Leesfragment ‘Vluchtig verlangen’ – Donna Leon

Al 30 jaar lang schrijft Donna Leon de avonturen van commissario Brunetti, en in deze dertigste roman gaat hij tot het uiterste om de zaak op te lossen!

Ook Vluchtig verlangen speelt zich af in het mysterieuze Venetië. Een bootongeval in de Venetiaanse lagune, waarbij twee Amerikaanse toeristen gewond raken, trekt commissario Brunetti’s aandacht als blijkt dat de twee mede-opvarenden de slachtoffers in het ziekenhuis achterlieten en ervandoor gingen. Was er meer aan de hand dan onschuldig joyriding en is dat de reden waarom de twee Italiaanse mannen niets met het ongeval te maken wilden hebben? Brunetti moet samenwerken met zowel de carabinieri als de Guardia di Costiera, maar weet niet wie hij daar werkelijk kan vertrouwen. De zaak lijkt te leiden naar een man die betrokken is bij illegale nachtelijke activiteiten in de lagune, waarbij veel technologisch vernuft en een meedogenloos georganiseerd netwerk worden ingezet. Donna Leon laat in haar dertigste Brunetti-thriller de commissario tot het uiterste gaan, en dwingt hem heel voorzichtig te handelen in zijn zoektocht naar de waarheid.

Lees hier al de eerste hoofdstukken!

1

Brunetti sliep uit. Rond negen uur draaide hij zijn hoofd naar rechts en opende één oog, zag hoe laat het was en sloot zijn oog weer. Een tijdlang bewoog hij niet, en toen hij zijn oog weer opendeed, zag hij dat het al halftien was geweest. Hij stak zijn linkerarm uit in de hoop dat hij Paola nog naast zich zou vinden, maar hij voelde alleen nog de plek waar ze had gelegen, inmiddels helemaal koud geworden.

Hij rolde op zijn zij, duwde zich toen overeind en nadat hij dit voor elkaar had, bleef hij zo nog even zitten om pas daarna zijn ogen te openen. Hij bestudeerde het plafond, keek naar de verste hoek aan de rechterkant en zag de plek boven het raam waar een paar maanden geleden lekkage was geweest. Daardoor was er een bruine vlek ontstaan die eruitzag als een octopus; een tamelijk kleine. Net als bij een octopus kon de kleur afhankelijk van de lichtinval veranderen. Soms veranderde ook de vorm, hoewel er nooit meer dan zeven poten waren.

Hij had Paola beloofd dat hij de ladder op zou gaan om de vlek over te schilderen, maar hij had altijd haast, of het was donker en dan wilde hij de ladder niet op, of hij had zijn schoenen niet aan en wilde dan niet het risico nemen op zijn sokken de ladder op te klimmen. Maar deze ochtend ergerde de vlek hem, en hij besloot dat hij de man die af en toe klusjes voor hen deed, te vragen de vlek te komen wegwerken. Dan was het maar gedaan.

Of misschien kon zijn zoon zich losmaken van zijn computer of van de eindeloze telefoongesprekken met zijn vriendin, om de ladder te pakken en de vlek over te schilderen, zodat hij zijn ouders voor de verandering eens kon helpen. Brunetti bespeurde onmiskenbaar iets van ergernis en zelfmedelijden in zijn gedachten. Hij duwde ze daarom opzij en dacht na over de gebeurtenissen tijdens het diner van gisteravond, waaronder de drie glazen grappa die hoogstwaarschijnlijk de oorzaak waren van zijn huidige toestand.

Hij had met een paar klasgenoten van het liceo de gewoonte om eens per jaar met elkaar te gaan eten in een restaurant aan het begin van de Riva del Vin, waar de attente eigenaar hun altijd een tafel gaf in dezelfde hoek bij het raam aan het Canal Grande.

Met het verstrijken der jaren was hun aantal gekrompen van meer dan dertig naar slechts tien, veroorzaakt door de gebruikelijke redenen: verhuizing, werk en ziekte. Sommigen hadden genoeg van de ongemakken van de stad en waren weggetrokken; anderen hadden een betere baan gekregen in een ander deel van Italië of in Europa, en twee waren er overleden.

Dit jaar waren, behalve Brunetti, ook de overige drie initiators van het diner aanwezig geweest. De eerste was Luca Ippodrino, die van zijn vaders trattoria een wereldberoemd restaurant had gemaakt door drie betrekkelijk simpele regels te volgen: hij serveerde dezelfde gerechten die zijn moeder dertig jaar lang had geserveerd aan de mannen die de boten bij Rialto losten; ze werden nu alleen opgediend op porseleinen borden en in veel kleinere en fraai gedecoreerde porties. En ten slotte had hij de prijzen waanzinnig opgedreven. Toch begon de wachtlijst vaak al maanden van tevoren vol te lopen, vooral tijdens de Biënnale en het Filmfestival.

De tweede, Franca Righi, Brunetti’s eerste vriendin, was natuurkunde gaan studeren in Rome en doceerde nu aan dezelfde universiteit waar zijzelf had gestudeerd. Zij was degene geweest die Brunetti door de colleges biologie en natuurkunde had gesleept. Tegenwoordig had ze er plezier in om hem ervan op de hoogte te stellen als een van de wetten die zij hadden geleerd, weer eens niet bleek te kloppen en moest worden vervangen.

