Een vermiste jonge vrouw heeft aanwijzingen achtergelaten om haar te vinden, maar voor wie?

Sinds haar ontvoering is Flora Dane’s leven voorgoed veranderd. Nu helpt ze op haar forum andere “overlevers’ en geeft ze adviezen over hoe je nooit meer slachtoffer hoeft te worden. Als een van de bezoekers van haar forum als enige een gezinsmoord overleeft en daarna spoorloos verdwijnt, probeert Flora haar op te sporen. Heeft het meisje weten te ontsnappen? Of is ze de moordenaar?

D.D. Warren wordt opgeroepen bij het onderzoek en vindt daarbij Flora op haar pad. Ze zullen hun krachten moeten bundelen om de aanwijzingen te ontrafelen waarmee de vermiste jonge vrouw lijkt te vragen: Zoek naar mij.

Benieuwd naar de eerste pagina’s van Lisa Gardner’s nieuwste thriller? Lees hier alvast het begin van Zoek naar mij.

Proloog

Wat Sarah zich een jaar later voornamelijk herinnerde, was dat ze wakker werd van gegiechel.

‘Ssst! Er wonen hier nog meer mensen. Mijn huisgenoten vinden het niet leuk als ik een man meebreng. Die saaie pieten vinden hun schoonheidsslaapje belangrijker.’

Ik mag bijvoorbeeld niet dít doen?
‘Dus we mogen geen lawaai maken? Ik mag bijvoorbeeld niet dít doen?’ Achter de deur van Sarahs slaapkamer klonk het geluid van een huilende wolf.

Weer gegiechel. Toen een bonk alsof iemand, en dat zou Heidi dan wel zijn, tegen de salontafel of de bank stootte.

‘Oeps,’ zei Heidi. ‘Nou ja, geeft niet, erg stil zou het toch niet blijven. Ik ben luidruchtig in bed en dat mag iedereen weten.’

De man: ‘Ik wíst dat ik van alle vrouwen aan de bar de juiste had gekozen. Ik hou ervan als vrouwen in bed luidruchtig zijn.’

Weer gegiechel, en nu een ander soort gebonk.

Sarah kreunde, rolde zich op haar buik op haar smalle matras en trok haar kussen over haar hoofd. In de kamer naast de hare deden Christy en Kelly vast hetzelfde. Heidi Raepuro was op het laatste moment aan hun huishouden toegevoegd. Een kennis van een kennis van een kennis, die ze alleen hadden genomen omdat ze bereid was extra te betalen voor een eigen slaapkamer in het appartement dat Sarah, Christy en Kelly, die elkaar al sinds hun eerste studiejaar kenden, zo graag hadden gewild. Op loopafstand van Boston College, met een erker, een parketvloer, plafond ornamenten, en drie slaapkamers. Toen Sarah hem voor het eerst had gezien, had ze het gevoel gekregen dat ze eindelijk volwassen was. Geen minikoelkast meer, geen studentenkamer waar je je kont niet kon keren. Geen kaal matras dat ze met haar twee jongere zusjes moest delen in een overbevolkte huurkazerne.

Alle avonden dat zij had zitten blokken terwijl anderen naar feestjes gingen of bezig waren de drugsfouten van hun hippie – ouders te herhalen, hadden eindelijk hun vruchten afgeworpen.

En er was nog een reden waarom ze verliefd was geworden op dit zonnige appartement. Nadat ze haar hele leven alles had moeten delen, delen, delen, bood deze flat haar het toppunt van luxe: een eigen kamer. Oké, hij was maar zo groot als een tweepersoonsmatras, eerder een kast dan een kamer, waarschijnlijk gecreëerd door een slinkse huiseigenaar die een driekamerflat had omgebouwd om de prijs van een vierkamerflat te kunnen vragen, maar dat maakte Sarah niets uit. Klein paste bij haar budget. Christy en Kelly deelden de grootste kamer, en nu hitsige Heidi wat extra’s betaalde voor de derde kamer, was iedereen tevreden. Vooral Sarah, genesteld in haar minuscule paradijsje.

Behalve op avonden als deze.

Meer gebonk, dat nu gepaard ging met gekreun. Goeie god, Heidi wist niet van ophouden.

