Alice Feeney is terug met deze onweerstaanbare thriller, die leest als een escaperoom of een moordspel.

Nadat ze elkaar jaren uit de weg zijn gegaan, verzamelt Daisy Darkers hele familie zich ter gelegenheid van Nana’s 80e verjaardag in Nana’s vervallen, wat spookachtige huis op een klein getijdeneiland. Eindelijk is de hele clan herenigd. En als het vloed wordt, zullen ze acht uur lang van de wereld worden afgesloten.

De familie arriveert. Dan, klokslag middernacht, terwijl er een storm woedt, wordt Nana opeens dood aangetroffen. En een uur later volgt het volgende slachtoffer.

Gevangen op een eiland waar iemand de familieleden een voor een doodt, moeten de Darkers zich buigen over de huidige dreiging én moeten ze allemaal hun geheimen uit het verleden onder ogen zien – voordat het tij keert en alles wordt onthuld.

© Brian Grant

Bestel hier een exemplaar!

Een voor een

Alice Feeney is terug met deze onweerstaanbare thriller, die leest als een escaperoom of een moordspel. Nadat ze elkaar jaren uit de weg zijn gegaan, verzamelt Daisy Darkers hele familie zich ter gelegenheid van Nana’s 80e verjaardag in Nana’s vervallen, wat spookachtige huis op een klein getijdeneiland. Eindelijk is de hele clan herenigd. En als het vloed wordt, zullen ze acht uur lang van de wereld worden afgesloten. De familie arriveert. Dan, klokslag middernacht, terwijl er een storm woedt, wordt Nana opeens dood aangetroffen. En een uur later volgt het volgende slachtoffer. Gevangen op een eiland waar iemand de familieleden ... lees meer een voor een doodt, moeten de Darkers zich buigen over de huidige dreiging én moeten ze allemaal hun geheimen uit het verleden onder ogen zien – voordat het tij keert en alles wordt onthuld.

€ 22,99

Lees alvast het eerste hoofdstuk

1

Ik ben geboren met een gebroken hart. De dag dat ik op deze eenzame kleine wereld kwam, was ook de eerste keer dat ik stierf. Niemand merkte destijds de hartaandoening op. De medische mogelijkheden waren in 1975 minder geavanceerd dan tegenwoordig, en mijn blauwe kleur werd toegeschreven aan mijn traumatische geboorte. Om de zaken nog ingewikkelder te maken, lag ik in een stuitligging. De vermoeide dokter zei tegen mijn vader dat hij moest kiezen tussen mij en mijn moeder en legde verontschuldigend en met enkel een vleugje ongeduld uit dat hij slechts een van ons kon redden. Na een korte aarzeling waar hij de rest van zijn leven voor zou boeten, koos mijn vader voor zijn vrouw. Maar de vroedvrouw wist me aan het ademen te krijgen – tegen al hun verwachtingen en tegen beter weten in – en alle vreemden in de ziekenhuiskamer glimlachten toen ik begon te huilen. Iedereen behalve mijn moeder. Ze keurde me niet eens een blik waardig.

Mijn moeder had een zoon gewild. Toen ik werd geboren had ze al twee dochters, en ze koos ervoor ons allemaal te vernoemen naar een bloem. Mijn oudste zus heet Rose, wat vreemd genoeg goed bij haar blijkt te passen omdat ze mooi is, maar ook doorns heeft. Daarna, vier jaar voordat ik geboren werd, kwam Lily. Het middelste kind in onze bloemenfamilie is bleek, mooi, en giftig voor sommigen. Mijn moeder weigerde een tijdlang überhaupt me een naam te geven, maar toen de tijd daar rijp voor was, werd ik Daisy gedoopt. Omdat ze een vrouw is die enkel een plan A heeft, kreeg geen van ons uit voorzorg een tweede naam. Hoewel er voldoende andere – betere – opties waren, koos ze ervoor me te vernoemen naar een bloem die vaak geplukt of vertrapt wordt of waar een ketting van wordt geregen. Een kind beseft het altijd als ze het minst geliefd is bij haar moeder.

Het is grappig hoe mensen toe groeien naar de naam die ze krijgen. Alsof een aantal in een bepaalde volgorde geplaatste letters iemands toekomstig geluk of verdriet kunnen voorspellen. Iemands naam kennen is niet hetzelfde als die persoon kennen, maar namen zijn de eerste indruk waarop we allemaal beoordelen en beoordeeld worden. Daisy Darker was de naam die het leven me gaf en ik denk dat ik ernaartoe gegroeid ben.