De laatste was de recent gescheiden Matteo Lunghi, een gynaecoloog, wiens vrouw hem had verlaten voor een veel jongere man, en die tijdens het diner moest worden opgebeurd door zijn vrienden.

De overige zes waren in uiteenlopende mate succesvol – of tevreden – of gedroegen zich zo in het gezelschap van de mensen die hen het grootste deel van hun leven al kenden. Veel van hun gemakkelijke communicatie, dacht Brunetti, was te danken aan een gemeenschappelijk geheugen van culturele en historische referenties, evenals de onuitgesproken en vaststaande ethische normen van hun generatie.

Voordat hij zichzelf toestond om na te denken over wat die zouden kunnen zijn, duwde Brunetti het dekbed van zich af en liep naar de badkamer beneden om te gaan douchen.

Het warme water herstelde zijn humeur, net als de tijd die hij eronder stond; zijn kinderen waren er nu niet om te protesteren tegen de waterverspilling. Hij ging terug naar de slaapkamer, hing de handdoek over de rug van een stoel en begon zich aan te kleden. Hij haalde de broek van een pak tevoorschijn die hij sinds de winter niet meer had gedragen; donkergrijs kasjmier met wol, voor een koopje aangeschaft toen de herenkledingzaak op de Campo San Luca twee jaar daarvoor ermee stopte. Vreemd, dacht hij, terwijl hij de knoop door het knoopsgat duwde: de broek leek hem beter te hebben gepast toen hij het pak had gekocht. Misschien was die wat gekrompen door de stomerij; hij zou in de loop van de dag vast wat losser gaan zitten als hij er een tijdje in rondliep.

Hij ging op de stoel zitten, trok donkere sokken aan en de zwarte schoenen die hij jaren geleden in Milaan had gekocht en die zich na verloop van tijd naar zijn voeten hadden gevormd. Ze slaagden er altijd weer in om een gevoel van sensuele verrukking over te brengen als hij ze aandeed.

Voordat hij zijn jasje aantrok, overwoog hij nog om er een gilet onder te dragen, maar toen dacht hij eraan hoe warm het de dag ervoor was geweest. Daarom besloot hij dat dit niet nodig was: het goede weer van de late herfst zou zeker nog een dag aanhouden. In de keuken keek hij of hij een briefje van Paola op de tafel zag, maar hij vond niets. Het was maandag, dus ze zou pas laat in de middag weer thuis zijn. Ze bracht de tijd door op haar werkkamer op de universiteit, waar ze geacht werd te praten met de doctorale kandidaten van wie ze het proefschrift begeleidde. Ze vond het prima dat ze maar zelden met haar kwamen praten, zodat ze heerlijk ongestoord op haar kantoor kon zitten, waar ze colleges voorbereidde of zat te lezen. Dat was dus het leven van een hoogleraar, overpeinsde Brunetti.

Hij verliet het huis en ging op weg naar de questura, maar ging eerst nog even langs bij Rizzardini voor een kop koffie met een brioche, en vervolgens nog een koffie en een glas mineraalwater. Versterkt door cafeïne en suiker liep Brunetti in de richting van Rialto om zich in de drukte van het centrum van de stad om halfelf in de ochtend te begeven. Dat was net rond de tijd dat de mensen die hun levensmiddelen op de markt hadden gehaald, langzaamaan plaatsmaakten voor de toeristen, op zoek naar hun eerste ombra of prosecco, allemaal erop gebrand om die typisch Venetiaanse ervaring op te doen, zoals hun was verteld.

Twintig minuten later sloeg hij rechts af naar de riva die naar de questura leidde en terwijl hij over het kanaal keek, zag hij de gereinigde en gerestaureerde gevel van de San Lorenzokerk. Die was niet langer meer een kerk maar een soort galerie die, zo was hem verteld, was gericht op de redding van de zeeën. Het decennia oude bord met het beginjaar van de restauratie waar maar geen eind aan kwam, was inmiddels verwijderd, en dat gold ook voor het houten huis voor de straatkatten dat was gebouwd door buurtbewoners en dat daar had gestaan zolang Brunetti zich kon herinneren.

Terwijl hij arriveerde bij de questura zag hij zijn baas, vicequestore Giuseppe Patta, aan de voet van de trap die naar de hal leidde. Instinctief haalde Brunetti zijn telefonino uit de zak van zijn jasje en boog zijn hoofd over het scherm, terwijl hij knikte naar de agent die de glazen deur voor hem opende. Brunetti ging alleen nog niet het gebouw in, maar bleef staan en tikte boos op zijn telefoon. Even later wendde hij zich tot de agent en zei, zonder te proberen zijn irritatie te verbergen: ‘Heb jij hier beneden wél bereik, Graziano?’

De agent, die op wacht stond, was zich ervan bewust dat Brunetti twee uur te laat binnenkwam en dat de vicequestore niet bepaald welwillend in de richting van de commissario keek. Hij zei daarom: ‘Het is de hele ochtend al wisselend, signore. Is het u gelukt om buiten wél bereik te hebben?’ Hij knikte naar de ruimte voor de questura.

Brunetti schudde zijn hoofd en zei: ‘Daar is het ook niet veel beter. Ik word er gek van dat er geen…’ Hij zweeg toen hij zag dat zijn baas in zijn richting kwam lopen. ‘Goedemorgen, vicequestore,’ zei hij, en voegde er toen op behulpzame toon aan toe terwijl hij zijn telefoon in de lucht hield: ‘Het heeft geen zin om het buiten te proberen, dottore. Het is hopeloos. Niets werkt.’