‘Wacht... Ik wil niet... Nee!’
Een eigenaardig schrapend geluid.

‘Hé,’ zei Heidi met een hikje, hijgend van de inspanningen. Sarah drukte het kussen nog wat steviger tegen haar oren.

‘Wacht… Ik wil niet… Nee!’

Sarah hief haar hoofd op toen Heidi gilde. Hard, indringend, en…

Kan een gil ergens naar smaken? Vuur? As? De hete kaneelsnoepjes die Sarah als kind op het puntje van haar tong liet smelten?

Of is het eerder een kleur? Groen met gouden gegiechel, paars met blauw gegrinnik, en dit? Gesmolten wit. Het verblindende wit dat je oogballen doet smelten en de haartjes op je armen verschroeien. Een kleur zo fel dat hij niet natuurlijk kan zijn en tot in je merg doordringt.

Zo gilde Heidi. In gesmolten wit.

Haar gekrijs doorboorde de dunne wanden en dreigde de ruiten te laten springen. Het deed Sarah recht overeind schieten.

Zonder zich daarna nog te kunnen verroeren.

Dit was het deel dat ze zich nog steeds niet goed kon herinneren. Zelfs niet na een jaar. De politie vroeg haar om details. Rechercheurs, een forensisch verpleegkundige, daarna andere onderzoekers, mensen gespecialiseerd in plaatsen delict.

Ze kon hun alleen vertellen dat de avond was begonnen met groen met gouden gegiechel en geëindigd met gesmolten wit gegil. Heidi’s gekrijs was het witst en het heetst, maar was godzijdank barmhartig kort geweest.

Angst, woede, wanhoop.
Christy en Kelly. Twee meisjes in één kamer. Beste vriendinnen, ploeggenoten in het lacrosseteam. Gealarmeerd, gewapend, vechtend als leeuwinnen. Ze hadden met hun trofeeën gesmeten. Had de klap van metaal tegen een muur een smaak of een kleur? Nee, het was alleen een klap. Gevolgd door gegil, dat wel kleuren en smaken had. Angst, woede, wanhoop. Verbetenheid toen een van hen hem met haar lacrossestick probeerde te raken. Afgrijzen toen hij pareerde met een mes.

Hij stak Kelly in haar buik (las Sarah later in het verslag), maar Kelly greep zijn enkels en rolde zich tegen hem aan, om hem heen, als een menselijk gordeldier. Hij begon erop los te hakken, zijn mes afketsend op haar ribben, wat Christy in staat stelde een deken van het onderste bed te grissen en over hem heen te gooien. Even raakten zijn armen erin verward.

‘Sarah!’ gilden ze. ‘Help! Bel de politie!’

Sarah belde. Ze herinnerde zich dat niet, maar op haar verzoek werd het bandje later voor haar afgespeeld. Een opname van haar stem, bevend, zacht als een fluistering, toen ze het nummer van de alarmcentrale had gedraaid: ‘Help ons, alstublieft, hij is hen aan het vermoorden. Hij gaat ons allemaal vermoorden.’

Ze had haar kamer verlaten. Ze moest wel. In haar kleine kamertje zou ze als de spreekwoordelijke rat in de val zitten. Ze moest open terrein zien te bereiken.

Om zich te beschermen?

Om haar vriendinnen te redden?

Ze wist het niet. Een vraag om over te piekeren in alle slapeloze nachten die nog zouden volgen.

Ze deed de deur van haar kamer open.

Sloop naar de slaapkamer van haar huisgenoten. Zag een hand in de deuropening, Kelly’s gespreide vingers, en greep hem instinctief vast. Wilde ze haar vriendin in veiligheid slepen? Haar kiezen op elkaar zetten en hen een voor een naar de hal dragen? Er was geen tijd om een plan te maken. Ze moest het gewoon doen. Ze greep Kelly’s hand en trok er uit alle macht aan.

En toen had ze een arm in haar handen. Alleen een arm.
En toen had ze een arm in haar handen. Alleen een arm.

Want als een meisje zich als een gordeldier rond de enkels van een krankzinnige bruut krult, krijgt hij er blijkbaar op een gegeven moment genoeg van alleen maar op zijn slachtoffer in te hakken en hakt hij in plaats daarvan de armen eraf.

