Een van de grootste bestsellerauteurs uit het Duitse taalgebied eindelijk vertaald in het Nederlands! Lees hier de eerste pagina’s uit ‘Stervensuur’, een loeispannende pageturner boordevol actie.

1

Kerstin, Connie en Fiona kwamen tegelijk overeind in hun bed. De hoofdkussens en teddyberen vlogen aan de kant.

‘Wat voor verhaaltje vertel je ons morgen, tante Bine?’ riep Kerstin opgewonden.

Sabine vond het vreselijk om ‘tante’ genoemd te worden. Het maakte haar oud en met haar zesentwintig jaar was ze dat toch echt nog niet. ‘Morgen heb ik geen nachtdienst. Dan zit ik heerlijk thuis bij te komen van jullie donderstenen,’ antwoordde ze.

‘Overmorgen dan!’ riepen de drie in koor.

De dochters van haar zus – vier, vijf en zeven jaar – zagen er met hun blonde manen misschien uit als drie engeltjes, maar het konden ook behoorlijke lastpakken zijn. ‘Overmorgen, tante Bine, wat ga je ons dan vertellen?’ drongen ze aan.

Sabine liep naar het raam. De horizon baadde al in een oranje-blauw schemerlicht. Straks zou haar dienst beginnen. De Münchense Frauenkirche was verlicht. De koepels van de twee machtige torens staken ver boven de andere daken uit. Plotseling overviel haar een onbestemd gevoel, alsof een deel van haar afstierf. Sabine slikte het bittere gevoel weg. Ze wist niet waarom, maar de aanblik van de kerk deed haar aan de dood denken. Snel trok ze het gele SpongeBob-gordijn dicht. ‘Volgende keer krijgen we een opdracht van het Vaticaan.’

‘Van de paus?’ riep Fiona, de oudste.

‘Waarom?’ Sabine snapte niet wat er met haar aan de hand was. Ze probeerde zichzelf op te beuren.

‘Omdat het binnenkort Pinksteren is. De paus reist veel en heeft ons team nodig voor een ingewikkelde beveiligingstaak.’

‘Waar rijden we naartoe?’

‘Rijden?’ Sabine trok haar wenkbrauwen op. ‘Vliegen! En wel met de snelste helikopter die we hebben. Pas ontwikkeld, in ons geheime laboratorium.’

‘Gaaf! En waarom heeft de paus juist óns gevraagd?’ Fiona gaf haar zus een por met haar elleboog.

‘Omdat wij de beste uitrusting hebben, natuurlijk!’

‘Precies,’ bevestigde Sabine. ‘Nachtkijkers, kogelvrije vesten, microzenders.’

‘Wauw!’ riep Fiona.

Kerstin zette grote ogen op en Connies mond viel open. Er werd op de deur geklopt en Sabines zus wierp een blik in de kinderkamer. ‘Bedtijd. Wens Sabine maar welterusten.’

‘Overmorgen werken we voor de saus!’ riep Connie, de kleinste, opgewonden.

‘Ssst!’ Sabine schudde bijna onmerkbaar haar hoofd. ‘Een geheime opdracht,’ fluisterde ze. ‘Geen woord tegen jullie moeder, anders komt zij in gevaar.’

‘O, nee!’ riepen de meisjes. Sabine omhelsde haar nichtjes en gaf hun een kus. Toen deed ze het licht uit, liet de deur op een kiertje staan en liep naar haar zus in de woonkamer. Monika schudde zogenaamd verontwaardigd haar hoofd. ‘Wat heb je ze nou weer allemaal wijsgemaakt?’

‘Ze zijn gek op zulke verhalen.’

‘Weet ik,’ verzuchtte Monika. ‘Ik kan wel inpakken met mijn feeën-, elfen- en prinsessenverhalen. Maar overdrijf het niet, alsjeblieft!’