Vervolgens stopte Brunetti zijn telefoon weer in zijn zak en wees, nogal overbodig, in de richting van de trap. ‘Ik ga de telefoon op mijn bureau maar weer proberen om te zien of die nu wél werkt.’

Patta begreep er niets van en vroeg: ‘Wat is er aan de hand, Brunetti?’ Zijn toon, bedacht Brunetti, leek opvallend veel op die welke hijzelf had gebruikt toen de kinderen jonger waren en hem vertelden dat ze die avond geen huiswerk hadden.

Als een openbare aanklager die de plastic zak met daarin het met bloed bevlekte mes omhooghield om dat aan de persfotograaf te tonen, haalde hij opnieuw zijn telefoon tevoorschijn en liet die aan zijn baas zien. ‘Ik heb geen bereik.’ Vanuit een ooghoek zag hij Graziano bevestigend knikken, net alsof die gezien had dat het Brunetti niet lukte om te bellen.

Patta wendde zich af van Brunetti en vroeg de agent: ‘Waar is Foa?’

‘Die moet hier over drie minuten zijn, vicequestore,’ verzekerde Graziano hem, terwijl hij op zijn horloge keek. Het lukte hem op de een of andere manier om langer te lijken terwijl hij tegen hun superieur sprak. Als op commando van de vicequestore kwam de politieboot het kanaal op varen en voer snel voor de kerk langs en onder de brug door, om uiteindelijk aan te leggen bij de steiger waar de drie mannen stonden.

Patta wendde zich zwijgend af van de twee mannen en liep naar de boot toe, waarvan de motor alleen nog zacht bromde. Foa gooide een touw om de dichtstbijzijnde paal en sprong de oever op, salueerde naar de vicequestore, deed een stap naar achteren en stak zijn arm uit, alsof hij een groep hinderlijke journalisten wilde wegwerken van de ruimte tussen hen in. Patta hield elke beweging van Foa in de gaten om hem eventueel te hulp te schieten. Even later legde hij een hand op Foa’s onderarm om zijn evenwicht te bewaren terwijl hij op de boot stapte.

De stuurman glimlachte naar zijn twee collega’s, gooide het touw weer los, sprong over het dolboord en landde voor het stuurwiel. De motor gaf een brul en Foa maakte een krappe U-bocht, terug in de richting waaruit hij net was gekomen.

2

Brunetti liep verder naar zijn kamer, met zijn verhaal over de telefoonproblemen tegen de vicequestore nog in zijn hoofd. Wat je de infrastructuur van de questore zou kunnen noemen, was ronduit gezegd een puinhoop, en daarom was Brunetti’s smoesje volkomen geloofwaardig. Ook het verwarmingssysteem was wispelturig; in de loop van de winter verplaatste het zijn zwakke prestaties naar willekeur van de ene naar de andere kant van het gebouw. Verder was er geen airconditioning, behalve in een paar selecte kantoren. De elektriciteit functioneerde min of meer wel, hoewel plotselinge stroompieken het einde hadden betekend van een paar computers en een printer. Inmiddels was het personeel hier zo aan gewend geraakt dat af en toe exploderende gloeilampen werden beschouwd als niet meer dan een voorbode van het vuurwerk van Redentore. Het sanitair was zelden een probleem; het dak lekte maar op twee plaatsen, en de meeste ramen konden dicht, hoewel sommige dan weer niet open konden.

Terwijl hij de trap op liep, dacht Brunetti aan de overeenkomsten tussen hem en het gebouw, met een beetje stijfheid hier, iets wat af en toe niet goed functioneerde daar, maar al snel wist hij geen vergelijkingen meer te bedenken. Zijn oorspronkelijke gedachte zorgde er echter voor dat hij zijn hand losliet van de trapleuning en iets meer rechtop ging lopen terwijl hij de treden beklom.

Eenmaal op zijn kamer wierp Brunetti de krant die hij op de Campo Santa Marina had gekocht op zijn bureau. Hij vond de kamer onaangenaam warm en liep naar het raam om het open te zetten. Hij moest toegeven dat het uitzicht vanaf hier was beter geworden, dankzij de algemene opknapbeurt van de kerk en de verwijdering van het kattenhuis. Maar toch miste hij die dieren.

Hij haalde zijn telefoon uit zijn zak en koos het nummer van Paola. Nadat haar telefoon een paar keer was overgegaan, antwoordde ze met: ‘?’ Niet meer dan dat.

‘Ah,’ riep Brunetti uit, terwijl hij zijn stem forceerde tot een dieper register. ‘De stem der liefde antwoordt, en mijn hart opent zich, overstromend door de vreugde van…?’

‘Wat is er, Guido?’ En nog voordat hij kon reageren op de duidelijke koelheid in haar stem, voegde ze eraan toe: ‘Ik zit hier met een van mijn studenten.’

Brunetti, die op het punt had gestaan om haar te vragen wat ze van plan was voor die avond te koken, zei nu in plaats daarvan: ‘Ik wilde je alleen zeggen hoe enorm veel ik van je hou, schat.’

‘Hartelijk bedankt,’ zei ze en verbrak de verbinding zonder zelfs de moeite te nemen om te wachten of hij nog meer romantische invallen zou krijgen.

