Jonas Boets (1981) schreef zowel kinder- en jeugdboeken als thrillers, onder meer rond Pieter Aspes commissaris Van In. Hij schrijft ook voor televisie. Man van vele oorlogen is zijn literair debuut.


1254 voor Christus

Mijn castratie staat me nog vlijmscherp voor de geest. Ik was elf jaar en ik speelde met mijn vriend Kratos op de rotsen van de heuvel Laconos ten westen van de stad Sparta. Ons spel was hetzelfde als de dag ervoor en eigenlijk alle dagen daarvoor: met ingebeelde zwaarden trokken we ten strijde tegen verzonnen legers en redden we onze geliefde stad van de ondergang. Een gevolg van de harde opleiding die we genoten bij de eforen. Er werd geen moment onbenut gelaten om ons erop te wijzen dat niet alleen de soldaten, maar ook wij verantwoordelijk waren voor het welzijn van onze samenleving. En dus bereidden we ons alvast voor op onze heldentaak met grote dikke takken, die we stuksloegen op de vreemd gegroepeerde rotsen, twee keer elf rijen van tien in allerlei formaten, waarna we juichend onze overwinning vierden met een duik in de waterplas aan de voet van de heuvel.

Maar die bewuste dag kwam er geen overwinningsduik. Nog voor we de laatste rijen rotsen in de pan konden hakken, greep een sterke hand mij bij mijn nekvel en sleurde me de heuvel af. Kratos stond er, ondanks de onverzettelijkheid die hij even daarvoor nog had getoond, verslagen en besluiteloos bij. Mijn vader was als vijand immers geen partij voor mijn dappere vriend; de robuuste man genoot de reputatie een deel van de stadsmuur van Sparta te zijn. De stad had geen omwallingen, maar dankzij mannen als mijn vader vond niemand dat nodig. Zijn borstkas was meer waard dan welke steen ook.

Terwijl ik tegenspartelde omdat ik hem wilde tonen dat ik geen doetje was, vroeg ik me af wat de reden was voor zijn plotse verschijnen. Mijn vader was dan wel een imponerende fysieke verschijning, een tiran was hij allerminst. Hij bemoeide zich nauwelijks met onze opvoeding. Hij waakte er alleen over dat we deden wat de eforen ons opdroegen en dat we op geen enkel moment een teken van zwakte vertoonden. Dat gold voor mijn drie oudere zussen, die geen traan mochten laten in zijn bijzijn, maar in de eerste plaats voor mij, zijn enige zoon. Ik zou moeten verwezenlijken waar hij nooit in geslaagd was: volledig burgerrecht verkrijgen. Toen mijn vader na zijn tien jaar durende opleiding als hopliet niet was toegelaten tot een van de mannengenootschappen, wat recht gaf op burgerschap en een stuk land, was zijn wereld ingestort. Sindsdien sprak hij nog weinig en was hij vaker van huis dan tijdens zijn legerdienst. Gelukkig was ook mijn moeder een rasechte Spartaanse. Zonder morren nam zij het huishouden en de opvoeding van haar kinderen in handen en leerde ons ook met weinig gelukkig te zijn, iets wat ons aardig lukte, aangezien we niets anders gewend waren.

Mijn vader duwde me door de deuropening ons kleine huis binnen. Rond de zware houten tafel die mijn vader eigenhandig in elkaar had getimmerd, zaten drie mannen, die er gewichtig uitzagen. De eerste twee droegen een chiton die versierd was met gouden en paarse stoffen, een teken van rijkdom. Ze keken me onderzoekend aan. De derde had een chiton die tot aan zijn enkels reikte, waaruit ik afleidde dat hij een priester was. Hij had een gemene grijns op zijn gezicht en liet zijn blik over mijn hele lichaam glijden, wat me even deed huiveren.

‘Is dat je zoon?’ vroeg een van de rijke mannen. Hij had een groot litteken op zijn kin en enkele kleintjes op zijn bovenarmen, en ik gokte dat hij een generaal of zoiets moest zijn. De andere was niet veel ouder dan ik en had een gaaf en jongensachtig gezicht. Waarschijnlijk had hij zijn jeugd in een beschermde omgeving genoten en had hij nog nooit een zwaard van dichtbij gezien. Zelfs zijn handen zagen er zacht uit.

Mijn vader knikte en duwde me nog wat verder naar voren. Ik perste een flauwe glimlach op mijn mond en probeerde hen niet recht aan te kijken, iets wat zij wel bij mij deden. In een ooghoek zag ik mijn moeder staan, met tranen in haar ogen. Wat was er aan de hand?

De generaal stond op en stapte naar me toe. Hij kneep in mijn armen en in mijn wangen, opende mijn mond, keek erin en knikte goedkeurend.

‘Hij ziet er gezond uit.’

Even laaide de hoop in me op: misschien kwamen ze van de militaire school. Misschien hadden de eforen goede dingen verteld en kreeg ik een speciale opleiding. Maar mijn positieve gedachten verdwenen toen ik even opkeek naar mijn vader. Zijn blik was strak gericht op de drie mannen en zijn tanden waren op elkaar geklemd. Als ik toegelaten werd tot een legeropleiding, zou hij blij geweest zijn.

