De negende aflevering van het Verhaal van Vlaanderen zoomde in op de Eerste Wereldoorlog en het Interbellum. WO I begon voor België in 1914, wanneer het Duitse rijk België binnenviel. 

Weet je nog aan welke rivier het was dat het Belgische leger erin slaagde het Duitse leger tegen te houden? Dit was de frontlijn tot aan het einde van de oorlog.
A. De IJzer
B. De Schelde
C. De Leie
D. De Maas

Benieuwd naar het antwoord? Dat vind je hieronder in het fragment uit het Het verhaal van Vlaanderen – De geschiedenis van de prehistorie tot nu, of scroll helemaal naar onder als je niet kan wachten!

‘Brave little Belgium’

De koning schrijft op 2 augustus nog een persoonlijke brief naar de Duitse keizer waarin hij vraagt om België niet binnen te vallen. De koningin, Elisabeth, helpt hem daarbij. Zij komt uit het oude Duitse vorstengeslacht von Wittelsbach en is de kleindochter van de koning van Beieren. Albert spreekt Wilhelm II, de Duitse keizer, in de brief aan met ‘neef’. Via hun familierelaties probeert de Belgische koning nog een oorlog te verhinderen. De brief haalt niks uit.

’s Avonds arriveert het Duitse ultimatum: geeft België geen doortocht, dan beschouwt Duitsland het land als een vijand. Het Duitse Rijk verwacht binnen twaalf uur een antwoord. Het ultimatum voelt als ‘een stomp in de maag’, volgens een van de ministers in de kroonraad. Minister van staat Charles Woeste, die het in de binnenlandse politiek lang aan de stok heeft gehad met priester Adolf Daens, is lijkbleek en zegt: ‘Laten we onszelf niets wijsmaken. Het wordt verschrikkelijk.’ Op 3 augustus om zeven uur ’s morgens, het ogenblik dat het ultimatum afloopt, ontvangen de Duitsers het Belgische antwoord: België weigert toestemming te verlenen voor een Duitse doortocht.

Ondertussen verneemt de bevolking wat er aan de gang is. Ze reageert met een mix van woede en ongerustheid, maar ook vastberadenheid. Twintigduizend mannen melden zich in enkele dagen aan als vrijwilliger in het leger. De Britten reageren door de Duitsers zelf een ultimatum te sturen met de eis om de inval te staken. Tevergeefs, de Duitse invasie op 4 augustus verloopt via het Plateau van Herve en trekt richting Luik.

Dezelfde dag trekt Albert I in uniform onder luid gejuich van de massaal opgedaagde toeschouwers door de straten van Brussel naar het Paleis van de Natie, het parlement. Daar spreekt hij de volksvertegenwoordiging toe: ‘Een land dat zich verdedigt, verdient de eerbied van allen. Een dergelijk
land gaat niet ten onder. God zal met ons zijn in deze rechtvaardige zaak. Leve het onafhankelijke België!’ Het is de laatste keer dat het Belgische parlement vergadert tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. De Britse eerste minister is diezelfde avond bijzonder somber: ‘In heel Europa gaan nu
de lichten uit. We zullen ze in ons leven niet meer brandend zien.’

‘In heel Europa gaan nu de lichten uit. We zullen ze in ons leven niet meer brandend zien.’

Al op 20 augustus marcheren de Duitsers Brussel binnen. De volgende weken verbijstert de Duitse aanpak de wereld. Burgers worden gefusilleerd en steden gaan in vlammen op. Aarschot, Dinant, Leuven, Dendermonde – men noemt ze de ‘martelaarssteden’, slachtoffers van de Duitse vernielingen. In Leuven gaan meer dan duizend gebouwen verloren, waaronder de universiteitsbibliotheek in de gotische lakenhal uit 1317. In Dendermonde wordt negentig procent van de woningen zwaar beschadigd en ligt het oude belfort in puin. Om en nabij de 600.000 Belgen ontvluchten het land. De wereld spreekt over ‘Brave Little Belgium’ en ook ‘Poor Little Belgium’.

Het IJzerfront

De komende maanden betekenen een grote terugtocht voor het Belgische leger. Het strijdt feller dan de Duitsers hebben verwacht, maar de overmacht is te groot. De Belgische moed van augustus is tegen oktober in de schoenen gezakt. Op 15 oktober noteert koningin Elisabeth in haar dagboek: ‘Toestand zeer slecht. Albert ziet het allemaal zwart in.’