Hij wierp een blik op de krant en besloot dat die te verkiezen was boven de rapporten die nog ongelezen op zijn bureau lagen. Il Gazzettino zou informatie kunnen geven over wat er in de wereld gebeurde die begon aan het einde van de Ponte della Libertà. Hij wees de kinderen vaak terecht om hun gebrek aan nieuwsgierigheid, niet alleen naar hun eigen land, maar ook naar de wereld daarbuiten. Hoe konden ze ooit hun plek als burger innemen als ze niets wisten over hun leiders, de wetten en de verdragen die hen aan Europa en aan de landen daarbuiten verbonden?

Nog voordat hij de krant opende, had Brunetti al in grote lijnen een redevoering bedacht om vaderlandsliefde te prijzen die Cicero met trots zou hebben vervuld. Hij had geen moeite met de narratio: de kinderen wisten niets over de huidige politieke situatie in hun eigen land. De refutatio was kinderspel: hij kon iedere bewering van tafel vegen dat Italië een pion zou zijn in een geopolitiek spel dat werd gespeeld door Duitsland en Frankrijk. Hij was halverwege de peroratio, om hen te dwingen de volle verantwoordelijkheid van hun burgerschap te aanvaarden en naderde al het einde van zijn betoog, toen zijn oog viel op de kop van die dag: ‘Morta la moglie strangolata: Una settimana di agonia.’ Dus ze was uiteindelijk na een week vol pijn toch overleden, de jonge vrouw die was gewurgd door haar aan heroïne verslaafde man. Arme vrouw. Ze liet een kind achter. Zoals vaak het geval was, zaten ze midden in een scheiding. Natuurlijk.

Vervolgens werd zijn aandacht getrokken door een klein artikel over twee jonge Amerikaanse vrouwen die waren gevonden op de aanlegsteiger buiten de spoedeisende hulp van het Ospedale Civile in de vroege uren van afgelopen zondag. Het artikel noemde hun namen en meldde dat een van hen een gebroken arm had.

Onvermijdelijk viel zijn oog op het artikel eronder: dat ging over het nog lopende onderzoek naar een verlaten varkenshouderij in de buurt van Bassano, waar de stoffelijke resten van de twee vrouwen van de vroegere eigenaar – die inmiddels door een natuurlijke oorzaak was overleden – waren ontdekt. En nu waren er sporen van een derde vrouw, die er volgens buren enige tijd had gewoond en toen ineens verdwenen was.

Het was het woord ‘sporen’ waardoor Brunetti overeind schoot en de trap af ging. Buiten op de riva sloeg hij rechts af, waarbij zijn lichaam op de automatische piloot naar de bar liep. Hij sloeg nergens acht op, behalve op de dringende behoefte om afleiding te zoeken voor het effect van dat woord. Toen Brunetti binnenkwam, zag hij dat Bamba Diome, de Senegalese barman, dienst had en zijn werkgever achter de bar verving. Brunetti knikte als begroeting, maar kon zichzelf er niet toe brengen om iets te zeggen. Hij keek naar links en zag dat de drie zithoeken met de hoge banken allemaal bezet waren. Beter zo, zei hij tegen zichzelf. Hij was hier om nieuwe energie op te doen en verder niets. Hij keek in de vitrine die was gevuld met tramezzini. Ze waren duidelijk gemaakt door Sergio, die ze nog steeds in driehoeken sneed, terwijl Bamba de voorkeur gaf aan rechthoeken. Misschien eentje met ei en tomaat? Bamba kwam terug en zwaaide energiek met zijn doek over de bar voor Brunetti. ‘Water, dottore?’

Brunetti knikte. ‘En een tomaat en ei.’ Hij zag Il Gazzetti- no op de bar liggen en duwde die weg. Toen Bamba zag hoe hij de krant wegschoof, zei hij: ‘Vreselijk, hè, dottore?’ en zette het glas water en de tramezzino voor hem neer.

‘Ja, vreselijk,’ zei Brunetti, die niet wist welk artikel de barman had gelezen. Bamba wierp een blik op de zithoeken, zag een opgeheven hand en glipte weg achter de bar om erop te reageren.

Brunetti pakte zijn sandwich met ei en tomaat op, nam een hap en legde hem terug op het bord. Hij dronk het water. Als dit elke dag zijn lunch zou zijn, bedacht hij, dan zou hij zelfmoord overwegen. Dit was vulling, geen voeding: het waren goede tramezzini, maar dat veranderde niets aan het feit dat het tramezzini waren, geen lunch. En wat zou er hierna volgen als we langzaam een sandwich als lunch zouden gaan accepteren?

Brunetti had weliswaar rechten gestudeerd, maar had altijd veel geschiedenisboeken gelezen, en de moderne geschiedenis had hem geleerd dat dictaturen vaak begonnen met kleine dingen: beperken wie er wat voor werk kon doen, wie er kon trouwen met wie, wie hier of wie daar kon leven. Geleidelijk aan werden die kleine dingen dan steeds groter en al snel konden sommige mensen helemaal niet meer werken, of trouwen, of – uiteindelijk – leven. Hij schudde zichzelf door elkaar en zei tegen zichzelf dat hij overdreef: de weg naar de hel was niet geplaveid met tramezzini.

Hij ging voor de kassa staan. Bamba kwam terug, sloeg de rekening aan en gaf het bonnetje aan Brunetti. Hij moest drie euro vijftig betalen. Brunetti gaf Bamba een biljet van vijf euro en draaide zich om voordat de barman hem het wisselgeld kon geven.