‘We hebben goed nieuws voor jou’, zei de priester op een kinderlijke toon tegen mij. ‘Jij mag straks mee met Menelaos.’

Hij wees naar de jongeman naast zich. Ik moest dus wel ergens naartoe, maar wie was die Menelaos? Ik had nog nooit van hem gehoord.

‘Menelaos is een machtig heer, jongen’, verduidelijkte mijn vader met een schorre stem. ‘Het is een grote eer om door hem uitgekozen te worden.’

Zijn woorden strookten niet met zijn uitdrukking. Zijn ogen spuwden vuur naar Menelaos en de generaal en zijn glimlach was geforceerd. Menelaos zelf zei niets. Hij knikte alleen maar verveeld, alsof hij hier tegen zijn zin was.

Door het raam zag ik een korte zwarte haardoos en twee nieuws[1]gierige bruine ogen opduiken. Kratos was me gevolgd! Ik beantwoordde zijn vragende blik door heel licht mijn schouders op te halen. Ik wist evenmin als hij wat er zou gebeuren. En misschien maar goed ook.

‘Laten we niet te veel tijd verliezen’, zei de priester. Hij kwam uit zijn stoel en nam een kleine stoffen buidel van de tafel. Hij haalde een groen kruid tevoorschijn en hield dat voor mijn neus.

‘Kauw hier maar even op. Dat helpt altijd.’

Waartegen? Ik durfde het niet te vragen, want ik riskeerde een oorveeg van mijn vader als ik onbeleefd zou zijn. Dus nam ik het kruid aan en stak het in mijn mond. Na een tijdje kauwen, voelde ik me een beetje draaierig worden en ik leunde tegen de benen van mijn vader aan.

‘Het is zover’, zei de generaal.

Hij tilde me met gemak op en legde me op de tafel. Menelaos schoof onmiddellijk achteruit, de priester boog zich over me heen. Hij greep mijn chiton en rukte die van mijn lichaam. Ik was te verbaasd om te reageren en fronste alleen maar mijn wenkbrauwen.

‘Het mes’, beval de priester mijn moeder.

Ze staarde voor zich uit, maar kwam niet in beweging. Haar lip trilde.

‘Het mes’, snauwde de priester nu een stuk minder vriendelijk. Deze keer wachtte hij haar reactie echter niet af, liep om de tafel heen en greep een scherp mes. Mijn hart begon sneller te slaan. Wat zou hij daarmee doen? Door de mist in mijn hoofd was ik niet in staat helder na te denken.

Toen de priester meteen daarna mijn penis vastgreep en omhoogtilde, schoot ik wel in actie. Mijn instincten dwongen me overeind en ik duwde de priester van me af. De generaal vloog naar voren en drukte mijn rechterarm omlaag. Een stekende pijn schoot door mijn schouder. Zonder na te denken begon ik met mijn andere hand aan de arm van de generaal te trekken. Maar hij was te sterk voor mij.

‘Help eens’, gebaarde hij naar mijn vader.

Mijn vader twijfelde. Ik zag de bloedvaten in zijn gezicht heftig kloppen.

‘Nu’, gebood de generaal zonder zijn stem te verheffen.

Mijn vader was altijd een voorbeeldsoldaat geweest. Hij stelde geen vragen, voerde elk bevel zonder morren uit. Dat moment moest zowat de eerste keer in zijn leven geweest zijn dat iets in hem protesteerde. Maar wat het ook was, het werd bijna onmiddellijk onderdrukt door de gedachte dat hij een bevel had gekregen. Hij schoot naar voren en drukte mijn vrije arm naar beneden. Ik was zo verbouwereerd dat ik niet meer tegenwerkte.

En toen gebeurde het. Ik voelde hoe de priester opnieuw aan mijn penis kwam, gevolgd door de hevigste pijn die ik ooit had meegemaakt. Ik had al eens mijn vinger verbrand, kokend water over mijn been gekregen, een stokslag van een van de eforen ontvangen en mijn kleine teen tegen de tafel gestoten, maar niets van dat alles was zelfs maar vaag te vergelijken met dit gevoel. Ik wilde schreeuwen, maar ik gaf geen kik. De smaak van bloed kwam in mijn mond en ik spuwde in het gezicht van mijn vader. Zijn oogbollen waren spierwit en zijn hoofd schokte. Het was het laatste beeld dat ik me van hem zou herinneren. Het stond voor eeuwig op mijn netvlies gebrand.

Toen ik mijn hoofd draaide, zag ik Kratos geschokt naar binnen kijken. Hij huilde en schudde voortdurend met zijn hoofd. Plots bukte hij zich, maar deze keer niet alleen uit afschuw voor het tafereel dat zich binnen afspeelde. Vooral om mijn scrotum te ontwijken, dat de priester achteloos uit het raam wierp.


‘Man van vele oorlogen’ van Jonas Boets

Een historische debuutroman waarin oude gezichten transformeren, vetes sluimeren en liefde nooit vervaagt.