Met zijn nieuwste boek ‘Dagboek van een chihuahua‘ neemt Do Van Ranst alvast een aanloopje naar zijn twintigste verjaardag als auteur in 2019. Een uitstekende reden om hem daarover even aan de tand te voelen. Met Do’s hond Jef op de schoot en een kop koffie erbij vertelde hij over zijn nieuw werk, schrijven voor kinderen en zijn inspiratie.

Wie ben je?

“Ik ben Do Van Ranst en ik ben een kinder- en jeugdboekenschrijver. Daarnaast doe ik ook nog veel andere dingen. Ik ben veel met theater bezig. Maar boeken schrijven voor kinderen en jongeren doe ik al bijna twintig jaar.”

 

Je viert bijna je twintigste verjaardag als auteur. Hoe ben je ooit begonnen?

“Ik ben – héél cliché – boeken beginnen schrijven omdat ik zelf super graag lees. Ook als kind en als jonge kerel las ik ontzettend graag. Ik werd jaloers van de boeken die ik las. Zo jaloers dat ik het zelf ook wilde kunnen. Het schrijven is op die manier echt vanuit een passie voor boeken gegroeid. Ik was ook zo gek van de vorm en look van boeken dat ik er zelf een deel van wilde uitmaken.”

Je hebt ook net een nieuw boek uit, Dagboek van een chihuahua. Waarover gaat het boek?

 “Dagboek van een chihuahua is eigenlijk een verhaal dat ontstaan is vanuit de titel. Vroeger was er een serie op tv die dagboek van een herdershond heette. Dat heeft verder niets te maken met het boek, maar toen ik toevallig een aantal keer in contact kwam met de chihuaha, de kleinste hond ter wereld, was er iets in mijn hoofd dat zei: dagboek van een chihuahua daar zit iets in. En dan ga ik nadenken: Wat als die kleinste hond ter wereld zijn verhaal nu eens gaat vertellen? Ik zie heel vaak meisjes met hele dure handtassen met zo’n hondje erin. Dan vraag ik me af wat dat beestje wel niet moet denken. Nu, ik wilde er zeker geen zeemzoet verhaal over een leuke chihuahua in een roze tutu over maken. Integendeel, Dagboek van een chihuahua is een gevaarlijk verhaal. Wat als er een groot gevaar op die kleine hond en zijn gezin afkomt?”

Dagboek van een chihuahua is inderdaad alles behalve een zeemzoet verhaal. Er zit een duidelijke dubbele bodem in.

Ik was ook zo gek van de vorm en look van boeken dat ik er zelf een deel van wilde uitmaken.
“Zonder al te veel te verklappen over het verhaal kan ik wel vertellen dat het inderdaad geen zeemzoet boek is geworden. Er zit spanning in. Veel laagjes, want ik geef in het begin niet alles weer. Op het eerste zicht gaat het over een chihuahua die verhuist. Die bij Valentien en Timber terechtkomt, in een leuk welgesteld gezin, waar hij het allemaal goed voor elkaar heeft. Maar hoe langer hij in dat nieuwe huis met die nieuwe mensen verblijft, hoe meer hij erachter komt dat niets is zoals hij denkt dat het is. Zijn Valentien en Timber wel broer en zus? Zijn Sally en Edmond de ouders? Door bepaalde vragen die de kinderen stellen, begint Hufter – want zo heet de chihuahua – na te denken. Hoe zit dat hier? Op die manier gaat de lezer zich ook veel vragen stellen. Want een lezer moet veel vragen krijgen wanneer hij een boek leest. Op het einde valt de puzzel dan mooi in elkaar.”

Pleegzorg is met andere woorden één van de motieven in het boek. Hoe heb je dat laten rijmen met de titel?