Op de weg terug naar de questura wachtte Brunetti op de eerste lichte trilling van terugkerend leven ergens binnen in hem.

Buiten was de zon zwakker geworden en inmiddels verdwenen achter de gebouwen aan zijn linkerkant. Het weer was zeker tot bezinning gekomen, dacht Brunetti, en het zou binnenkort tijd zijn voor risotto di zucca. De bladeren zouden gaan verkleuren; Paola en hij zouden nog een paar weken wachten en dan een wandeling gaan maken naar I Giardini voor het schouwspel dat de bomen elk jaar weer boden. Vroeger gingen ze altijd onder hun favoriete bomen in het Parco Savorgnan zitten, maar drie daarvan waren tijdens recente stormen omgewaaid. Nu zijn oude vrienden er niet meer waren, ging Brunetti er daarom niet meer heen, ook al betekende dat besluit dat hij de gebakjes bij Dal Mas moest missen. Tot die tijd konden ze nog van de kleurenpracht bij de onlangs gerestaureerde Giardini Reali genieten. Bijkomend voordeel daar was het prachtige en aantrekkelijke café waar het personeel de mensen niet lastigviel die daar alleen maar wilden zitten lezen.

Welke voeding er ook in zijn tramezzino had gezeten, Brunetti merkte er weinig meer van en kreeg evenmin net dat beetje energie dat zijn onbestemde gevoel van onbehagen had kunnen verminderen.

Hij stopte aan de voet van de trap bij het kurken mededelingenbord op de muur aan zijn linkerkant. De minister van Binnenlandse Zaken maakte zich zorgen dat te veel mensen hun dienstauto gebruikten voor doeleinden die niet werkgerelateerd waren, las hij.

‘Schokkend,’ mompelde Brunetti bij zichzelf, terwijl hij zijn best deed om te doen alsof hij verontwaardigd was. ‘Vooral hier.’

De herinnering aan het vreemde gebrek aan plezier tijdens het diner van gisteravond kwam weer bij Brunetti boven. Hij had onder meer gesproken met twee van zijn oude vrienden die met vervroegd pensioen waren gegaan en nu, zo leek het, alleen nog maar konden praten over de grappige capriolen van hun kleinkinderen.

Niemand liep door de hal, de trap bleef leeg en in de verte hoorde hij kortstondig het rinkelen van een telefoon. Hij deed een stap bij de muur vandaan en draaide zich om, terwijl hij zichzelf vervloekte om zijn luiheid en veronachtzaming van zijn verplichtingen en verantwoordelijkheden. Hij haalde zijn telefoon tevoorschijn en, terwijl hij op een paar meter afstand van zijn kamer stond, belde hij signorina Elettra om haar te vertellen dat hij net een belletje had gekregen van een van zijn informanten, die hem nu meteen moest zien.

Toen Brunetti de man even later belde, en daarna nog een andere informant die in het verleden ook van nut was geweest, bleken beide mannen gelukkig net even tijd te hebben om hem te ontmoeten. Hoewel ze allebei in Venetië woonden, spraken ze daar nooit af met Brunetti, uit angst voor de mogelijke consequenties om gezien te worden met iemand die bekendstond als politieman. Daarom zou hij de eerste in Marghera ontmoeten en de tweede in Mogliano.

De ontmoetingen gingen niet bijzonder goed. Hij verschilde met beiden van mening over de betaling; de eerste had geen nieuwe informatie, maar wilde een vast maandsalaris. Brunetti weigerde ronduit en vroeg zich af of de man hierna misschien zou vragen om een dertiende maand met Kerstmis.

De tweede was een inbreker die zijn vak had opgegeven – maar niet zijn contacten – na de geboorte van zijn eerste kind en een baan had aangenomen waarbij hij melk en zuivelproducten bij supermarkten bezorgde. Hij ontmoette Brunetti tussen een paar bezorgingen in en gaf hem de naam van de distributeur die diende als verdeelpunt voor de brilmonturen die voortdurend werden gestolen door werknemers van de fabrieken die ze in de Veneto produceerden. Brunetti verklaarde dat, omdat de informatie van geen praktisch nut was voor hem en zou worden doorgegeven aan een vriend op de questura in Belluno, vijftig euro meer dan redelijk was. De man haalde zijn schouders op, glimlachte en stemde in. Brunetti gaf hem daarom nog tien euro extra, waardoor zijn glimlach nog breder werd. Hij bedankte Brunetti en stapte weer in zijn witte bestelwagen, en dat was het. Brunetti bracht de avond door met zijn gezin. Ze aten samen en hij had aandacht voor wat ze zeiden en wat ze aten. Na het eten nam hij een klein glas grappa mee naar het terras en nipte ervan terwijl hij naar de klokkentoren van de San Marco keek. Om tien uur vertelde een kerkklok die sloeg dat het tijd werd om zijn glas mee naar binnen te nemen en zo langzamerhand naar bed te gaan.

Hoewel hij de hele dag bijna niets had gedaan, was hij moe en tot zijn verbazing realiseerde hij zich dat hij nog steeds niet de triestheid van zich had afgeschud die was blijven hangen na de avond met zijn vroegere klasgenoten. Hij liep de gang door en stopte bij de deur van Paola’s werkkamer. Ze was zo verdiept in haar boek dat ze hem niet hoorde binnenkomen, maar de radar van langdurige liefde maakte dat ze opkeek en glimlachte. Hij kreeg een warm gevoel vanbinnen en zei: ‘Ik ga naar bed.’

