In een tijdscapsule worden brieven van dertienjarige schoolkinderen gevonden. Een van de brieven bevat een lijst met initialen van mensen die vermoord zullen worden. Slagen Huldar en Freyja erin om de schrijver en de moordenaar te vinden, voordat die alle slachtoffers op de lijst heeft vermoord?

Vortex is de nieuwe thriller van de IJslandse Queen of Crime Ysra Sigurdardóttir. Begin hier direct met lezen!

Hoofdstuk 1

Huldar wierp de stapel kopieën die hij van de school had gekregen op zijn bureau. Afgezien van een paar halfvolle koffiemokken die zich daar verzameld hadden, was het bureau bijna leeg. Hij kreeg de laatste tijd vooral opdrachten toebedeeld die niemand anders wilde aanpakken, zoals deze schoolzaak. Die zou waarschijnlijk alleen het mikpunt van spot op het politiebureau worden, net als hijzelf: een in ongenade gevallen leidinggevende die gedegradeerd was. Nu zat hij in een uithoek van de open kantoorruimte, vanwaar hij zijn oude privékantoortje nauwelijks kon zien.

De stiltes die vielen als hij verscheen of het gefluister als hij wegging, waren zo ondraaglijk dat hij soms wenste dat hij nog steeds de leiding had.
Hij paste ervoor op dat hij nooit in die richting keek. Het deed hem eigenlijk niet zoveel dat hij in rang was teruggezet, maar hij vond het wel erg dat zijn voormalige ondergeschikten hem behandelden alsof dat iets besmettelijks was. Zelf had hij gedacht dat de omgang met zijn collega’s weer net als voor zijn promotie zou worden, maar niets was minder waar. De stiltes die vielen als hij verscheen of het gefluister als hij wegging, waren zo ondraaglijk dat hij soms wenste dat hij nog steeds de leiding had.

Dat duurde echter nooit lang, want meteen daarop realiseerde hij zich vervolgens dat die functie hem eigenlijk helemaal niet gelegen had. Eindeloze formulieren om in te vullen, rapporten, vergaderingen en allerlei nutteloze documenten; als iemand hem van tevoren had gezegd wat die baan precies inhield, dan had hij de promotie nooit aanvaard. Jammer genoeg was er niet veel tijd voor uitleg geweest toen het aanbod kwam. De volledige sollicitatieprocedure was in één zin, bestaande uit vijf woorden, samengevat: Wil je het rechercheteam leiden? Zijn chef had toen dringend iemand nodig, want een reeks schandalen had ervoor gezorgd dat andere leidinggevenden een stap opzij hadden moeten zetten. Zo was de keuze bijna als vanzelf op Huldar gevallen. Bij een promotie binnen de politie hadden leeftijd en ervaring vaak voorrang op een universitair diploma of kwaliteiten die in andere functies belangrijk waren: dat bleek uit de statistieken. Huldar vermoedde dat men na de opschudding rond de schandalen een nieuw criterium had toegepast: de lengte van het personeelslid. Hij was er rotsvast van overtuigd dat degenen die op zoek waren naar een kandidaat om het rechercheteam te leiden zijn hoofd boven de groep hadden zien uitsteken. Was hij toen maar gaan zitten of had hij zijn hoofd maar gebogen, dan zou hij nu nog steeds dezelfde functie uitoefenen, middelmatig gewaardeerd worden en niet onder aan de ladder staan.

Hij had een moordonderzoek dermate grondig verprutst dat niemand het hem snel zou nadoen.
Huldar koesterde geen wrok tegen degenen die hem die positie aangeboden hadden. Hij had er immers voor kunnen bedanken. Hij was ook niet boos op degenen die hem gedegradeerd hadden, want het was niet mogelijk geweest om hem in een leidinggevende positie te houden. Hij had een moordonderzoek dermate grondig verprutst dat niemand het hem snel zou nadoen. Toen hij dit aan een van zijn zussen probeerde uit te leggen, kon hij slechts de vergelijking maken met een chirurg die met een scalpel in de hand een operatiekamer binnen kwam rennen, klaar om een noodingreep uit te voeren, maar die daarbij struikelde en per ongeluk het hoofd van de patiënt afsneed.