Hoewel Sabines drie jaar oudere zus scheef tegen het deurkozijn leunde, was ze nog steeds een halve kop groter dan zij. Moeilijk te geloven dat ze zussen waren. Maar Sabine mocht dan misschien slechts een meter zestig groot zijn, God had haar gelukkig gezegend met een getraind en gespierd lichaam. ‘Gerechtigheid’ noemde ze het zelf. Terwijl haar zus haar opleiding tot verkoopmedewerker afgebroken had en nu halve dagen audiogidsen uitdeelde aan de bezoekers van het Stadsmuseum, had Sabine het sportgymnasium gedaan en was ze tot op de dag van vandaag niet gestopt met trainen. Joggen, pilates en mountainbiken. Sommige collega’s plaagden haar: of ze zo haar lengte probeerde te compenseren. Puh! Ze moest gewoon fit zijn voor haar werk.

Monika streek Sabine over haar donkerbruine haar en liet een geverfde pluk door haar vingers glijden. ‘Staat je goed, dat zilveren strengetje.’

‘Weet ik, dank je. Nog uit Marokko, waar we laatst op missie waren met het hele team van beveiligers. Kerstin wil er ook één.’

‘O, god.’ Monika’s blik viel op het gouden, hartvormige medaillon om Sabines nek en meteen was ze weer serieus. Papa’s cadeau. Sabine droeg het sinds de scheiding van hun ouders tien jaar geleden, toen ze samen met hun moeder van Keulen terug naar München verhuisd waren. Ze wist wat er nu door haar zus heen ging. Sinds de scheiding van hun ouders had hun vader geen goed meer kunnen doen bij Monika en had ze alles uit haar leven verbannen wat aan hem herinnerde. Ze kon maar niet begrijpen dat Sabine nog altijd aan haar vader hing. Terwijl het zo simpel was: bij een scheiding was nooit maar één iemand schuldig. Uitgerekend Monika zou dat als geen ander moeten begrijpen.

‘Heb je je alimentatie voor deze maand al gekregen?’ vroeg Sabine. Monika liet haar haar los.

‘Hij loopt drie maanden achter.’

‘Fuck!’ vloekte Sabine. Haar ex-zwager was een eikel.

‘Niet zo hard!’ Met een scheef glimlachje wees Monika op de half openstaande kinderkamerdeur. ‘Die apenkoppen zeggen het ook al.’

‘Tja…’ Sabine trok een gezicht. Toen werd ze weer serieus. ‘Moet ik iets doen?’

‘Nee, Gabriel betaalt heus wel.’ Sabine knikte. Ze pakte haar dienstwapen van de commode en stak het in de holster. Het liefst zou ze Gabriel een bezoekje brengen. Haar zus kon als alleenstaande moeder van drie meisjes maar amper de touwtjes aan elkaar knopen, met een parttimebaan in het museum en een appartement van vijftig vierkante meter. Zelf sliep ze op de bank in de woonkamer, de meisjes deelden de slaapkamer. Maar meneer de advocaat hield de hand op de knip. Sabine stopte haar portemonnee in haar jaszak en trok haar schoenen aan.

‘Als je hulp nodig hebt, bel me dan. Ik heb nachtdienst en ben bereikbaar op het bureau.’ Ze hing haar badge aan haar broek en trok haar jas dicht. Van de Walther en het reservemagazijn aan haar riem was niets meer te zien.

‘Weet ik toch, kleintje.’ Monika omhelsde haar en drukte haar wat langer dan anders tegen zich aan. ‘Dank je. Zonder jou zou ik echt gek worden.’

‘Het komt allemaal goed. Morgen komt mama toch om op de meisjes te passen, of niet?’

Monika knikte. ‘Hoe gaat het trouwens met mama? Jij was vrijdagavond toch weer samen met haar naar die rare les?’ De pilatesles was niet raar, alleen de instructrice was dat. Een vijftigjarige bonenstaak. Opnieuw overviel Sabine dat vreemde gevoel.