Ze sloot haar boek en kwam overeind. ‘Wat een goed idee,’ zei ze en glimlachte opnieuw.

3

De volgende morgen arriveerde Brunetti zelfs nog later op de questura. Hij ging naar de kamer van signorina Elettra en trof haar op enige afstand van haar bureau aan. Ze zat op haar stoel die ze naar achteren had gerold. Haar computer stond niet aan. Ze keek op toen hij binnenkwam; hij zag dat ze een paar vellen papier in haar hand had.

‘Stoor ik, signorina?’

Ze glimlachte. ‘Natuurlijk niet, commissario. Ik was net iets aan het bekijken wat u misschien zal interesseren.’ Als bewijs stak ze de papieren in de lucht. ‘Het gaat over die jonge vrouwen in de laguna,’ zei ze. Hij knikte om te bevestigen dat hij wist van het incident, zonder daarbij te vermelden dat zijn bron Il Gazzettino was.

‘Ik heb net het volledige rapport van Claudia ontvangen. Ze had die avond dienst en beantwoordde het telefoontje.’ Signorina Elettra stak de papieren naar hem uit. ‘Wilt u het ook bekijken?’ Haar toon maakte duidelijk dat dit geen vraag was maar een mededeling.

Brunetti strekte zich uit naar de papieren, die ze in een manilla map stopte. Hij bedankte haar en ging naar boven naar zijn kamer om ze te lezen.

Zondagmorgen kort na drie uur ging een van de bewakers van het Ospedale Civile naar buiten om op de steiger aan de achterkant van het ziekenhuis een sigaret te gaan roken. Daar trof hij twee jonge vrouwen aan, allebei gewond, die bewusteloos op de houten steiger lagen waar de ambulances aanlegden. Hij was daarop naar de pronto soccorso gerend, terwijl hij om twee brancards schreeuwde. De gewonde vrouwen werden meteen naar de spoedeisende hulp gebracht.

Voordat hij verder las, keek Brunetti naar de foto’s die op de afdeling waren genomen, en wat hij zag maakte hem aan het schrikken. Een van hen leek in elkaar geslagen te zijn. Haar neus was tegen haar rechterwang gedrukt en ze had een lange bloederige snee boven haar linkeroog. De linkerkant van haar gezicht was opgezwollen.

Er was ook een foto van het tweede slachtoffer. Haar gezicht vertoonde geen sporen van een aanval; in het rapport stond dat geen van beiden verwondingen aan de handen had. Daaruit kon worden opgemaakt dat er sprake was van verweer, al was de arm van de tweede jonge vrouw wel op twee plaatsen gebroken.

Allebei hadden ze een natte spijkerbroek en een sweater aan gehad; mogelijk hadden ze enige tijd in het water gelegen. Een van hen had haar linker tennisschoen verloren, en geen van beiden had een identiteitsbewijs bij zich gehad.

Het bijgevoegde medische rapport vermeldde dat ze allebei een volledig medisch onderzoek hadden ondergaan om de mogelijkheid van nog andere verwondingen vast te stellen. Tijdens dat onderzoek waren ze nog bewusteloos geweest. Geen van beiden vertoonde sporen van recente seksuele activiteit.

De jonge vrouw met de gebroken neus werd, na een hersenscan, snel overgeplaatst naar het ziekenhuis in Mestre, in afwachting van een spoedoperatie. Dat was ook het moment waarop de politie erbij werd gehaald. De agent die nachtdienst had gehad, had commissario Griffoni wakker gebeld. Ze had gevraagd om een boot naar haar toe te sturen om haar naar het ziekenhuis te brengen.

In Griffoni’s rapport stond dat ze bij aankomst de jonge vrouw met de gebroken arm liggend op een brancard op de gang had aangetroffen, waar ze in tranen in het Engels had gesmeekt om haar iets te geven tegen de pijn. Dat leidde ertoe dat Griffoni naar de zusterpost was gerend, waar ze haar politielegitimatie had getoond en de dienstdoende dokter te spreken had gevraagd. Nadat Griffoni een paar woorden met hem had gewisseld, ging alles een stuk gemakkelijker en werd de jonge vrouw snel naar een behandelkamer gebracht, waar ze een injectie kreeg en haar arm werd gezet en ingegipst.

Er werd een kamer voor haar gevonden en Griffoni, die op de gang had staan wachten, had het op zich genomen haar daarheen te duwen in een rolstoel. Een verpleegkundige had haar in bed geholpen, waarna Griffoni op de stoel aan het voeteneind van het bed was gaan zitten en de jonge vrouw had verzekerd dat ze bij haar zou blijven. Griffoni had gewacht totdat ze in slaap zou vallen, wat bijna meteen was gebeurd. Om zes uur in de morgen was de jonge vrouw wakker geworden door de komst van de serveerwagens aan het einde van de gang. Ze had suf om zich heen gekeken.

Griffoni had haar naam en die van haar vriendin gevraagd. Ze heette JoJo Peterson, had ze tegen Griffoni gezegd, en die andere was Lucy Watson. Vervolgens was ze nerveus geworden en had ze gevraagd waar Lucy was en wat er was gebeurd. Griffoni had over de operatie verteld en gelogen, om haar ervan te overtuigen dat alles goed zou komen. Nadat ze dit had gehoord had het meisje haar verteld dat de ouders van Lucy op de Amerikaanse ambassade in Rome werkten. JoJo en Lucy waren vriendinnen op de universiteit in de VS en ze waren hier op vakantie. Al snel was ze weer in slaap gevallen; zelfs de herrie van het ontbijt had haar niet wakker kunnen houden.