“De thematiek pleegzorg is eigenlijk in het verhaal geslopen omdat ik dat nodig had. Als je een verhaal schrijft, moet je zorgen dat alles klopt. In het echte leven is dat natuurlijk niet. Dat is het grote verschil tussen het echte leven en fictie. Je moet op alles een antwoord hebben. Als een lezer een vraag stelt, moet het verhaal daarop kunnen antwoorden. Zonder al te veel prijs te geven, kon ik de situatie zoals ze zich voordoet tussen Timber, Valentien en Bente niet uitwerken zonder het motief van de pleegzorg. Toen ik het boek begon te schrijven, had ik zeker niet de ambitie om een boek over pleegzorg te schrijven. Zo werk ik niet. Het thema is eerder een tool om mijn verhaal en de onderlinge relaties te doen kloppen. Dat had ik nodig.”

 

Hufter, de chihuahua, is het hoofdpersonage. Het verhaal wordt door zijn ogen verteld. Waarom heb je voor dat perspectief gekozen?

“Ik heb ervoor gekozen om het verhaal te laten vertellen door Hufter zelf, de hond. Als het boek Dagboek van een chihuahua heet dan moet die hond ook echt een dagboek bijhouden. Zo kwam ik ook onmiddellijk bij een probleem uit: Kan ik de lezer laten geloven dat die hond een dagboek bijhoudt? Dat vind ik tegelijkertijd ook het leukste aan het boek. Het kan niet, maar ik ben ervan overtuigd dat je er als lezer helemaal in meegaat. Dat je het gelooft. En dat is de magie van schrijven en vertellen. Je moet er als auteur in slagen om de lezer alles te doen geloven. Als je het goed aanpakt, is de lezer mee. En dat vond ik de grootste uitdaging. Daarnaast wordt het boek niet uitsluitend verteld vanuit het standpunt van de chihuahua. Er zijn ook nog andere personages die aan het woord komen. Ik heb nog eventjes geprobeerd om het hele boek als dagboek uit te werken, maar daar kwam ik niet mee weg. Ik vond het belangrijk om afwisseling te brengen in het verhaal en daarvoor zijn de andere personages heel belangrijk. Op die manier kon ik ook meerdere invalshoeken meegeven. Het boek door de ogen van Hufter was er maar één en dat was te mager voor dit verhaal.

Hufter is een grappige hond. Hoe belangrijk is humor voor jou?

Die piepkleine hond met zijn grote gedachten en zijn nog grotere muil zorgt voor humor
 “Het boek behandelt een ernstig thema, maar er zit flink wat humor in verwikkeld. Die piepkleine hond met zijn grote gedachten en zijn nog grotere muil zorgt voor humor. Dat kan ook bijna niet anders. Ik vind humor zo belangrijk. Niet enkel in mijn boeken, maar ook in het dagelijks leven. Ik heb een paar fascinaties en dat zijn vooral humor, muziek en boeken. Ik slijt uren met stand up comedy te kijken. Wat comedians doen, zijn heel zware thema’s aanpakken en daaraan humor koppelen. Humor maakt de dingen draaglijk, licht, relatief. Humor is heel belangrijk.”

Het is een boek dat geschreven is voor een wat oudere leeftijd dan je andere boeken. Heb je een voorkeur voor een bepaalde schrijfstijl?

“Ik schrijf boeken voor kinderen vanaf ongeveer tien jaar, maar ik heb ook boeken voor veertien- of vijftienjarigen. Ik schrijf met andere woorden heel breed, maar ik zal minder voor nog jongere kinderen schrijven. Dat is iets dat me minder ligt. Ik weet niet waarom, maar je moet ook ergens een keuze maken. Als ik voor een nog jongere leeftijd zou schrijven, wordt mijn oeuvre zo verscheiden dat ik zelf de weg zou kwijtraken. Als je me vraagt, wat ik het liefst doe, kan ik daar moeilijk op antwoorden. Puur voor mezelf, vanuit mijn interessesfeer en mijn passie voor goeie verhalen houd ik het meest van jeugdverhalen. Young adult als je wil. Dat sluit ook het meest aan bij mijn eigen leeftijdscategorie. Als ik voor een jonger publiek schrijf, moet ik terug naar mijn kindertijd. Dat lukt me wel en dat boeit me ook. Ik maak met jongeren en kinderen theater, dus ik ben nog mee. Ik weet wat ze interessant vinden, maar ik moet er toch meer moeite voor doen omdat het verder van me afligt. Bij een jongere doelgroep zijn de reacties wel leuker. Ik geef veel lezingen en als ik voor het vijfde of zesde leerjaar spreek, is dat sowieso prettig. Ze zijn zo spontaan. Het hart op de tong! Ze schamen zich ook minder. Als ik voor een eerste tot vierde middelbaar sta, moet ik veel harder werken. Als ik de schrijverij dan van bovenaf bekijk, kies ik voor de kinderboeken omdat de reacties zoveel opener zijn.”

En als we het puur over het ambacht als schrijver hebben. Wat is het moeilijkst?

“Zoals gezegd, schrijf ik voor veel leeftijden en daar zit een verschil in. Het is bij momenten echt een andere taal, een ander jargon. Ik heb daar niet zoveel problemen mee omdat ik me snel kan inleven. Dat heb ik ook als ik acteer. Je maakt een klik en je bent mee. Als ik aan een nieuw boek begin, vraag ik me niet af voor welke leeftijd ik ga schrijven. Het is wat het is en onderweg merken we wel waar we uitkomen. Als de toon is gezet, leef ik me in en schakel ik om. Maar wanneer ik aan een nieuw boek begin en dat is voor een andere leeftijdscategorie moet ik wel even alles losschudden. Vanaf dat die eerste zin of die eerste pagina op papier staat, ben ik opnieuw mee. Die switch maak ik tamelijk eenvoudig.”

En zo schakelen wij ook vlot over van Dagboek van een chihuahua naar de rest van je oeuvre. Bijna twintig jaar intussen. Dat is niet niets!

“Dat klopt. Ik ben schrijver geworden omdat ik een enorme passie heb voor boeken, lezen en onze taal. Ik vind dat we een geweldig mooie en verscheiden taal hebben. Ik hou van onze taal en dat had ik als kind al zonder dat ik er mijn vinger goed kon opleggen. Als het in de klas ging om opstellen schrijven of toneeltjes opvoeren, stond ik altijd als eerste in de rij. Daarna begon ik door het lezen van prachtige jeugdboeken een gezonde jaloezie te ontwikkelen, die er voor zorgde dat ik vanaf mijn twaalfde altijd pen en papier bij had. Niet dat ik toen meteen dacht: Ik begin aan een boek. Zo werkt het niet. Je moet klein beginnen. Dingetjes opschrijven, situaties neerpennen. Dat zijn verhalen op zich. Ik heb ontelbare kantjes volgeschreven met dingen die ik toen bedacht. Dat wist ik toen niet, maar eigenlijk was dat gewoon oefening om mijn eerste boek te beginnen.

Mijn eerste boek was boomhuttentijd, een heel zwaar verhaal over een jongen die uit de kast komt, de deur tegen zijn neus krijgt, er heel slecht mee omgaat en uiteindelijk zelfmoord pleegt. Je kan als debuut haast niet heftiger beginnen, maar toen ik het begon te schrijven had ik niet onmiddellijk de intentie om mijn eerste boek te schrijven. Ik ben begonnen en na een bepaald moment dacht ik: Dit kan wel eens een manuscript worden. Dat heb ik opgestuurd naar een uitgever en die zag het helemaal zitten. Dat was het begin.”

Je spreekt over voorbeelden uit je jeugd? Wie is je grootste inspiratie geweest?