‘Ik moest afzeggen. Had het te druk en voelde me niet zo lekker.’

‘Oeps.’ Monika trok haar wenkbrauwen op. ‘En hoe reageerde die ouwe draak? Is ze toen alleen gegaan?’

‘Je weet hoe mama is. Waarschijnlijk niet. Ik heb op haar antwoordapparaat ingesproken dat ik een paracetamol zou nemen en naar bed ging. Sindsdien heb ik niets meer van haar gehoord.’

‘Heeft ze je niet eens even teruggebeld? Dat is ongebruikelijk voor mama.’
Inderdaad! Al dagen had Sabine last van een slecht geweten, omdat ze in pyjama op de bank een dubbele aflevering van Goochelaars ontmaskerd gekeken had en daarbij in slaap gevallen was in plaats van te gaan sporten. Aan de andere kant was haar moeder een zelfstandige vrouw, om wie ze zich geen zorgen hoefde te maken.

‘Geef haar een kus van me, als ze morgen komt. We halen pilates vrijdag wel weer in.’

‘Oké, zal ik doen… en nu afgemarcheerd!’ Monika gaf haar een tik op haar billen. ‘Ga boeven vangen!’

Ze trok een boos gezicht en kromde haar vingers tot klauwen. Sabine nam de lift naar beneden en verliet het flatgebouw waarin haar zus woonde. ’s Avonds was de buurt rondom de Ostbahnhof altijd rustig. Haar auto stond aan de overkant van de straat onder een flikkerende straatlantaarn. Toen ze het portier wilde openen sprong vanuit de schaduw van de bomen een man op haar af.

‘Eekhoorntje!’

Sabine liet haar dienstwapen los. ‘Papa?’ Wat deed hij in München? Haar vader zag er verschrikkelijk uit. Over zijn gezicht lag de schaduw van een driedagenbaard en zijn ogen lagen diep in hun kassen, alsof hij al dagen niet geslapen had.

‘Ik was al bij je appartement, maar je was er niet. Op het bureau zeiden ze dat je dienst bijna begint, toen bedacht ik dat je waarschijnlijk bij Monika zat.’

Sabine wierp een blik op haar horloge. Het was even na achten. Ze moest naar haar werk. ‘Waarom ben je niet naar mijn kantoor gegaan?’ Tranen liepen over zijn wangen. ‘Papa, wat is er in vredesnaam gebeurd?’

Hij sloot haar in zijn armen en drukte haar tegen zich aan. ‘Het spijt me zo, Eekhoorntje!’ Sinds ze drie was noemde hij haar al ‘Eekhoorntje’, vanwege haar dikke bruine haar en grote bruine ogen. Als tiener had ze het al gênant gevonden en nu, als volwassen vrouw, vond ze het nog erger.

‘Dat zilveren strengetje staat je goed,’ zei hij schor, toen stroomden de tranen weer.

‘Dank je.’ Ze streelde even zijn schouder. ‘Rustig maar, wat kan er zo erg zijn dat je…?’

‘Je moeder is twee dagen geleden ontvoerd.’

‘Wat?’ Ze maakte zich los uit zijn omhelzing. ‘Hoe weet je dat?’ Hij streek over zijn baardstoppels. Zijn handen trilden. Hij leek in niets meer op de zestigjarige die in zijn vrije tijd nog altijd aan oude treinen sleutelde, hij zag er opeens jaren ouder uit. Ontvoerd? Wie kon haar moeder nou ontvoerd hebben? De situatie leek te bizar voor woorden. Twee dagen geleden had ze nog met haar moeder naar pilates willen gaan en iets op haar antwoordapparaat ingesproken. En plotseling stond haar vader, die vijfhonderd kilometer verderop in Keulen woonde, voor haar neus. Sabine pakte haar diensttelefoon uit haar tas en klikte op het nummer van haar moeder. Voicemail. Toen haar huistelefoon. Daar werd, nadat die acht keer overgegaan was, het antwoordapparaat ingeschakeld.