Griffoni schreef in haar rapport dat er contact was opgenomen met de ouders van Lucy Watson via de ambassade, waar haar vader werkte als humanresourcesmanager en haar moeder als vertaalster.

De telefoon op Brunetti’s bureau ging over. Hij herkende het toestelnummer van Griffoni.

‘Ja?’ vroeg hij.

‘Kan je even naar boven komen?’

‘Drie minuten,’ zei Brunetti en plaatste de telefoon terug.

Boven stond Griffoni al in de gang. Dat was geen teken van haar ongeduld om hem te zien, maar een concessie aan de ruimte – of het gebrek aan ruimte – in haar kamer. Als ze haar stoel in de deuropening zette, met haar rug naar de deur, kon ze nog net achter haar bureau zitten; daarbuiten was er iets meer dan een meter voor de stoel van een bezoeker, met daarachter een muur.

‘Vertel,’ zei hij bij wijze van begroeting, terwijl hij voor haar langs liep om te gaan zitten.

Ze wees op het donkere scherm van haar computer en zei: ‘Het ziekenhuis heeft een camera bij elke ingang, zelfs bij de steiger voor de ambulanceboten, waar de vrouwen werden achtergelaten.’ Ze leunde naar voren en liet het scherm met een klik weer tot leven komen. Daarna draaide ze het in de richting van Brunetti, die een beeld voor ogen kreeg dat hem in eerste instantie in verwarring bracht.

Hij plantte een elleboog op het bureau, liet zijn kin in zijn hand rusten en bestudeerde het beeld. Hij zag een patroon van rechthoeken, lang en dun, die horizontaal liepen. Achter de rechthoeken zag hij alleen duisternis. Griffoni tikte op een toets en even later werd het scherm lichter, bijna alsof een schijnwerper was aangezet. Hierdoor veranderden de rechthoeken in een houten vlonder, terwijl de duisternis daarachter het water bleek te zijn.

‘Dit is het?’ vroeg Brunetti.

Griffoni knikte en zei toen: ‘Ze hebben dit een halfuur geleden gestuurd. Ik heb het nog maar één keer bekeken.’

De film was vreemd geluidloos; de laguna is nooit stil, bij aanlegsteigers klinkt altijd het geluid van golven die ertegen- aan slaan, hoe licht ook. Door de afwezigheid van beweging die hem zou kunnen interesseren, bekeek Brunetti de informatie onder aan het scherm: die vermeldde het nummer van de telecamera en de tijd: 2:57.

De aanlegsteiger trilde plotseling, wat Brunetti zo verraste dat hij de bovenkant van het bureau vastgreep. Een hoofd zonder lichaam verscheen net boven de rand, doorkruiste op eigen kracht het computerscherm en stopte toen.

Een paar handen grepen plotseling naar de handgrepen van de ladder naar de steiger, en er verscheen een man die langzaam en behoedzaam bewoog. Hij hield zijn ogen op zijn voeten gericht terwijl hij de ladder beklom, alsof hij bang was dat hij achterover zou vallen. Hij stapte op de steiger en keek om zich heen, draaide zich toen weer naar het water en boog zich omlaag om met iemand daarbeneden te praten. Er verscheen een hand die hem een touw aanreikte, dat hij om een paal sloeg en vastmaakte met moeiteloze, zij het trage, routine.

Nadat de boot was aangemeerd verscheen de bovenste helft van de andere persoon, waarbij de schouders en het hoofd van een man met een wollen muts zichtbaar werden. Hij verdween net zo snel als hij was gekomen, maar was even later terug terwijl hij een kleine vrouw droeg, zijn armen onder haar schouders en knieën. Hij strekte zich uit, legde haar op de rand van de steiger en schoof haar toen met beide handen weg van de rand.

Hij verdween opnieuw, om even later iets meer naar rechts terug te komen met een tweede vrouw, die hij op dezelfde manier vasthield. Hij legde haar neer en schoof haar over de steiger, net zoals hij dat met de eerste vrouw had gedaan.

Hij riep de andere man, draaide zich om en wees naar iets buiten het scherm. De man op de steiger schudde zijn hoofd en zei iets. Dat zorgde ervoor dat de man met de muts snel de ladder op klom en over de steiger ging lopen. De andere man hief een hand, alsof hij hem wilde tegenhouden, deed een stap in zijn richting en legde zijn hand op zijn arm. De man met de muts schudde de hand van zich af en liep in de richting van de camera. Hij verdween uit beeld, maar was al snel weer terug en liep langs de andere man naar de ladder. Hij draaide zich om en daalde af, riep iets naar de andere man en verdween. De ander maakte de boot los en wierp het touw over de rand van de steiger, liep toen langzaam naar de ladder, draaide zich om en verdween heel langzaam na hem. De camera toonde alleen nog de twee vrouwen die op de steiger lagen.

Het scherm werd zwart. Brunetti schrok op van Griffoni’s stem, zo ingespannen had hij naar het scherm zitten staren. ‘De camera is gevoelig voor beweging en gaat op zwart als er niets te filmen valt.’

