De 6de aflevering van Het verhaal van Vlaanderen stond in het teken van de Spaanse tijd. Wat een heftige periode was dat! Weet jij het antwoord op deze vraag? 

De edellieden die protesteerden tegen het strenge beleid van Filips II hoopten dat de koning naar hen wilde luisteren. Een van de aanhangers verweet hen ‘bedelaars’ te zijn. Welk woord gebruikte hij om hen te beledigen? 
A. ‘het zijn slechts pooiers’ 
B. ‘het zijn slechts landlopers’ 
C. ‘het zijn slechts geuzen’ 
D. ‘het zijn slechts graaiers 

Meer weten? Lees dan het fragment rond het Eedverbond der Edelen uit Oranje tegen Spanje van Edward De Maesschalck. Of scroll naar beneden als je niet kan wachten. 

Eedverbond der Edelen 

Filips II talmde in 1565 vanuit Spanje met meer instructies voor de Nederlanden, omdat Malta al zijn aandacht opeiste. Vanuit dat strategisch gelegen eiland in de Middellandse Zee bonden de Hospitaalridders de strijd aan met de Barbarijse zeerovers, die opereerden vanaf de Afrikaanse kust. In mei 1565 landde op Malta een Turkse vloot met circa veertigduizend manschappen. De Hospitaalridders beschikten over amper zesduizend man, maar ze hielden moedig stand onder leiding van hun grootmeester Jean Parisot de la Valette (naar wie later de nieuwe hoofdstad ‘La Valetta’ werd genoemd).  

Toen in september een Spaans ontzettingsleger arriveerde, werden de Turken in de pan gehakt. Ze verloren bijna de helft van hun troepen. Het was de eerste keer dat het Ottomaanse Rijk zo’n zware nederlaag te verduren kreeg. Filips II was in de wolken en voelde zich meer dan ooit gesterkt om ongelovigen en ketters te lijf te gaan.  

Vanuit zijn nieuwe buitenverblijf in El Bosque de Segovia schreef hij in oktober een aantal brieven aan de landvoogdes van de Nederlanden, die zo scherp waren dat zij ze niet meteen wilde vrijgeven. Haar zoon, Alexander Farnese, was immers uit Spanje teruggekeerd en zou in Brussel trouwen met Maria, een kleindochter van koning Emanuel i van Portugal. De feestelijkheden werden op 11 november 1565 met veel vertoon ingezet. Na afloop bracht de landvoogdes op 14 november de hoge edelen op de hoogte van de koninklijke boodschap. Filips II wees niet enkel alle voorstellen van de hoge edelen af, maar drong bovendien aan op een nog scherpere toepassing van de plakkaten.  

Tweehonderd van hen kwamen op 4 april 1566 persoonlijk naar Brussel om het smeekschrift aan de landvoogdes te overhandigen.

Iedereen was ontzet over zoveel koppigheid. Vele edelen, onder wie Willem van Oranje, dreigden zelfs hun functies neer te leggen. Maar de prins had nog meer pijlen op zijn boog. Zijn jongere broer en secretaris, Lodewijk van Nassau, smeedde samen met Hendrik van Brederode een bondgenootschap onder de lagere edelen. Zij stelden een smeekschrift op dat in de komende maanden door niet minder dan vierhonderd edelen zou worden ondertekend.  

Tweehonderd van hen kwamen op 4 april 1566 persoonlijk naar Brussel om het smeekschrift aan de landvoogdes te overhandigen. Het werd een indrukwekkende vertoning, die door de Brusselse bevolking met grote belangstelling werd gevolgd.  

Brederode beweerde nadien dat Berlaymont, de voorzitter van de Raad van Financiën, hen schamper schooiers had genoemd: ‘Ce ne sont que des gueux’ (in feite bedelmonniken). Wellicht heeft hij dat verzonnen, maar alleszins noemden de edelen zich voortaan ‘geuzen’ en lieten een penning maken met aan de ene zijde een portret van de koning en aan de keerzijde samengevouwen handen rond een bedeltas. De penning werd met een lint op de borst gedragen en droeg het opschrift: ‘1566. En tout fidelles au Roy / iusques a porter la besace’ (‘in alles trouw aan de koning, zelfs tot de bedeltas’).  

