Namen als klokken
Stripauteur en cartoonist Johan De Moor is de zoon van Bob De Moor, auteur van reeksen als Barelli en Cori, rechterhand van Hergé bij Studios Hergé en een tijdje artistiek directeur van het weekblad Kuifje. ‘Ik heb zo’n beeld van mijn vader die aan moeder van alles aan het uitleggen was over het weekblad Kuifje. Ik hoorde namen zoals ‘Dessicy,’ ‘Evany’… Die namen klonken bijna als klokken in mijn hoofd. Vanaf het moment dat ik kon zien, keek ik in het weekblad, ik moet zo’n vier à vijf jaar geweest zijn. Ik hield van beeldverhalen, van Vandersteen en dan vooral van zijn serie De Familie Snoek, die absurde humor, gekoppeld aan dat sociale. Die familie had het niet breed en toch werd daar humor rond gemaakt, dat moet je kunnen.
En in het weekblad Kuifje, Johan, wat waren daar jouw favoriete strips?
Johan De Moor: Dat is een goeie, maar ambetante vraag, want smaken evolueren, als kind, als puber. Maar eigenlijk hield ik van alle strips, zelfs van Toenga (lacht) of van Pechvogel, een nu vergeten strip over een taxichauffeur, strips die je verbeelding deden openbloeien. Nu zijn de verhalen van Jacobs eerder voor volwassenen geschikt, ik las ze toen ik zes, zeven jaar was. Kinderen hebben vandaag Studio 100, wij hadden Het Gele teken. De uitgevers van toen bekeken de jeugd anders dan die van nu.
Hollywood
Wat was de vonk voor jouw hommageverhaal in deze Kuifje Special 77 jaar?
Ik discussieerde met de mensen van de uitgeverij – ik maak trouwens ook de affiche – en vertelde hen: dat weekblad Kuifje is toch eigenlijk het verleden, dat is passé, we hoeven dat toch niet te sacraliseren. Dat ben ik, we moeten er toch een beetje mee kunnen lachen. In het verhaal ga ik Kuifje opzoeken, maar die is nooit thuis, die is altijd bezig. En het weekblad zelf is toch maar een blaadje, eerder een brochure. Als je nu de tijdschriften bekijkt, dan zijn dat dikke weekbladen, maar toen waren het maar een paar velletjes.
Het weekblad behoort tot de geschiedenis, is opgehouden in de beginjaren negentig. Mensen die nu 30 à 40 jaar zijn, weten niet meer dat het bestond. De perceptie is dus bizar.
Is het weekblad meer dan enkel een mooi stukje geschiedenis?
Het weekblad behoort tot ons patrimonium, maar wel met een hoge waarde. Want wat een belangrijk stuk geschiedenis was het weekblad Kuifje! Omwille van de verbeelding die erin naar boven borrelde. Een poule tekenaars die werkten met dat imaginaire en ons dat toonden in het weekblad. Het imaginaire werd ook een referentie die in het dagelijks leven sloop. We zijn een ‘tekenvolkske’. Ik heb daar een theorie over. België werd zo dikwijls bezet door vreemde legers en wij Belgen moesten onze mond houden. Wat deden we dus? We sloten onze ramen, deden de luiken dicht en begonnen te tekenen, om het allemaal te relativeren en te ridiculiseren.
Nu leest men graphic novels en zijn die verhalen dikwijls intimistisch, maar in het weekblad Kuifje werd het Avontuur met de grote A gebracht. Het weekblad Kuifje was ons Hollywood!
Altijd zonnig
Voor het langste hommageverhaal uit de bundeling werken topscenaristen Zidrou en Falzar samen. Ze schreven ook het scenario voor gags van Dommel en Robin Hoed en een kortverhaal van Luc Orient, eveneens in de Kuifje Special opgenomen. Ze zijn beiden beginjaren zestig geboren, de ideale doelgroep voor het weekblad Kuifje?
Zidrou: Dinsdag, de dag dat het weekblad Kuifje verscheen, was mijn favoriete dag van de week. Tussen mijn negen jaar en een half en mijn twaalf jaar was ik verslaafd.
Falzar: Ik kan dit alleen maar bevestigen. Dinsdag was het altijd zonnig.
Wat trok jullie in het weekblad aan?
Zidrou: Vooral het feit dat je wekelijks een serie moest en kon volgen, denk ik, dat feuilletonachtige was de bestaansreden voor een stripweekblad. Ik had natuurlijk mijn geliefkoosde series, maar het verhaal Guerrilla voor een spook van Bernard Prince heeft me toch gebrandmerkt, zeker de scène die Falzar en ik in het huldeverhaal gebruikt hebben.
Falzar: Het realisme van de verhalen sprak mij erg aan. Ik hield ook van de lezersrubriek, zo kreeg je een band met de redactie.
Greg
Wat was het hoogtepunt van het bijna vijftigjarig bestaan van het weekblad volgens jullie?
Zidrou: Het weekblad Kuifje eind jaren zestig, begin jaren zeventig, toen Greg aan het roer stond, charismatische hoofdredacteur en talentrijke scenarist. De Frans-Belgische strip was nog redelijk jong, was nog in volle evolutie. Het weekblad Kuifje was daar de perfecte illustratie van: helden begonnen te twijfelen, te trouwen, te verliezen … De deur stond open voor series als Buddy Longway of Jonathan.
