespeare komt meerdere keren voor in de roman (bladzijde 285 en 396). Hoe interpreteren Bea, William en Gerald dit citaat, denk je?
12. Gerald zegt tegen Rose: ‘William was altijd op zoek naar de volgende prikkel, dat weet je. Maine zou hem niet hebben geholpen’ (bladzijde 343-344). Waar was William werkelijk naar op zoek volgens jou? Heeft hij dat ooit gevonden?
13. Heb je eerder historische fictie gelezen? In hoeverre past deze roman binnen het genre?
14. Vond je het moeilijk om afscheid te nemen van de personages toen je het boek uit had?