Overigens was de tekst van het smeekschrift vrij gematigd, maar tegelijk dreigend en profetisch:  

Wij twijfelen er niet aan, Mevrouw, dat alles wat Zijne Majesteit bevolen heeft over de inquisitie en strenge naleving van de plakkaten bedoeld is om voort te zetten wat wijlen keizer Karel reeds met goede bedoelingen had bepaald. De ene tijd is echter de andere niet, en iedere tijd vraagt om eigen maatregelen. De genoemde plakkaten hebben, hoewel ze niet eens in alle gestrengheid werden toegepast, nu al enige jaren tot moeilijkheden geleid. Wij vrezen daarom dat door het laatste besluit van Zijne Majesteit, waar- bij hij nadrukkelijk beveelt dat de inquisitie haar taak moet vervullen en de plakkaten in alle strengheid uitgevoerd moeten worden, de moeilijkheden zullen toenemen. Er zou wel eens een algemene opstand kunnen uitbreken, die tot een ineenstorting van alle landen kan leiden.  

Terwijl de lage edelen kozen voor publieke actie, werkten de hoge edelen in besloten kring aan een mogelijke oplossing, de zogenaamde Moderatie. De landvoogdes belegde in het paleis van de Coudenberg een crisisvergadering met de Raad van State, stadhouders en ridders van het Gulden Vlies.  

Om de angst voor een Spaanse inquisitie te bezweren, werd de controle op het katholicisme voortaan toevertrouwd aan de bisschoppen. De brandstapel als strafmaatregel werd gewoon afgeschaft. Bovendien zouden alleen nog predikanten, hervallen ketters (relapsen) en wederdopers bestraft worden, hetzij door onthoofding hetzij door confiscatie.  

Toen ze echter goed en wel in Spanje waren, brak in de Nederlanden de Beeldenstorm uit, zodat hun opdracht totaal de mist inging.

Berouwvolle ketters die hun dwalingen publiek afzweerden, mochten op genade rekenen. Wie toch hardnekkig bleef, werd verbannen, maar zonder confiscatie. Ze kregen zelfs de mogelijkheid hun goederen te laten beheren door een katholiek naar keuze. Tegelijkertijd bleven de hoge heren principieel vasthouden aan een exclusief katholicisme en werden er geen toegevingen gedaan aan de protestanten. De Moderatie had niet tot doel de protestanten tevreden te stellen, maar wel de grote onrust onder de katholieken en de lagere edelen weg te nemen.  

Oranje vond de Moderatie niet ver genoeg gaan, want volgens een brief van Granvelle aan de koning ‘verplichtte die hem nog steeds om zijn echtgenote en de helft van zijn hofhouding te vervolgen’. Maar de Moderatie viel wel in goede aarde bij de provinciale Statenvergaderingen, die het document uitgebreid bespraken in de loop van mei en juni 1566. De landvoogdes stuurde daarom twee gezanten naar Madrid om de Moderatie bij de koning te bepleiten. Dat waren Floris van Montmorency, baron van Montigny (stadhouder van Doornik), en Jan van Glymes, markies van Bergen op Zoom (stadhouder van Henegouwen).  

Toen ze echter goed en wel in Spanje waren, brak in de Nederlanden de Beeldenstorm uit, zodat hun opdracht totaal de mist inging. Beide heren werden onder huisarrest geplaatst. De markies van Bergen verbleef in Segovia, werd er ziek en overleed er in 1567. De baron van Montigny werd in 1570 door de Raad van Beroerten ter dood veroordeeld en in zijn gevangenis in Simancas gewurgd. Filips II liet wel opzettelijk het gerucht verspreiden dat hij aan ziekte was overleden, om de gemoederen in de Nederlanden niet verder op te hitsen. Geen van beide heren had wettige kinderen, zodat hun geslacht in rechte lijn uitstierf en de koning hun bezittingen moeiteloos kon inpalmen. 

Antwoord: Karel Van Berlaymont zei tegen Margaretha van Parma, de halfzus van de koning: ‘Wees niet bang, mevrouw, het zijn slechts bedelaars.’ Hij gebruikte het woord ‘geuzen’. 

Meer weten?