Falzar: Ik kan het niet beter verwoorden.
Naar welke strips uit het weekblad keken jullie in het bijzonder uit?
Zidrou: Dat hing een beetje van de inhoud af, maar over het algemeen las ik de strips in de volgorde van het blad. Soms sloeg ik verhalen over die me wat minder aanspraken om ze dan achteraf te lezen en zo van ‘mijn’ Kuifje tot de laatste druppel te genieten.
Falzar: De stripverhalen op scenario van Greg, en vooral als ze door Hermann (Comanche, Bernard Prince) of Vance (Bruno Brazil) werden getekend. Ik las alles, ook alle brieven (2000 antwoorden), de kleine annonces (op zoek naar een niet meer verkrijgbaar album, bijvoorbeeld). Bij de grote advertenties sloeg ik wel die voor onder andere bromfietsen, scheermesjes en yoghurt over. En oh ja, ook de DIY-pagina’s over het maken van maquettes van vliegtuigen uit de Tweede Wereldoorlog las ik niet.
Barney Jordan
Hoe kwam jullie hommageverhaal Guerilla voor een held tot stand?
Zidrou: Het was een idee dat Falzar en ik al lang hadden, eigenlijk altijd al. Toevallig vond hij net als ik dezelfde beroemde scène waarin Barney Jordan in een heel precaire situatie is terechtgekomen een cultscène (enkel voor ons, hé!). Enkele jaren geleden overwoog ik om een scenario te schrijven over mijn passie als kind voor het stripverhaal en ik wou spelen met mijn initialen: ‘B.D.’ (n.v.d.r. Bande Dessinée). B staat dan voor Benoît, D voor Drousie (n.v.d.r. Zidrou’s echte naam). Deze gelegenheid maakte de twee dieven, zoals ze zeggen.
Falzar: Zoals het personage François in het hommageverhaal voor Bernard Prince doet, hebben we pagina’s van bepaalde helden, die niet de eer hadden in het originele album te figureren, toch in het verhaal verwerkt. Zo ‘bewerkte’ Benoit bijvoorbeeld albums van Rififi (Mouminoux) en ik enkele van Wasterlain (Bob Moon en Titania). ‘Te gek’, zeg ik je!
Er spreekt veel liefde vovor de strip uit jullie verhaal. Is het min of meer autobiografisch?
Zidrou: Geïnspireerd in ieder geval, zoals ik zojuist heb bekend. Sterk geïnspireerd.
Snoesje
Clara, het weekblad Kuifje hield in 1993 op te bestaan. Jij kon dus niet elke week naar de krantenzaak hollen om de nieuwe Kuifje te halen ;-), maar wist je dat er naast het strippersonage Kuifje ook nog een weekblad bestond dat die naam droeg?
Clara Lodewick: In 1993 was ik nog lang niet geboren, als kind kon ik Kuifje dus niet in de krantenwinkel kopen. Maar ik kende het weekblad wel, en tijdens mijn studies in Saint-Luc heb ik er trouwens ook les over gekregen.
Heb je via de verzamelbanden of via losse nummers die je ouders of vrienden misschien hadden nog een weekblad in je handen gehad? En zo ja, hoe was je leeservaring?
Als kind heb ik mijn vader (n.v.d.r. Vincent Dugomier, scenarist van onder andere de stripserie Kinderen in het verzet) ooit geholpen naar bepaalde nummers te zoeken in grote dozen … Zo heb ik het weekblad in handen gehad. En ik geloof dat ik toen een paar episodes van De Beverpatrouille heb gelezen. Maar dat was niet echt mijn ding. Ik las wel graag andere strips die in Kuifje gepubliceerd werden, zoals Yakari, Snoesje (Snoesje heeft veel gelijkenissen met Wiske), Thorgal …
Team Wiske
Was het jouw keuze om een Suske en Wiskeverhaal voor de hommagebundel te maken? Zo ja, waarom net Suske en Wiske?
Toen ik gecontacteerd werd om aan de bundel mee te werken, heeft de uitgeverij me onmiddellijk voorgesteld om voor Suske en Wiske te gaan. Ik kon niet geloven dat die serie nog niet gekozen werd door iemand anders. Ik wou ook het allerliefst een avontuur van Suske en Wiske tekenen! Het is simpelweg DE stripreeks die ik als kind het meeste las.
Uit je Suske en Wiskeverhaal druipt het vertelplezier. Maar was er toch geen druk om iets leuks te bedenken?
Natuurlijk. Kan ik zelf nog iets bedenken, na al wat de personages al beleefd hebben? Het is een hommage, dus kwam ik toch snel tot de conclusie dat ik alles wat ik zelf het leukst vond, moest gebruiken: Wiske die heel dramatisch en koppig is, Schanulleke die ontvoerd wordt, en ik wou absoluut een tijdreis! Dat was snel gekozen. Ik was toen net in Leuven en ik vond het leuk om de stad als decor te gebruiken. En dan natuurlijk een naïef maar liefdevol en moedig Suske, Lambik en Jerom die ruziemaken, en Tante Sidonia die alles probeert bij elkaar te houden.
Voor mij moest Wiske die zoveel van Schanulleke houdt, het hart van het verhaal worden. Ik ben honderd procent team Wiske!