Het vooroordeel blijkt hardnekkig: keepers zijn gek, zonderling of op zijn minst anders. Leo Oldenburger duikt in de voetbalhistorie om dit vooroordeel voorgoed te bevestigen. Twee van zijn verhalen uit Keepers zijn gek lees je hier!
Zeker in de jaren zestig en zeventig was het gemeengoed. Iedereen deed het. Paffen. Roken. En waar er tegenwoordig zelfs buiten op meer en meer plaatsen sprake is van een rookverbod, stak vroeger iedereen overal en nergens een peuk op. In de bus. In het vliegtuig. Op tv.
Gezellig.
Op en rond voetbalvelden werd het grootste rookgordijn altijd opgetrokken door trainers. Waar er nu een rookverbod geldt, stond het vroeger in de dug-outs waarlijk blauw van de rook. Trainers als Ernst Happel, Fritz Korbach en Leo Beenhakker staken de ene met de andere sigaret/sigaar aan. Een rokende trainer was eerder regel dan uitzondering.
Keepers rookten ook. Dat het een aard had. De door velen als allerbeste keeper aller tijden bewierookte Lev Yashin was een roker. Een kettingroker. Volgens de overlevering pafte hij wel tot aan vier pakjes per dag weg. Deze uiterst ongezonde levensstijl zorgde er zelfs voor dat zijn bloedvaten dusdanig dichtslibden dat zijn been moest worden afgezet.
Ricardo Zamora, de vooroorlogse gigant in het Spaanse doel, rookte naar verluidt drie pakjes per dag. En ook Jan Jongbloed, die liefst twee WK-finales het Oranjedoel verdedigde, was een verstokte roker. Zeker wanneer vlak voor de wedstrijd de zenuwen hem parten begonnen te spelen. ‘Vlak voor elke wedstrijd was ik bloednerveus, had een enorme faalangst. Ik moest ook steeds naar de wc. Dan rookte ik stiekem een sigaretje. Puur van de zenuwen.’
Maar niet alleen Jongbloed, ook de enige andere Nederlandse keeper die ooit een WK-finale actief mocht meemaken, bezweek nog weleens aan de verlokkingen van een sigaret: Maarten Stekelenburg stak regelmatig de brand in een peuk.
Tik op een internetzoekmachine de woorden ‘smoking goalkeeper’ in en je komt een foto tegen van een keeper die rookt. Tijdens een wedstrijd nog wel. De doelman in kwestie is John Osborne van West Bromwich Albion, die een sigaretje aangeboden door een meelevende fan vriendelijk accepteert. Dat Osborne een sigaretje rookt tijdens de wedstrijd, daar keek destijds niemand van op. Osborne was een eersteklas zenuwpees, moet u weten. Iemand die wedstrijddagen haatte.
Voor aanvang van de wedstrijden, terwijl zijn ploeggenoten al in de spelerstunnel stonden te trappelen van ongeduld, was Ossie, zoals zijn weinig originele bijnaam luidde, immer op het toilet te vinden, zenuwachtig aan een peuk lurkend.
En soms nam hij dus tijdens wedstrijden de gelegenheid te baat er stevig op los te walmen, zoals in de wedstrijd tegen Queens Park Rangers. Waarvan het bewijs dus op internet te vinden is.
Rokende keepers tijdens competitiewedstrijden. Vroeger was dat geen punt, maar door evolutie van het materiaal veranderde dit. Het werd er namelijk allemaal niet eenvoudiger op toen keepers keepershandschoenen gingen dragen.
Gedoe.
Tegenwoordig is roken ongezond en vies. Driewerf bah! Om van een heksenjacht te spreken gaat wellicht wat ver, maar het zal niet voor het eerst zijn dat een roker als een melaatse wordt behandeld. Maar ondanks de zeer sterke antirookcampagne, zijn ze nog steeds te vinden, de verstokte rokers. Ook onder keepers.
Wojciech Szczęsny is er zo eentje die het roken niet kan laten. En dat levert hem naast een schorsing en een boete ook een bedenkelijk imago en eeuwige hoon op.
We schrijven de datum 1 januari 2015. Arsenal, de club van de Poolse keeper, speelt de competitiewedstrijd tegen het ietwat lager ingeschatte Southampton. Maar The Gunners laten zich in St. Mary’s Stadium met 2-0 verrassen en blazen een weinig triomfantelijke aftocht. Maar dat is niet het enige blazen dat Szczęsny doet. De keeper, die al vaker gesnapt is met een peuk tussen zijn lippen, blaast kort na de wedstrijd ook sigarettenrook uit. Terwijl hij onder de douche staat!
Hoe dan?
Ondanks deze afschrikwekkende en door sommigen als buitenproportioneel bestempelde straf, lukt het Szczęsny maar niet om te stoppen met roken. Want slechts een paar maanden nadat hij onder de douche werd betrapt, wordt hij weer met een sigaret gezien. In Polen deze keer. Als hij zich in Warschau met de nationale ploeg voorbereidt op de ek-kwalificatiewedstrijd tegen Georgië, blaast hij even ontspannen letterlijk stoom af. Een moment dat wordt vereeuwigd door een paparazzo.
Weer komt de keeper onder vuur te liggen en weer brandt hij zijn vingers aan een sigaret.