‘Sinds wanneer weet je dat mama ontvoerd is?’

‘Hij heeft me achtenveertig uur geleden gebeld.’ Híj? Vol ongeloof keek ze haar vader aan.

‘Je hebt contact gehad met de ontvoerder?’ Ze borg haar telefoon weer op. ‘Heb je de Keulse recherche ingelicht?’

‘Ik heb er nog met niemand over gesproken.’

‘Ben je gek geworden?’ riep Sabine. Maar ze moest nu rustig blijven. Door haar baan bij de Parate Eenheid wist ze dat getuigen de eenvoudigste feiten door elkaar haalden zodra ze met vragen overstelpt werden. Toch kostte het haar moeite om niet juist dat te doen. ‘Stap in en vertel me dan alles, vanaf het begin. We gaan naar het bureau.’

‘Nee! Hij zei dat hij haar zou vermoorden als ik de politie in zou schakelen.’ Vermóórden? Sabine keek om zich heen in de straat. Een paar auto’s reden voorbij, op de stoep liepen wat mensen. Ze dempte haar stem. ‘Denk je dat hij ons in de gaten houdt?’

‘Ik weet het niet… Waarschijnlijk niet meer.’

Niet méér!

‘Papa, alsjeblieft! Stap in. Onderweg naar het bureau vertel je me alles.’

Met tegenzin deed hij wat hem gezegd werd. Toen ze vertrok sprong automatisch de cd-speler aan. Uit de boxen klonk een lage vertelstem. Een luisterboek van David Safier, Jesus liebt mich. Sabine zette het apparaat uit. Ze reden al op de Rosenheimer Straße in de richting van de rivier de Isar, toen ze een korte blik op haar vader wierp.

‘Doe je gordel om, alsjeblieft.’

Met trillende vingers trok hij aan de gordel. ‘Twee dagen geleden belde hij me thuis op. Hij had zijn stem op de een of andere manier elektronisch vervormd en zei: “Meneer Nemez, als u er binnen achtenveertig uur achter komt waarom uw ex-vrouw ontvoerd is, blijft ze in leven. Zo niet, dan sterft ze.”’

‘Dat waren zijn woorden?’ Dit moest een misverstand zijn. Haar vader knikte.

‘De enige aanwijzing was een doos die ik voor mijn deur aantrof. Met daarin een klein inktpotje.’

‘Je hebt het toch niet aangeraakt?’

‘Natuurlijk wel. Ik heb het opengemaakt. Er zit zwarte inkt in.’

‘Je had eraf moeten blijven en mij meteen moeten bellen. Dan hadden we een uitgebreide zoekactie op touw kunnen zetten.’ Had, hadden…

‘Maar dan zou hij haar vermoorden, zei hij!’

‘Misschien klopt dat helemaal niet en heeft iemand…’

‘Sabine!’ onderbrak hij haar. ‘Ik heb haar stem gehoord aan de telefoon. Ze smeekte om hulp. Toen trok hij haar weg.’ Sabines keel werd dichtgeknepen. Dat klonk niet goed. Haar moeder die haar vader om hulp smeekte.

‘Denk goed na. Wanneer lopen die achtenveertig uur precies af?’

‘Dat zijn ze al,’ antwoordde hij zacht. Sabine zag hoe hij naar de digitale klok op het dashboard zocht. ‘Een kleine vijftig minuten geleden heeft hij me opnieuw gebeld en me nog een keer dezelfde vraag gesteld. Toen zei hij dat de termijn verstreken was en hing hij op.’ Sabine reed de Ludwigsbrug over de Isar op. Het zondagavondverkeer was een stuk minder druk dan anders, toch ergerde ze zich aan de langzaam voortsukkelende auto’s. Ze pakte haar walkietalkie en riep het bureau op. Kolonowicz, de nachtploegleider van de Parate Eenheid, meldde zich met sonore stem.