Het ergste was dat hij Freyja, het voormalige hoofd van het Kinderhuis, in zijn val had meegesleurd. Jeugdzorg kon het haar niet vergeven dat ze in hun gebouw een man had neergeschoten, en daardoor was ze daar nu weer een gewone psycholoog. Ze mochten allebei dankbaar zijn dat ze niet op straat stonden, op zoek naar een baan.

Maar Freyja was niet bepaald dankbaar. De zeldzame keren dat hun wegen elkaar na de dramatische gebeurtenissen in het Kinderhuis gekruist hadden, had ze hem nauwelijks een blik waardig gekeurd. De boosheid droop van haar af, en het was overduidelijk dat die tegen hem gericht was. Huldar fronste toen hij daaraan dacht. Hij had gehoopt dat ze ondanks het pijnlijke begin, de wankele middenakte en het buitensporige slot toch een stel zouden worden. Het was zijn eigen schuld: hun eerste ontmoeting had de toon gezet en het was eigenlijk al een wonder geweest dat hij opnieuw met haar bevriend was geraakt, ook al was die vriendschap van korte duur geweest. Toen hij Freyja voor het eerst zag, had hij beweerd dat hij timmerman was en vervolgens de nacht onder valse voorwendselen met haar door‑ gebracht. Eerdere ervaringen hadden hem geleerd dat weinig vrouwen in het uitgaansleven op politiemensen vielen. Om het allemaal nog erger te maken had hij zijn tweede voornaam, Jónas, gebruikt. Toen hun paden elkaar opnieuw kruisten in de moordzaak die hun carrière door de papierversnipperaar zou halen, kwam alles aan het licht: Jónas de timmerman had zich moeten voorstellen als Huldar de politieman.

Maar wat één keer gebeurd was, kon ook opnieuw gebeuren.
Maar wat één keer gebeurd was, kon ook opnieuw gebeuren. Wie weet zou hij nog een nieuwe kans krijgen? Die gedachte vrolijkte hem op.

Hij glimlachte naar de jonge politieman tegenover hem. De jongen beantwoordde zijn glimlach ongemakkelijk en richtte zich weer op zijn computerscherm, waarop niet veel te zien kon zijn. Hij was zo’n groentje bij de recherche dat hij zelfs nog onder Huldar in de pikorde stond. Hij was nog niet eens begonnen de professionele ladder te beklimmen. Maar hoewel de nieuweling de enige was die minder gewaardeerd werd dan hij, zou dat waarschijnlijk niet lang duren.

‘Kom je om in het werk?’ Huldar lette erop niet ironisch te klinken, want de jongen was belachelijk gevoelig. Het zou goed voor hem zijn wat harder te worden, maar daar moest iemand anders zich maar om bekommeren. Huldar had andere dingen om aan te denken dan een eigenaardige politiejongen.

‘Ja. Nee.’ Zijn voorhoofd, dat boven het scherm uitkwam, kleurde vuurrood.

‘Betekent dat nu ja of nee?’

‘Nee, ik kom er niet in om. Maar ik heb wel genoeg te doen.’

‘Je weet dat het bepaalde voordelen heeft als we weinig tot niets te doen hebben. Zo zien de burgers dat tenminste.’ Huldar ging zitten en pakte de stapel papieren erbij. Hoe sneller hij deze onzin afhandelde, hoe beter. Hij stond zichzelf niet toe te zuchten toen hij de kinderlijke, handgeschreven tekst op het bovenste blad doorlas. In het jaar 2016 zullen auto’s overbodig zijn. Ze worden vervangen door kleine helikopters die werken op zonnecellen. Er zal een middel tegen kanker en alle andere vreselijke ziekten uitgevonden worden. Niemand sterft voordat hij honderddertig is. En IJsland blijft nog steeds het beste land ter wereld! Elín – klas 9c. Daarop volgden twee hartjes en twee smileys. Huldar kon zich niet herinneren in deze baan ooit eerder smileys te zijn tegengekomen.