Het Belgische leger trekt zich terug achter de IJzer, de rivier in de West-Vlaamse Westhoek. Het gebied rond Nieuwpoort wordt onder water gezet om de Duitse opmars te stoppen. Karel Cogge, de opzichter van de Noodwatering van Veurne, opent het sas van Veurne en Hendrik Geeraert, een Nieuwpoortse binnenschipper, de sluizen van Nieuwpoort. In enkele dagen tijd staat de hele IJzervlakte onder water. De oorlog wordt hiermee een stellingenoorlog. De modderige en vuile loopgraaf wordt kenmerkend voor het conflict.

Er wordt op een ongeziene schaal gevochten, gevoed door de nieuwe industrie, met machinegeweren, grote kanonnen, vliegtuigen, gifgas en tanks. De strijd is dodelijker dan ooit. De fabrieken zijn in staat om al dat oorlogsmateriaal en masse te produceren.

Tijdens de vier jaren van conflict ontwikkelt men 800.000 ton aan explosieven. Er vinden vele gruwelijke
veldslagen plaats, zoals de Slag bij Passendale, waarbij duizenden en duizenden soldaten de dood ingejaagd worden. Hoewel de veldslagen op Belgisch grondgebied plaatsvinden, nemen de Belgen niet deel aan deze grote slag. Albert I wil koste wat het kost zijn manschappen sparen. Maar binnen zijn leger groeit er ontevredenheid bij de Vlaamse soldaten. Zij maken ongeveer 65 procent uit van het leger, terwijl de voertaal van de bevelhebbers Frans is. Kennis van dat Frans leidt tot promotie. De vooroorlogse toestand van ‘Arm Vlaanderen’, waarbij de taal een sociale grens vormt, zet zich aan het front voort. Er mag ook niet vergeten worden dat de leerplicht pas in 1914 ingevoerd wordt, waardoor analfabetisme verre van een uitzondering is. Dat speelt een rol.

De vooroorlogse toestand van ‘Arm Vlaanderen’, waarbij de taal een sociale grens vormt, zet zich aan het front voort.

De Frontbeweging, een groepering van Vlaamsgezinde soldaten die uit het studentenleven voortkomt, verspreidt in het leger blaadjes onder de vroegere studenten waarin de oneerlijkheden aangeklaagd worden. Zij aanvaarden de ongelijke behandeling niet. Op de graven van gesneuvelde medestudenten brengen ze het opschrift ‘AVV – VVK’ aan, wat staat voor ‘Alles Voor Vlaanderen – Vlaanderen Voor
Kristus’.

Wat later richten ze zerkjes op in de vorm van een Keltisch kruis dat ontworpen is door de Ierse Vlaming Joe English als alternatief voor de officiële oorlogsgraven. Op 11 juli 1917 publiceren ze een Open brief aan den Koning der Belgen, Albert I waarin ze de achterstelling van de Vlamingen en de arrogantie van de officieren aanklagen. In het door de Duitsers bezette deel van België voert de militaire overheid een bewuste Flamenpolitik en vernederlandst bijvoorbeeld in 1917 de universiteit van Gent. Een klein deel van de bevolking, de Activisten, is enthousiast over het Duitse bestuur en werkt ermee samen. Ze worden er na de oorlog voor gestraft.

In een treinwagon in het Franse Compiègne ondertekent Duitsland op 11 november de Wapenstilstand. De Grote Oorlog is eindelijk voorbij. 40.000 Belgische soldaten hebben het leven gelaten in wat we de Eerste Wereldoorlog zijn gaan noemen. Dat is een tiende van de ingezette mannen. Elf dagen na de ondertekening rijdt koning Albert I op zijn witte schimmel weer door de Brusselse straten. De ‘koning-ridder’ wordt als een held onthaald. In het parlement kondigt hij een belangrijke nieuwe maatregel aan: de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht. Vanaf nu telt elke stem van elke man boven de 21 jaar, de sociale afkomst speelt geen rol meer.

 

Antwoord: De Ijzer. Het Belgische leger zette door de sluizen in Nieuwpoort te openen de West-Vlaamse polders onder water, waardoor het Duitse leger niet verder kon. Onder anderen de sluismeester Hendrik Geeraert opende het sluizencomplex in Nieuwpoort. Geeraert zou later nog jarenlang als eerbetoon op het briefje van 1000 Belgische Frank staan.

 

Verder lezen kan in Het verhaal van Vlaanderen van Harry De Paepe. Meer quizvragen vind je in de Quizdoos (voor het hele gezin!).

Ontdek ook onze andere titels: