Tweede spannende whodunit van Chris De Bruyn de auteur van Een onschuldige moord.

The show must go on…

1873, Texas, het Wilde Westen. De Henry Rutherford Theatre Group doet het stadje Jefferson’s Creek aan om Romeo en Julia te spelen en de nieuwe toneelzaal in te wijden. Het wordt hun laatste opvoering voordat het rondreizende gezelschap ermee ophoudt. De avond verloopt evenwel helemaal anders dan de acteurs hadden verwacht. Iemand heeft namelijk besloten dat sommigen de bühne niet levend zullen verlaten. Het publiek heeft niets door. Of toch? Weet iemand in de zaal meer? Is de dader een lid van de groep? Of gaat het om een geest uit hun verleden? De acteurs hebben maar één keuze: verder spelen en proberen de dader(s) te ontmaskeren voor de laatste akte ten einde loopt.

Bestel hier een exemplaar!

De bloedpremière

1873, Texas, het Wilde Westen. De Henry Rutherford Theatre Group doet het stadje Jefferson’s Creek aan om Romeo en Julia te spelen en de nieuwe toneelzaal in te wijden. Het wordt hun laatste opvoering voordat het rondreizende gezelschap ermee ophoudt. De avond verloopt evenwel helemaal anders dan de acteurs hadden verwacht. Iemand heeft namelijk besloten dat sommigen de bühne niet levend zullen verlaten. Het publiek heeft niets door. Of toch? Weet iemand in de zaal meer? Is de dader een lid van de groep? Of gaat het om een geest uit hun verleden? De acteurs hebben maar één keuze: verder ... lees meer spelen en proberen de dader(s) te ontmaskeren voor de laatste akte ten einde loopt.

€ 23,99

Lees hier al de eerste pagina’s

1873

EEN MAAND NA HET TONEELSTUK

Beste lezer,

of misschien is het gepaster om te zeggen: geachte toeschouwer,

Goedenavond. Welkom. Neemt u plaats. Hartelijk dank voor uw komst. Ik ben blij dat ik niet alleen ben op dit moment. De pijn in mijn been is ondraaglijk. De vlek op het witte tapijt wordt groter. Ik bloed hevig, gaat u alstublieft zitten. Ik weet niet hoeveel tijd me rest om u alles te vertellen.

Mijn naam is Laura Moran en ik werd zestien jaar geleden geboren in Baton Rouge, Louisiana. Een vriendin vertelde me ooit dat de naam van de stad afkomstig is van een Franse ontdekkingsreiziger. Toen die de Mississippi op vaarde, vond hij een bebloede stok op de oever. Die werd daar vermoedelijk door de lokale indianen geplaatst als symbool of als een grens tussen territoria. Het voorwerp maakte zo’n indruk op hem dat de naam ‘Baton Rouge’ bleef hangen in de geschiedenis.

Die naam. Ik moet er soms nog zuur om lachen. Vier jaar geleden heb ik de plek eindelijk achter me kunnen laten. Wanneer ik me de stad voor de geest haal, denk ik in de eerste plaats aan het weeshuis. Mijn vader stierf als soldaat in het eerste jaar van de Burgeroorlog, mijn moeder een paar maanden daarna van verdriet. Emily, mijn tien jaar oudere zus, was niet klaar om voor me te zorgen. Ze verdween toen ik vier werd. The Protestant Orphans’ Home werd mijn thuis. De helft van mijn leven heb ik daar doorgebracht. Het tehuis kon onderdak bieden aan vijfentwintig meisjes. De oorlog zorgde ervoor dat het aantal te voeden monden steeg. Matrone Charlotte, een lange magere vrouw met een scherp gezicht, regeerde met harde hand. En met een bloederige stok. Ik kon haar veel verwijten, maar een gebrek aan stadsliefde allerminst.

De leiding van het tehuis was in handen van een directeur, maar die man zagen we amper. Onze dagelijkse routine bestond uit eten, slapen, bidden en het leren van huishoudelijke taken. De matrones zagen het als hun godsvruchtige taak om ons op te voeden tot nette, christelijke huisvrouwen. Een nobel doel, maar het was nooit aan mij besteed. Ik voelde algauw dat ik verschilde van de andere meisjes. Anders dan zij zag ik het niet zitten om mijn leven te verkwisten aan koken, breien en het zogen van kinderen. Het soezerige leven van een echtgenote.

Matrone Charlotte begreep me. Ze had zich ongetwijfeld ook ooit zo gevoeld als jong meisje. En ze was tegen een muur gelopen. Dus deed ze haar uiterste best om dat ambitieuze instinct ook in mij neer te slaan. Uit jaloezie omdat ik het vuur nog in me had. Uit liefde om me tegen latere ontgoochelingen te beschermen. Misschien beide. Ik zal het nooit weten. Feit is dat haar houten stok dikwijls mijn bloed mocht proeven.

Voor zover we wisten bestonden er drie manieren om het oord vroegtijdig te verlaten. Sommige vriendinnen zag ik overgeplaatst worden naar een ander tehuis. Met een beetje geluk waren ze dan beter af, maar dat was een gevaarlijke hoop om te koesteren. Anderen hadden de juiste familieleden of een meelijwekkend snoetje, dat ze in de strijd wierpen om een adoptie af te dwingen. Voor de meesten klonk dat als een droom, maar persoonlijk zag ik het verschil niet met in het tehuis te blijven, integendeel. Ik zag de meisjes die zich in dezelfde situatie als ik bevonden meer als familie dan een of andere vreemdeling die zich voor me zou aanbieden. De derde optie was een permanente verhuizing naar God’s Acre, het kerkhof even buiten de stad. Dat kwam vaker voor dan u zou verwachten. Tijdens de slag om Baton Rouge in de zomer van 1862 verloren we drie meisjes. Toen de geconfedereerden de stad aanvielen, daverde het huis op zijn grondvesten. Ik was amper vijf, maar herinner me het gebulder van de unionistische kanonschepen levendig. Wanneer ik mijn ogen sluit, klinken ze opnieuw alsof ze nooit zijn opgehouden.

Tot mijn verbazing bleek er een vierde manier te bestaan om afscheid te nemen van het Orphans’ Home. Vier jaar geleden, vlak na mijn twaalfde verjaardag, stond mijn zus aan de deur. Ze was tweeëntwintig en was zo mooi. De mooiste vrouw die ik op dat moment ooit had gezien. Emily smeekte me om vergiffenis. Ze schaamde zich omdat ze me in de steek had gelaten en gaf me de kans om met haar mee te gaan. Ze had werk gevonden bij een toneelgroep en had eindelijk de middelen om me een toekomst te geven. Ik zei niets, maar omarmde haar zo stevig als ik kon. Het interesseerde me op dat moment geen barst meer dat ze ooit was vertrokken. Ze was teruggekomen en bood me een leven aan.

Als ik het toen geweten had… De toneelgroep. Het begin van het einde. De stemmen van de geesten uit Baton Rouge verstomden voor een tijd. Twee jaar lang leefde ik onbezorgd. Mijn angst ebde langzaam weg en ik keek uit naar wat de toekomst zou brengen.

Tot New Orleans. Goud. Verraad. Moord. Een geest die ik zelf in het leven heb helpen roepen en die me genadeloos opjaagt. Tot nu. Het is zover. Ik kan niet meer vluchten. Die tijd is voorbij. Ik heb mijn wapen op de schoot met de vinger op de trekker, maar maak me geen illusies. Hij komt eraan. Ik zal hem niet kunnen stoppen. Luister. Ik hoor zijn voetstappen in de andere kamer. Zoekend, maar zeker van zijn stuk. Ik voel het. Hij is bijna hier.