‘Walter, met Sabine Nemez,’ onderbrak ze hem. ‘Een kleine negenenveertig uur geleden is er een vrouw ontvoerd. Hanna Nemez, zesenvijftig jaar, woonde tot tien jaar geleden in Keulen, sindsdien woonachtig in de Winzererstraße, Schwabing-West, voormalige basisschooldirectrice, inmiddels met pensioen. We moeten onmiddellijk naar haar op zoek.’

De man aan de andere kant zei even niets. Waarschijnlijk noteerde hij alles. Toen schraapte hij zijn keel. ‘Bine, gaat dit over jouw moeder?’

‘Ja, ik ben nu onderweg naar het bureau.’

Opnieuw schraapte hij zijn keel, alsof hij even nadacht. ‘Ik wil je niet ongerust maken, maar een paar minuten geleden kregen we een melding binnen. De priester van de domkerk en zijn koster hebben in het schip van de kerk het lichaam van een oudere vrouw gevonden.’

‘O, nee!’ Haar vader drukte zijn handen tegen zijn mond. Opnieuw liepen de tranen over zijn gezicht. De kathedraal van het aartsbisdom München was het symbool van de stad. Het hoofdbureau van de politie, de verschillende departementen en Sabines afdeling lagen in de Ettstraße, op slechts een paar minuten loopafstand van de Frauenkirche. Ze kende een kortere route ernaartoe. Abrupt trapte ze op de rem en reed dwars over de rotonde de volgende zijstraat in, in de richting van de oude binnenstad. Banden piepten en achter haar werd getoeterd. Haar vader klampte zich vast aan de handgreep. Tussen de daken van de huizen doemden de verlichte torens van de kathedraal met hun enorme koepels al op.

‘We weten nog niet wie het is,’ voegde Kolonowicz er snel aan toe. Maar Sabine had wel zo’n vermoeden.

2

Oud ben je pas als je meer geniet van het verleden dan van de toekomst – een spreuk die meer op Sabines vader van toepassing was dan op wie dan ook. Maar nu zag ze in zijn gezwollen ogen de pijn van de afgelopen paar dagen. Haar ouders waren na een heftige geld- en voogdijstrijd uit elkaar gegaan en Sabine had altijd gedacht dat haar vader de scheiding verwerkt had, dat hij zijn ex-vrouw had kunnen vergeten. Nu merkte ze hoe vreselijk hij haar eigenlijk nog miste. Ze parkeerde dubbel aan het begin van de voetgangerszone en legde het plastic hoesje met de legitimatie van de Parate Eenheid op het dashboard. ‘Wacht hier,’ zei ze, terwijl ze uitstapte.

‘Mag je daar überhaupt wel naar binnen, Eekhoorntje?’ riep hij haar na.

‘Papa, ik ben commissaris.’ Met haar zesentwintig jaar was ze de jongste commissaris van de Münchense Parate Eenheid. Door hun connectie met de recherchedienst werden ze ook wel de ‘brandweer van de politie’ genoemd. Nog voordat een rechercheur ter plaatse was, hadden zij al verschillende sporen veiliggesteld, de doodsoorzaak vastgesteld en getuigen ondervraagd. Ze liep over het plein naar de hoofdingang van de Frauenkirche. De door schijnwerpers verlichte bakstenen voorgevel had een donkeroranje gloed. De twee massieve torens waren zo hoog dat Sabine vanaf haar plek op het plein de wijzers van de twee klokken niet eens kon zien. Nog verder naar boven staken de twee koepels met een vreemd blauwgroen schijnsel af tegen de schemering. Op het plein stond slechts een handjevol jongeren. Een paar straatmuzikanten speelden onder een lantaarn. Ze stonden om een grote reclamezuil heen, waarop een pauselijke mis in de kerk, een week voor Pinksteren, aangekondigd werd.