Weer gegil, recht tegenover haar. Christy, die nog vocht. Gevolgd door een smeekbede achter haar.

‘Sarah…’

Ze wist niet waar ze moest kijken. Deze geluiden, deze dingen, deze nacht, ze registreerde niets. Was er niet toe in staat.

Langzaam, met Kelly’s warme, natte arm tegen haar borst geklemd, draaide ze zich om naar de stem achter haar en zag Heidi, die uit haar slaapkamer was gekropen. De huid van haar naakte schouders leek zilver in het schijnsel van het licht dat door het raam naar binnen viel. Ongeschonden, nog helemaal gaaf. Maar het blonde meisje zat voorovergebogen, met haar hand tegen haar buik gedrukt, en Sarah rook de geur van haar doorboorde darmen.

Weer een gil in de slaapkamer. Niet gesmolten wit. Lavarood.

Pure razernij van een topatlete die weigerde in de bloei van haar leven geveld te worden.

En toen wist Sarah was ze moest doen. Ze keerde de mooie, domme, opengereten Heidi de rug toe. Ze verstevigde haar greep om de arm van de arme Kelly en wierp zich in de strijd.

Christy, in een hoek gedreven tegen het stapelbed, gewapend met haar lacrossestick. De krankzinnige bruut, die zich van de deken had bevrijd, dansend rond het lijk aan zijn voeten. Hij amuseerde zich, had alle tijd van de wereld.

‘Pardon,’ zei Sarah.

Hij sprong op Christy af. Ze liet haar stick neerkomen. Hij draaide zich half om en stak het mes in de kwetsbare plek onder haar ribben. Een nat, zuigend geluid, gevolgd door Christy’s holle kreun. Toch haalde ze nog een keer uit met de stick. Ze raakte hem op de zijkant van zijn hoofd. Niet hard, maar hij deinsde evengoed even achteruit.

Geen gegil meer. Alleen de geluiden van uitputting. Iedereen stond te hijgen.

‘Pardon,’ zei Sarah nogmaals.

Geen gegil meer. Alleen de geluiden van uitputting.
Opeens stond de man met het mes volkomen stil. Toen keek hij om, met een frons op zijn met bloed besmeurde gezicht. Sarah bleef naar hem kijken. Ze wilde hem zien. Zijn uiterlijk in zich opnemen. Anders kon dit allemaal niet echt zijn. Vooral niet dit moment, waarop ze beide handen naar voren stak en de afgehakte arm van haar vriendin aanbood aan de man die haar had vermoord.

Donker haar. Hoge jukbeenderen. Gebeeldhouwd gezicht. Helemaal het type dat Heidi gewend was mee te brengen uit het café. Het type dat voor Sarah altijd te hoog gegrepen zou blijven.

‘Je bent dit vergeten,’ zei ze, met de arm voor zich uit.

(‘Wat?’ Hier had de politieagente die als eerste met haar had gesproken haar verhaal onderbroken. ‘Wát heb je gezegd?’ ‘Ik moest wel.’ Sarah probeerde het aan de vrouw uit te leggen. Behalve dat zoiets misschien niet viel uit te leggen. Ze had geweten dat ze iets moest doen. Hem laten ophouden. Hem storen. Al dat lavarode en gesmolten witte gegil laten verdwijnen. Daarom was ze de kamer binnengegaan en had ze hem het enige geboden dat ze te bieden had: Kelly’s bloederige arm.)

Nu richtte hij zijn volledige aandacht op haar. Hij draaide zich om, met het druipende mes in zijn hand, zijn tanden ontbloot.

Ze zag hem naderen. Ze verroerde geen vin. Ze gilde niet. Ze voelde zich als een klein meisje dat in de keuken stond terwijl haar vader de ketel met kokend water van het fornuis tilde. ‘Wat de fuck, teringwijf! Als ik jou om mijn centen vraag, dan geef je me mijn centen! Ik ben hier de baas. Doe wat ik zeg of ik smijt deze ketel in je lelijke smoel. Moet je zien of er dan nog iemand bereid is naar je om te kijken!’