De tweede keer dat ik stierf was precies vijf jaar na mijn geboorte. Op mijn vijfde verjaardag stopte mijn hart volledig met kloppen, misschien uit protest omdat ik er te veel van vroeg toen ik naar Amerika probeerde te zwemmen. Ik wilde weglopen, maar omdat ik beter was in zwemmen hoopte ik met een beetje rugslag rond lunchtijd in New York aan te komen. Ik wist niet eens Blacksand Bay uit te komen en stierf – technisch gezien – tijdens die poging. Zonder de half opgeblazen oranje zwembandjes die me drijvende hielden en mijn tienjarige zus Rose, had dat zomaar mijn einde kunnen betekenen. Ze zwom naar me toe om me te redden, sleepte me terug naar de kust en bracht me tot leven met een dermate enthousiast uitgevoerde reanimatiepoging dat ik er twee gebroken ribben aan overhield. Ze had onlangs haar EHBO-insigne verdiend bij de welpen. Ik dacht weleens dat ze er spijt van had. Dat ze me gered had, bedoel ik. Ze hield van dat insigne.

Nadat ik een tweede keer was gestorven is mijn leven nooit meer hetzelfde geweest, want toen wist iedereen zeker wat ze volgens mij al vermoedden: dat er bij mij iets niet goed zat.

De batterij artsen waar mijn moeder me op mijn vijfde naartoe sleepte, gaven allemaal dezelfde verklaringen, met dezelfde gezichten, alsof ze allemaal hetzelfde sneue kleine script uit hun hoofd hadden geleerd. Ze waren het er allemaal over eens dat ik niet ouder dan vijftien zou worden. Er werd jaren getest om te bewijzen hoe weinig tijd ik nog had. Mijn aandoening was ongebruikelijk en die artsen vonden me fascinerend. Sommigen kwamen helemaal uit het buitenland alleen maar om mijn openhartoperaties te kunnen bijwonen; het gaf me het gevoel zowel een superster als een freak te zijn. Het leven brak mijn hart niet, ondanks pogingen daartoe. De onregelmatig tikkende tijdbom in mijn borst was daar vóór mijn geboorte geplant, een zeldzame aangeboren fout.

Dat ik langer leefde dan het leven had gepland, vereiste een dagelijkse cocktail van bètablokkers, serotonineremmers, synthetische steroïden en hormonen om mij en mijn hart op gang te houden. Als dat allemaal klinkt als hard werken en intensief onderhoud, dan is dat ook zo, zeker toen ik nog maar vijf jaar oud was. Maar kinderen zijn veerkrachtiger dan volwassenen. Ze zijn veel beter in staat om het beste te maken van wat ze hebben en maken zich minder zorgen over wat ze niet hebben. Technisch gezien was ik voor mijn dertiende al acht keer gestorven, en als ik een kat was geweest, had ik me zorgen gemaakt. Maar ik was een klein meisje, en ik had grotere dingen om me zorgen over te maken dan de dood.

Negenentwintig jaar na mijn traumatische geboorte ben ik erg dankbaar dat ik meer tijd heb gehad dan iedereen had voorspeld. Ik denk dat de wetenschap dat je eerder vroeg dan laat kunt sterven ervoor zorgt dat je je leven anders leeft. De dood is een deadline die je leven verandert, en ik sta voor eeuwig in het krijt bij alle mensen die me hebben geholpen mijn leven te verlengen. Ik doe mijn best iets terug te doen. Ik probeer vriendelijk te zijn tegen anderen, maar ook tegen mezelf, en maak me tegenwoordig nog maar zelden zorgen over futiliteiten. Ik mag dan in termen van materiële zaken niet veel bezitten, maar dat soort dingen heeft me nooit echt geïnteresseerd. Alles bij elkaar genomen denk ik dat ik mijn handjes mag dichtknijpen. Ik ben er nog, ik heb een nichtje met wie ik dolgraag tijd doorbreng, en ik ben trots op mijn werk – vrijwilligerswerk in een verzorgingstehuis. Zoals mijn favoriete bewoner het tijdens elke ontmoeting zegt: het geheim van een rijk leven is beseffen dat je rijk bent.