De ‘saus’, zoals Connie hem genoemd had, kwam dus daadwerkelijk naar Beieren. Sabine dacht aan het verhaal van die beveiligingsopdracht, waarover ze haar nichtjes de volgende keer wilde vertellen. Ze liep langs de auto van de recherche, die midden op het plein stond, en duwde de zware poort met haar elleboog open, om geen sporen te wissen. Haar collega’s hadden geen loper hoeven te gebruiken, het slot was met een groot breekijzer opengebroken, de grond lag bezaaid met spaanders. De ongeveer drie centimeter brede afdrukken in het houten kozijn waren niet te missen. Als die dode vrouw maar niet mama is… Het idee alleen al was zo onwerkelijk. De kans dat deze dode en de ontvoering van haar moeder iets met elkaar te maken hadden was extreem klein. Het kon gewoon niet waar zijn. Maar juist daarom, omdat het niet waar kón zijn, kreeg ze weer dat vreemde gevoel in haar buik. Het schip lag er verlaten en donker bij. De kroonluchters zweefden als sinistere kogels boven de banken.

Er brandden alleen een paar kaarsen. Het schemerlicht vanaf straat viel door de smalle glas-in-loodramen. Het rook er naar wierook, kaarsen en het hout van oude banken. Tot haar schande moest Sabine bekennen dat ze de kerk drie jaar geleden voor het laatst vanbinnen gezien had, en ook toen alleen maar omdat ze sporen van vandalisme en beschadiging had moeten veiligstellen. Door de vele witte pilaren had het interieur van de kerk wel wat weg van een te hoog uitgevallen doolhof.

Sabine liep over het brede middenpad naar het altaar. Haar voetstappen galmden op de marmeren vloer. Hoe moest ze in die vele kapellen, het koor, de sacristie en de crypte ooit haar collega’s vinden? Achter haar lichtte een flits op en ze draaide zich om. Boven de ronde boog van de hoofdingang bevond zich de westelijke galerij, als een breed balkon, met daarop de torenhoge zilveren pijpen van het hoofdorgel. Nog een flits. Haar collega’s stonden rondom het orgel. Sabine zocht naar een trap die naar de galerij leidde.

Simon en Wallner hadden dienst. Een priester in een zwarte soutane stond enigszins afzijdig, naast een oude kale man in een vest en grijze bandplooibroek. De bejaarde man, vermoedelijk de koster, wreef gespannen in zijn jichtige handen. Hoewel zich verder niemand in de kerk bevond, was het gebied afgezet. Twee schijnwerpers verlichtten het podium. In een boog onder de orgelpijpen stonden de stoelen voor het koor. Wallner had er de inhoud van zijn koffers op uitgespreid. De man werkte al praktisch zijn hele leven bij de Münchense recherche. Op een stoel lag zijn checklijst. Aan het aantal vinkjes zag Sabine dat hij nog maar net begonnen was. Zoals altijd had Wallner zijn grijze haar dwars over zijn hoofd gekamd, om zijn kale hoofd te camoufleren. Vergeefse moeite. Over een paar jaar zouden de haren zo dun als vloeipapier zijn en zou het er pas echt belachelijk uitzien. Maar het was een aardige vent en een fijne collega.

‘Hallo, Bine.’ Hij keek haar even aan, terwijl hij met een penseel wit poeder op de stoelleuningen streek. Hopeloos. Hij zou tientallen verschillende vingerafdrukken en minstens zoveel fragmenten vinden. Simon, de jongere van de twee, keek ook even op. ‘Heeft Kolonowicz je gestuurd?’