Sla je ogen niet neer, maar zeg niets. Dat is wat ze door de jaren heen van haar moeder had geleerd. Als hij je pijn doet, dwing hem dan dat te doen terwijl hij je aankijkt.

De krankzinnige barbaar bleef vlak voor haar stilstaan, met het mes langs zijn zij. Ze rook het bloed op zijn wangen, de whiskygeur die uit zijn mond walmde.

Toen zei hij: ‘Ik wil je horen gillen.’

Langzaam, heel langzaam, hief hij het mes op. Hoger, hoger, hoger.

Achter hem probeerde Christy haar lacrossestick weer op te tillen. In beweging te komen. Het voordeel uit te buiten. Maar de stick gleed uit haar trillende vingers. Hij kletterde op de vloer terwijl zij in elkaar zakte. Een zucht, die van heel ver leek te komen: geen vlammende razernij van een topatlete, maar berusting. Zo voelde het dus als je ging sterven.

‘Ik wil je horen gillen,’ zei hij weer, zachtjes.

Hij genoot hiervan. Hij voelde geen schaamte, geen berouw.
Sarah staarde hem aan en in zijn blik zag ze wat hij ging doen. Hij was niet haar stompzinnige vader. Hij werd niet gedreven door een opvliegend temperament en een slechte dronk. Nee, het jachtmes in zijn hand, het bloed op zijn gezicht. Hij genoot hiervan. Hij voelde geen schaamte, geen berouw. Heidi’s gegil, Christy’s manmoedige verzet, Sarahs zwijgende rebellie – hij had zich in jaren niet zo geamuseerd.

‘Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis,’ hoorde ze zichzelf prevelen, ‘ik vrees geen kwaad.’

Toen deed ze haar ogen dicht en drukte het laatste stukje van Kelly tegen zich aan, terwijl hij met een lach, een gniffel van genoegen, het mes in een boog liet neerkomen, de punt gericht op haar borst.

Een knal. Twee, drie, vier, vijf. Pijn, haar schouder, haar borst, haar hals. Hij had haar geraakt, dacht ze, toen ze op de vloer ineenzakte. Niet met het mes. Hij had op haar geschoten.

Maar dat kon niet kloppen…

Een verstikte snik achter haar, en toen de stank van de dood die steeds dichterbij kwam. Heidi sleepte zich over de parketvloer.

Met een klein vuurwapen in haar hand, zag Sarah nu. Heidi had een pistool.

‘Het spijt me,’ fluisterde Heidi. Ze huilde. De tranen mengden zich met het bloed op haar wangen. ‘Ik had… nooit…’

‘Ssst,’ zei Sarah.

Heidi legde haar hoofd op Sarahs schouder. Sarah kromp ineen; Heidi’s kogels hadden haar geraakt toen ze op hem had geschoten. Maar dat leek nu niet veel meer uit te maken. Bloed hoopte zich op in haar keel, bloed stroomde uit haar rug, zoveel pijn, maar het leek ver weg, abstract.

De barbaar lag stil. Het gesmolten witte gegil was verstomd.

Nu was er alleen dit. Een laatste ogenblik.
Nu was er alleen dit. Een laatste ogenblik.

Sarah en Heidi legden allebei een hand op Kelly’s arm.

‘Het spijt me,’ mompelde Heidi weer.

Sarah hoorde haar laatste rochelende ademhaling.

‘Ik vrees geen kwaad,’ fluisterde ze toen het stil was. ‘Ik vrees geen kwaad, ik vrees geen kwaad, ik vrees geen kwaad.’

Eindelijk drong de politie de flat binnen. Met ambulanceverplegers in hun kielzog.

‘Jezus.’ De eerste agente bleef midden in de flat als verstijfd staan.

‘Ik vrees geen kwaad,’ zei Sarah tegen haar.

Weer bood ze, met beide handen, Kelly’s arm aan.

Wat ze zich een jaar later voornamelijk herinnerde, was dat ze wakker werd van gegiechel.

Kan een gil ergens naar smaken? Vuur? As? De hete kaneelsnoepjes die Sarah als kind op het puntje van haar tong liet smelten?

‘Pardon. Je bent dit vergeten.’