Terwijl de veldmaarschalk stuurs turend de falende troepen aanschouwt, worden de gereedstaande reservisten door de onderofficier van dienst over de nieuw te volgen tactiek op de hoogte gebracht. Druk wijzend en gebarend. Wat te doen bij corners voor en tegen? Wat te doen bij vrije trappen?
Zouden die Ajaxinvallers überhaupt weten met wie ze van doen hebben? Ik gok dat het overgrote deel geen idee heeft. Een nadere introductie kan derhalve geen kwaad.
Carlo l’Ami wordt op 20 juli 1966 geboren in Leiden. Hij wordt keeper bij het Wassenaarse Blauw-Zwart om vervolgens in het betaald voetbal een ruim bemeten rondreis te maken langs Excelsior, PSV, SVV, Dordrecht ’90, SVV/Dordrecht ’90, Heracles, Sparta, Heerenveen, Cambuur, Telstar en Feyenoord. Soms als eerste keeper, maar veel vaker nog als tweede of soms zelfs derde keus. Een sluitpost, ook op de begroting. Niet de meest getalenteerde van alle keepers in die periode, maar wel steevast een der meest toegewijde.
Nee, een uitgesproken toptalent is doelman L’Ami nimmer geweest. Maar toch heeft hij het jarenlang volgehouden in het betaald voetbal. Met name dankzij zijn onberispelijke arbeidsethos. Want aan werken heeft hij nooit een broertje dood gehad. Zijn voormalig ploeggenoot Gert Jan Verbeek vertelde ooit een verhaal dat Carlo l’Ami bij uitstek typeert.
Die ballen legt L’Ami vervolgens op verschillende plaatsen in de zestien neer en trapt ze weg. Haalt ze weer op, legt ze neer en trapt ze weer weg. Serie na serie. Woensdag na woensdag. Om doel- en uittrappen te oefenen. Urenlang in zijn eentje. Om zich te verbeteren. L’Ami was, dat moge duidelijk zijn, een snoeiharde werker. Een fanatiekeling zonder weerga, een vakidioot of, zoals hij het zelf zegt, ‘een perfectionist’.
In de zomer van 1992 is L’Ami, na zijn periode bij Heracles, clubloos. De Leidenaar besluit niet bij de pakken neer te zitten, maar juist de camper te pakken. Hij begint aan een roadtrip door België, vastberaden om bij onze zuiderburen een geschikte club te vinden. Zo parkeert hij zijn hele hebben en houden bij clubs als Harelbeke, Turnhout, Overpelt en Cercle Brugge. Met slechts de vraag of hij mag meetrainen. Vaak is het antwoord negatief.
Uiterlijk nauwelijks uit het lood geslagen vervolgt hij desondanks zijn pad. Met zijn eigen bed en wc aan boord en een zwangere vrouw thuis. Met de seconde krapper bij kas ook. In België komt de vriendelijke L’Ami uiteindelijk niet aan bod en dus moet hij op zijn schreden terugkeren. In Rotterdam, bij Sparta, is nog wel een plaatsje vrij om zijn keepersloopbaan te verlengen. Zodat er geld in het laatje komt om babykleertjes voor zijn inmiddels pasgeboren dochter van te kopen.
Hoewel hij de fundamenten blijft leggen voor een solide familiebasis, blijkt L’Ami desalniettemin een clubhopper. Meestentijds tegen wil en dank in het eigen koude kikkerland. Maar ook buiten de poorten blijft hij, na het mislukte camperavontuur in België, proberen zijn carrière een buitenlandse wending te geven. Veel verder dan wat telefoon- en faxverkeer naar Japan komt het feitelijk nooit. Een Chinees avontuur lijkt er daarentegen wel te komen. Veertien dagen lang is hij in China en alles lijkt in kannen en kruiken. Een club, een goed salaris, een woning en een auto. Maar ook hier draait het uiteindelijk op niets uit en komt hij in Friesland terecht. Daar is hij tussen 1993 en 1996 in dienst van zowel Heerenveen als Cambuur. Zijn laatste halte is Rotterdam-Zuid. Als keeper in De Kuip komt hij nog tot drie wedstrijden voor Feyenoord.
Na zijn actieve periode wordt L’Ami keeperstrainer. Eerst in Rotterdam bij de Feyenoordjeugd en Excelsior, en vervolgens bij Ajax. Zeker gezien de waslijst aan clubs uit de regio Rijnmond lijkt die laatste stap niet heel logisch, maar het is er wel een die goed uitpakt. Voor beide partijen, zoals we wekelijks op tv kunnen zien wanneer hij het nog een keertje uitlegt aan de gretige spelers die op het punt staan in te vallen. En precies weten wat ze moeten doen dankzij de uitleg van Carlo l’Ami. Als ze tenminste naar hem hebben geluisterd.
Leo Oldenburger (1965) werkt alssportcommentator voor Fox Sports Eredivisie, Fox Sports International en SBS 6. Ook geeft hij commentaar bij de wedstrijden van het Nederlands elftal. Hij schreef een aantal sportboeken, waaronder Het grote keepersboek, speciaal voor keepers tussen de 8 en 14 jaar. Zijn nieuwe boek Keepers zijn gek verschijnt 29 mei 2018.