‘Zou jij het zien zitten om je auto aan de kant te zetten en in te ruilen voor een helikopter op zonnecellen?’
‘Zou jij het zien zitten om je auto aan de kant te zetten en in te ruilen voor een helikopter op zonnecellen?’ Huldar trok twee lamellen van de zonwering uit elkaar en keek naar buiten. Het grijze winterlicht volstond amper om een dergelijke helikopter te laten opstijgen, laat staan hem in de lucht te houden.

‘Wat?’ De stem van de jongen klonk alsof hij dacht dat het een examenvraag was.

‘Niets.’ Huldar was te moe om de zaak uit te leggen. Hij had de avond ervoor met een aantal vrienden een café bezocht, was te laat opgebleven en had een paar biertjes te veel gedronken. De jongen had duidelijk niet gehoord welke zaak Huldar gekregen had, of hij was zo traag van begrip dat hij een en ander niet met elkaar in verband bracht.

‘Kunnen wij van een helikopter gebruikmaken?’ ‘Ja.’

Huldar had meteen spijt van zijn antwoord en verbeterde zich: ‘Nee, wij hebben geen helikopter. Ik moet tien jaar oude ideeën van schoolkinderen over de toekomst doornemen. Dit is er een van: dat we rondvliegen in helikopters die werken op zonnecellen. Waarschijnlijk niet eens het gekste waar ik me nog doorheen moet worstelen.’

De jongeman schoof zijn stoel opzij om Huldar aan te kunnen kijken. Hij heette Gudlaugur, maar werd ondanks zijn pogingen om zijn koosnaam te negeren op het bureau altijd Gulli genoemd. Hij zou waarschijnlijk Gulli blijven totdat hij zich binnen het team had bewezen. Als dat ooit al gebeurde, want niet iedereen hield het uit in dit beroep. ‘Waarom moet je dat doen?’

‘Wie is hij van plan te vermoorden?’
‘De schooldirecteur heeft contact met ons opgenomen omdat er een ongewoon bericht tussen zat.’ Huldar gaf Gulli de kopie van de helikopterbrief. ‘In die tijd hadden ze een Amerikaanse partnerschool en een van de activiteiten was een tijdcapsule op het schoolplein te begraven. Tien jaar later moest die dan weer opgegraven worden om de toekomstvisie van de kinderen in beide landen te vergelijken. Alle kinderen in de negende klas schreven op hoe ze dachten dat IJsland er over tien jaar uit zou zien, waarna de briefjes in de tijdcapsule werden gestopt. Daar is niets mis mee, maar een van de IJslandse kinderen heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt om over ophanden zijnde moorden te schrijven. Ik moet uitzoeken wie dat was, zodat de psychologen kunnen onderzoeken of de auteur inmiddels een gevaarlijke volwassene is. Zelf betwijfel ik dat, maar ik ben verplicht de zaak te onderzoeken.’

‘Wie is hij van plan te vermoorden?’

‘Hij noemt zes personen van wie hij enkel de initialen geeft. In twee gevallen is het maar één letter.’ Huldar zocht in de sta‑ pel naar het bizarre bericht. Op de school had hij kopieën van de andere briefjes gekregen, maar hiervan het origineel. De se‑ cretaresse van de school vertrok haar gezicht toen ze hem het papier overhandigde, maar naderhand leek ze opgelucht dat dit nu het probleem van iemand anders was.