“Als jonge gast heb ik een paar boeken gelezen die ik onwaarschijnlijk goed vond. Die zomer van dat jaar van Imme Dros, bijvoorbeeld. Alleen de titel al. Toen ik het boek in handen had, was ik veertien of vijftien jaar en ontzettend jaloers op die titel. En ander boek dat heeft bijgedragen aan de wens om schrijver te worden is Ik ben naar Vladivostok van Jan De Zanger. Hij is niet zo gekend hier, maar in Nederland wel. Dat boek heb ik wel tien keer gelezen en – als ik eerlijk ben – ook een beetje van afgekeken. En verder vind ik Guus Kuijer misschien wel de allerbeste jeugdauteur.”

Wat is je favoriete eigen boek?

“Ik heb in bijna twintig jaar ongeveer dertig boeken geschreven. Dat is niet eens ontzettend veel, maar ik heb wel heel verscheiden geschreven. De Dina-reeks gaat over een meisje dat van theater houdt, de Samuelboeken met een jonge kerel in de hoofdrol, maar ook zwaardere boeken zoals Mombakkes, mijn vader zegt dat we levens redden en moeders zijn gevaarlijke messen. Al die boeken zijn moeilijk te vergelijken. Dus als je vraagt om er eentje uit te pikken, kan ik dat moeilijk doen.

Althans, dat is het officiële antwoord, wat ik al jaren beweer. Als ik het puur gevoelsmatig bekijk en de titel oproep die me het meest warme gevoel geeft, is dat toch Mombakkes. Dat heb ik een acht jaar geleden geschreven en het gaat over een jongen die op een aparte manier carnaval meemaakt. Ik ben normaal totaal geen liefhebber van carnaval, maar iemand vertelde me ooit over hoe er vroeger carnaval werd gevierd: Verkleed bij mensen aankloppen, het huis op stelten zetten en uiteindelijk de carnavalsgekken ontmaskeren. Toen ik zo’n verhaal hoorde, moest ik er iets mee doen. En dat is Mombakkes geworden. Als ik daaraan denk, ben ik trots.”

Is je laatste boek vergelijkbaar met één van je andere verhalen?

Dagboek van een chihuahua is enig in zijn soort. Het is heel apart om vanuit het standpunt van zo’n piepkleine hond iets te vertellen aan jongvolwassenen en volwassenen. Op dat vlak kan je het boek moeilijk vergelijken met iets dat ik eerder schreef. Maar ik heb in mijn werk dikwijls wel één constante, waardoor alles op een bepaalde manier wel te vergelijken valt. Of ik nu voor kinderen, volwassenen of jongvolwassenen schrijf, mijn personages bevinden zich vaak in isolement. Het zijn nooit haantjes de voorste, maar eerder de underdogs. Bijvoorbeeld in Dagboek van een chihuahua is niet de chihuahua maar Valentien nog meer het hoofdpersonage. Ze is vrij eenzaam. Mijn personages staan altijd een beetje aan de kant. Ook Dina die theater speelt en zeker niet op haar mond en haar gedachten gevallen is, wordt eigenlijk niet door de groep opgenomen. Ik vind de underdog sowieso boeiender dan iemand die met een vingerknip alles gedaan krijgt. Dat is voor de toeschouwer niet interessant. Als je als persoon hard moet werken om iets te bekomen, wordt het pas interessant. Een beetje kracht bijzetten, maakt je als personage en als mens kleurrijk. En dat zie je doorheen mijn werk.

Hartelijk dank, Do!

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

alle complimenten voor de auteur over de uitwerking van het verhaal. In eerste instantie krijgt de lezer het gevoel een doorsnee verhaal aan het lezen te zijn over een hond die van baasje verandert omdat er niet goed voor hem wordt gezorgd, maar al gauw legt de auteur laag per laag bloot en blijkt er veel meer achter elke stap en actie te zitten dan eerst werd vermoed. En dat is in een boek van nog geen 200 pagina’s met zeer veel precisie gedaan. (Valeries Boekenwereld)

Riens Van Nuffelen