Om 3:05 verscheen er een man, die wegliep van de camera. Hij hield zijn hoofd gebogen terwijl hij een sigaret uit een pakje haalde en een aansteker uit zijn zak pakte. Hij draaide zich opzij, alsof hij het vlammetje wilde beschermen tegen de wind, en terwijl hij zijn hoofd ophief, inhaleerde hij diep. Ineens bevroor hij, de sigaret viel uit zijn hand en hij deed drie snelle stappen naar de twee bewegingloze gestalten vóór hem. Hij knielde, legde zijn vingers op de hals van de eerste, daarna op de tweede, duwde zich overeind en verdween in de richting vanwaar hij was gekomen.

Opnieuw werd het scherm donker. Bijna meteen verschenen er een paar mensen in witte uniformen. Met adembenemende snelheid pakten ze de vrouwen op, legden ze op de brancards en haastten zich naar binnen. Het scherm werd weer donker.

‘Hoelang duurde het voordat ze hen kwamen halen?’ vroeg Brunetti.

‘Twee minuten en veertig seconden,’ antwoordde Griffoni. ‘Dat staat aan de onderkant van het scherm.’

‘Ik zal nooit meer een slecht woord over het ziekenhuis zeggen,’ zei Brunetti. Toen vroeg hij: ‘Ik zag de foto van haar gezicht. Hoe kun je iemand zoiets aandoen?’

Griffoni haalde haar schouders op. ‘Ik wil graag terug naar het ziekenhuis om te zien wat ik verder te weten kan komen.’

Instinctief vroeg Brunetti: ‘Wil je dat ik met je meeloop?’ ‘Is dat geen omweg voor je?’ vroeg Griffoni. Het was geen ja, maar zeker ook geen nee.

‘Niet echt, niet als ik via de Campo Santa Marina ga,’ antwoordde hij.

Ze bestudeerde haar handpalm, en kennelijk lag daar de beslissing. ‘We zouden nu kunnen gaan. Ik heb verder toch niets te doen, en de vicequestore is al weg.’ Voordat Brunetti het kon vragen, zei Griffoni: ‘Foa vertelde me dat hij is uitgenodigd voor een soort evenement van een van die buitenlandse liefdadigheidsinstellingen die de stad willen redden.’

Brunetti was bekend met die organisaties, maar achtte de kans klein dat de stad nog gered kon worden. ‘Nou,’ zei hij, ‘ze gaan naar dure restaurants, en dat zorgt voor werk, maar dat is dan het enige goede eraan.’

Alsof ze zijn gedachten kon lezen toonde Griffoni haar specifieke glimlachje, waarbij ze alleen het bovenste deel van haar gezicht leek te gebruiken. Haar mond bleef strak van afkeuring, maar in haar ogen verschenen pretlichtjes over de absurditeit ervan. ‘Het is een diner voor belangrijke Venetianen, om hun de dringende noodzaak uit te leggen dat de stad moet worden gered,’ merkte ze op.

‘Van wat?’ vroeg Brunetti, die al een lijstje aan het maken was, te beginnen met de vervuiling die werd veroorzaakt door de vliegtuigen van de mensen die naar het liefdadigheidsdiner kwamen.

‘Ik denk dat dit vanavond onthuld gaat worden,’ antwoordde ze.

Het kwam in Brunetti op om te vragen: ‘Hoe kan het dat Foa dit weet?’

‘Hij moet de vicequestore naar de eerste bijeenkomst brengen en dan later terugkomen om hem naar huis te brengen na dat diner.’

Brunetti’s gedachten gingen terug naar de notitie die hij had gelezen over het oneigenlijke gebruik van dienstauto’s om functionarissen ergens naartoe te brengen als dat niet werkgerelateerd was. Patta zat goed: het gebruik van boten werd niet genoemd. Opgevrolijkt door die gedachte kwam hij overeind terwijl hij zei: ‘Kom, Claudia, ik loop met je mee tot aan het ziekenhuis.’

Deze keer lachten beide helften van haar gezicht.

Vluchtig verlangen

Een bootongeval in de Venetiaanse lagune, waarbij twee Amerikaanse toeristen gewond raken, trekt commissario Brunetti’s aandacht als blijkt dat de twee mede-opvarenden de slachtoffers in het ziekenhuis achterlieten en ervandoor gingen. Was er meer aan de hand dan onschuldig joyriding en is dat de reden waarom de twee Italiaanse mannen niets met het ongeval te maken wilden hebben?
Brunetti moet samenwerken met zowel de carabinieri als de Guardia di Costiera, maar weet niet wie hij daar werkelijk kan vertrouwen. De zaak lijkt te leiden naar een man die betrokken is bij illegale nachtelijke activiteiten in de lagune, waarbij veel technologisch ... lees meer vernuft en een meedogenloos georganiseerd netwerk worden ingezet.
Donna Leon laat in haar dertigste Brunetti-thriller de commissario tot het uiterste gaan, en dwingt hem heel voorzichtig te handelen in zijn zoektocht naar de waarheid.

€ 21,99

Donna Leon

Donna Leon (New Jersey, 1942) werkte als reisleidster in Rome en als copywriter in Londen. Ze doceerde literatuurwetenschap aan universiteiten in Iran, China en Saudi-Arabië. Na vele jaren in Italië te hebben geleefd, woont ze nu in Zwitserland, van waaruit ze nog regelmatig Venetië bezoekt. Haar boeken werden wereldberoemd, vooral door het charismatische personage van commissario Brunetti. foto (c) Gaby Gerster/ Diogenes Verlag

Copyright © 2024 Standaard Uitgeverij