Gudlaugur keek toe terwijl Huldar de stapel doorbladerde. Huldar kon niet ontkennen dat het prettig voelde dat een collega interesse toonde in wat hij deed, want dat was al een tijd geleden. Alleen jammer dat dit zo’n stomme zaak was. ‘Waarom wordt er niet gewoon met die leerling gepraat? Het kan toch niet moeilijk zijn die te vinden?’

‘Het briefje is anoniem.’

‘Wat moet je dan doen? Uitzoeken wie er geen briefje in de tijdcapsule heeft gestopt? Het handschrift van de briefschrijver vergelijken met oude schoolopdrachten?’

‘Zoiets. Er is één briefje meer dan er op dat moment leerlingen in de negende klas zaten. De auteur heeft er dus blijkbaar twee ingeleverd. Ik moet de moordbrief daarom vergelijken met de andere briefjes in de tijdcapsule. En die handschriften zijn zo verdomd moeilijk te lezen! Zeker die van de jongens.’

‘Is het een jongen?’

‘Ja. Of een linkshandig meisje.’

‘Vingerafdrukken?’

Huldar lachte. ‘Ja, precies. Ik krijg ongetwijfeld toestemming het lab de vingerafdrukken van vijfenzestig schoolkinderen te laten onderzoeken.’ Hij nam de helikopterbrief weer op en legde hem op de stapel. ‘Daarvoor heb ik ten minste één lijk nodig en liefst alle zes.’ Hij haalde het verontrustende bericht tevoorschijn en las hardop: In het jaar 2016 worden deze mensen vermoord: k, sg, bt, jj, vs en i. Niemand zal ze missen. Ik al helemaal niet. Ik kan niet wachten. Hierop volgden geen smileys of hartjes.

‘Dus je denkt dat deze mensen nog in leven zijn?’
‘Dus je denkt dat deze mensen nog in leven zijn?’

‘Waarschijnlijk wel, maar omdat ik alleen initialen heb, is dat natuurlijk niet helemaal zeker.’ Huldar gaf het briefje aan Gudlaugur. ‘Maar de schoolsecretaresse zegt dat er de afgelopen jaren niemand met deze initialen is vermoord. Ze voegde er weliswaar aan toe dat er in 2013 een man vermoord werd wiens naam met een k begon, maar die dader is veroordeeld. Hij zat niet op deze school en had ook niet de juiste leeftijd. Ik moet dat uiteraard nog controleren, maar gezien het lage aantal moordslachtoffers op IJsland kun je zelfs vertrouwen op de informatie van een schoolsecretaresse.’

Gudlaugur zei tijdens het lezen van het briefje niets. Vervolgens keek hij Huldar aan met een ondoorgrondelijke blik. Hij had een babyface, zijn neus en wangen stonden vol sproeten, en hoewel de dag al vergevorderd was, waren er nergens baard‑ stoppels te bespeuren. Hij moest haast dertig zijn, dus nauwelijks ouder dan de naamloze briefschrijver nu. ‘Er bestaat een Wikipediapagina.’ Gudlaugur bloosde weer; ook daar leek hij beslist niet ouder door. ‘Over alle IJslandse moorden.’

Huldar trok zijn wenkbrauwen op. ‘Beheer jij die misschien?’ ‘Nee, ik wilde je er gewoon op wijzen. Misschien kun je daar de namen doornemen om jezelf tijd te besparen.’ Huldar had spijt dat hij vervelend had gedaan tegen de jongeman. Hij wilde bijna vriendschap sluiten: zoveel vrienden had hij immers niet meer op het politiebureau. Maar Huldar kreeg de kans niet om zijn gedrag te verbeteren, want hij zag Erla met haar winterjas aan in hun richting stormen. Hij hoopte van ganser harte dat ze hem niet mee naar buiten wilde nemen: hij was net binnen en het voorspelde slechte weer was zijn klauwen al aan het uitstrekken. Maar zoveel geluk had hij niet.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99