Onderdrukt gegiechel. Gesmolten wit gegil.

Ik vrees geen kwaad…

Een jaar later, een jaar later, een jaar later…


Er klopte iemand op de deur. Hard. En toen wéér.

Iemand eiste toegang.
Sarah schrok wakker in haar kleine eenkamerflat. Badend in het zweet, amechtig hijgend. Ze bleef doodstil liggen, oren gespitst. Weer werd er geklopt. Gebónsd. Iemand eiste toegang.

Langzaam stak ze haar hand uit naar de bovenste la van haar nachtkastje. Geen mes lag daar verborgen. Ze kon niet eens naar een scherp lemmet kíjken. Geen pistool. Ze had het geprobeerd, maar haar handen trilden te veel. In plaats daarvan: een busje pepperspray. Bedoeld om beren af te schrikken als je door het bos liep, verkrijgbaar in alle winkels waar ze kampeerspullen verkochten. Ze had overal in haar flat van die busjes liggen. Ze had er in elke tas een.

Ze haalde het uit de lade en stond geruisloos op. Weer werd er geklopt.

Ze bleef staan. Ze rook de muffe geur van haar zweet en angst. Elke nacht was het raak.

Een gil had wel degelijk een kleur. Dat was het enige wat ze nu nog echt begreep. Elke gil had een kleur en zij kende inmiddels alle tinten van de wanhoop.

‘Ik vrees geen kwaad,’ zei Sarah tegen zichzelf toen ze door het spionnetje naar de zwak verlichte hal keek.

Een vrouw. Achter in de twintig, misschien begin dertig, in een spijkerbroek en sweatshirt. Ze zag eruit als iemand die Sarah zou moeten kennen. Iemand die ze misschien ooit had ontmoet. Al was twee uur ’s nachts geen tijdstip waarop je bij iemand op bezoek ging.

‘Wees niet bang,’ zei de vrouw, die blijkbaar voelde dat Sarah haar bekeek. Ze hief beide handen op, alsof ze wilde aantonen dat ze niet gewapend was. ‘Ik zal je niks doen.’

‘Wie ben je?’

‘Tja, om daarachter te komen moet je de deur opendoen. Zo werkt dat. Ik ben gekomen om je te helpen, maar je moet zelf de eerste stap zetten.’

‘Ik vrees geen kwaad,’ zei Sarah, met het busje pepperspray in haar vuist.

‘Er is heel veel kwaad op de wereld. Angst beschermt ons.’
‘Dat is dom,’ zei de vrouw. ‘Er is heel veel kwaad op de wereld. Angst beschermt ons.’

‘Wie bén jij?’

‘Iemand die hier niet de hele nacht blijft staan. Je moet kiezen, Sarah. Je kunt je achter dooddoeners blijven verschuilen, of de wereld een tikje beter maken.’

Sarah aarzelde. Maar toen tastten haar vingers naar het eerste slot. Het tweede. Het derde. De vrouw had iets. Het zat hem niet zozeer in wat ze zei, maar in haar houding.

Christy, dacht ze opeens. De vrouw had dezelfde houding als Christy had gehad. Uitdagend, bereid om het tegen de hele wereld op te nemen.

Langzaam, heel langzaam, deed Sarah de deur open, tot ze oog in oog stond met haar onverwachte gast.

‘Niet gek, pepperspray,’ zei de vrouw. Ze liep de kleine flat in.

Draaide zich om haar as, keek om zich heen. Knikte, alsof dit precies was wat ze had verwacht.

Ze draaide zich weer om naar Sarah en stak haar hand uit.

‘Ik ben Flora Dane,’ kondigde ze aan. ‘Een jaar geleden ben je erin geslaagd in leven te blijven. Nu ga ik je leren weer te leven.’

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Lisa Gardner

Lisa Gardner is een van de meest geprezen en succesvolle misdaadauteurs ter wereld. Ze wordt in dertig landen vertaald en verkocht meer dan 22 miljoen boeken. In 2012 stond ze met maar liefst drie titels tegelijk in de New York Times-bestsellerlijst. Lisa woont in New Hampshire met haar gezin.   foto auteur (c) Deborah Feingold