Soms schatten mensen me jonger dan ik ben. Ik heb meer dan eens het verwijt te horen gekregen dat ik me nog steeds kleed als een kind – mijn moeder heeft nooit ingestemd met mijn kledingkeuze – maar ik draag graag overgooiers en retro T-shirts. Ik draag mijn lange zwarte haar liever in ingewikkelde vlechten dan het af te laten knippen, en van make-up heb ik totaal geen verstand. Ik vind dat ik er gezien alle slechte dingen die me zijn overkomen goed uitzie. Het enige visuele bewijs van mijn aandoening prijkt in de vorm van een vervaagd roze litteken op het midden van mijn borst. Mensen staarden er vroeger naar als ik iets droeg wat het bloot liet: badpakken, truien met een V-hals of zomerjurken. Ik nam het ze nooit kwalijk. Ik staar er soms zelf ook naar; de techniek achter mijn verlengde bestaan fascineert me. Die roze lijn is het enige zichtbare bewijs dat ik enigszins gehavend ter wereld ben gekomen. Gedurende mijn ietwat disfunctionele kinderjaren losten de artsen elkaar om de zoveel jaar af om me weer open te snijden, me inwendig te inspecteren en een paar reparaties uit te voeren. Ik ben net een oude auto die eigenlijk niet meer de weg op zou moeten, maar goed onderhouden is. Hoewel niet altijd en niet door iedereen.

Gezinnen zijn als vingerafdrukken: er zijn er geen twee hetzelfde en er blijft altijd een bewijs van achter. Het weefsel van mijn familie heeft altijd een paar losse draden te veel gehad. Het was al lang voordat ik er was een beetje gerafeld aan de randen, en als je goed genoeg kijkt, kun je zelfs een paar gaten ontdekken. Sommige mensen zijn niet in staat de schoonheid in het onvolmaakte te zien, maar ik heb altijd van mijn oma, mijn ouders en mijn zussen gehouden. Ongeacht wat ze van me vonden, en ondanks alles wat er was gebeurd.

Mijn oma is de enige persoon in mijn familie die onvoorwaardelijk van me houdt. Zelfs zoveel dat ze een boek over me heeft geschreven, of tenminste, over een klein meisje met dezelfde naam. Als de mijne je bekend in de oren klinkt, komt dat daardoor. Daisy Darkers kleine geheim is een goedlopend, door mijn oma geschreven en geïllustreerd kinderboek. Het is te vinden in bijna elke boekwinkel over de hele wereld, vaak verstopt tussen De Gruffalo en Rupsje Nooitgenoeg. Nana zei dat ze ervoor had gekozen mijn naam in het verhaal te gebruiken zodat ik – op de een of andere manier – voor eeuwig zou leven. Het was een vriendelijk gebaar, ook al dachten mijn ouders en zussen daar destijds anders over. Ik vermoed dat zij ook het eeuwige leven wilden, maar in plaats daarvan namen ze genoegen met leven van de royalty’s van het boek.

Nadat ze dat boek had geschreven bezat mijn oma meer geld dan ze op kon maken, al zou je dat niet zeggen als je naar haar keek. Ze is altijd een vrijgevige vrouw geweest als het gaat om liefdadigheid en vreemden, maar niet met betrekking tot zichzelf of haar familie. Ze gelooft dat te veel bezit ervoor zorgt dat mensen te weinig willen, en heeft altijd geaarzeld als haar om hulp werd gevraagd. Maar dat zou binnenkort weleens kunnen veranderen. Jaren geleden, lang voor mijn geboorte, heeft een waarzegger op een kermis in Land’s End mijn oma verteld dat ze niet ouder dan tachtig zou worden. Ze is het nooit vergeten. Zelfs haar agent verwacht geen nieuwe boeken meer. Dus morgen is het niet alleen Halloween, of Nana’s tachtigste verjaardag. Zíj denkt dat het haar laatste is, en zíj denken dat ze eindelijk haar geld in handen kunnen krijgen. Mijn familie is al meer dan tien jaar niet meer op dezelfde plaats bij elkaar gekomen, zelfs niet voor de bruiloft van mijn zus, maar toen Nana hen uitnodigde om voor de laatste keer naar Sea glass te komen, stemden ze daar allen mee in.

Haar huis aan de kust van Cornwall is het decor voor mijn gelukkigste jeugdherinneringen. En mijn droevigste. Het was de plek waar mijn zussen en ik elke kerst- en paasvakantie doorbrachten, en ook de lange zomervakanties na de scheiding van mijn ouders. In mijn familie ben ik niet de enige met een gebroken hart. Ik weet niet of mijn ouders, mijn zussen of zelfs oma’s agent de voorspelling van de waarzegger over haar aanstaande dood serieus nemen, maar ik wel. Want soms kunnen de vreemdste dingen de toekomst van een persoon voorspellen. Neem mij en mijn naam bijvoorbeeld. Een kinderboek genaamd Daisy Darkers kleine geheim veranderde mijn familie voorgoed en was een soort voorteken. Want ik heb wel degelijk een geheim, en ik denk dat het tijd is om dat te delen.