Ze gaf geen antwoord. Simon was halverwege de dertig, ongeveer tien jaar bij de Parate Eenheid en al zolang ze zich kon herinneren Wallners partner. Als enige van haar collega’s zag hij er oprecht goed uit. Vroeger hadden ze samen na diensttijd nog weleens een bezoekje aan de Ierse pub op de Beethovenplatz gebracht en twee keer waren ze na afloop zelfs in haar appartement beland. Ze wist dat hij niet haar grote liefde was, maar toch had ze zich laten verleiden. Totdat hij plotseling met iemand anders getrouwd was. Uiteraard had ze het toen uitgemaakt. Ze had geen idee wat er in zijn hoofd was omgegaan en er ook nooit naar gevraagd. Simon boog zich over een lichaam, dat onder de speeltafel van het orgel lag. Alleen de benen waren zichtbaar. De vrouw droeg een crèmekleurige rok, maar geen kousen en schoenen. Haar blote voeten waren vastgeketend aan de metalen poten van de speeltafel.

‘Wie is het?’ vroeg Sabine. Simon zette zijn dictafoon uit.

‘Ze draagt geen identificatie bij zich. Het enige wat we tot nu toe weten is dat ze niet in de kerk werkte.’

‘Moet ik een overall aantrekken?’

‘Niet nodig.’ Simon keek haar even aan. ‘Maar pas dan op dat je niet in de inkt stapt als je dichterbij komt.’

Inkt! Pas nu zag ze de zwarte spetters op de vloer. Ze dacht aan het inktpotje waarover haar vader verteld had. Ze kreeg een drukkend gevoel op haar borst en plotseling leek het alsof haar hart het zou begeven. ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze schor.

‘Ik had net de banken in de zijbeuk schoongemaakt,’ bromde de koster achter haar. ‘Plotseling hoorde ik iemand op het orgel spelen. Ik haalde de pastoor erbij en toen we naar boven liepen verstomde het spel. Er was niemand. Alleen deze dode vrouw.’

Sabine kwam dichterbij. Het klavier van het enorme orgel had wel wat weg van een cockpit. Vier boven elkaar geplaatste toetsenborden en twee halfronde zijpanelen met allerlei knopjes en schakelaars. De zitbank was aan de kant geschoven. Het lichaam lag op de rug. Ook de handen waren vastgeketend aan de tafelpoten. De dode vrouw droeg een moderne paarse blouse. Een kledingstuk dat Sabine kende. Ze knielde naast het lichaam, om een blik op het gezicht te kunnen werpen.

‘Eén blik is genoeg om te zien dat dit geen normale moord was.’ Wallner zweeg even. ‘Eerder een executie, die…’ Meer hoorde Sabine niet. Ze staarde in de van schrik opengesperde ogen van haar moeder. Haar gezicht was spookachtig wit. Uit haar mond stak een duimdikke slang, met een trechter in het uiteinde. Daarnaast stond een zwarte jerrycan. Levenloos lag haar moeder daar op de koude vloer. Dezelfde kilte nam bezit van Sabine. Dit kon niet waar zijn! Hoe kon het dat haar moeder hier lag? Vreemd genoeg kon ze maar één ding denken: Kerstin, Connie en Fiona! Hoe moesten ze die meisjes vertellen dat hun oma hier lag, terwijl Simon foto’s van haar gezicht maakte? Sabine kon haar ogen niet van haar moeder afhouden. Ze voelde zich duizelig worden. De kilte van de kathedraal en de geur van kaarsen en wierook draaiden in steeds snellere cirkels om haar heen. Met haar hand zocht ze steun op de grond. Ze wilde dat haar moeder zich bewoog, haar ogen sloot, weer opende en overeind kwam. Sta op! Onbewust hield Sabine haar adem in. Ze kreeg geen lucht meer. Ze kokhalsde, proefde maagzuur in haar mond en zilte tranen op haar lippen.

De pastoor kwam verbaasd naast haar staan en legde een hand op haar schouder. ‘Wat is er? Kent u deze vrouw?’ Ook Wallner en Simon kwamen nu dichterbij.

‘Bine!’

De pupillen van haar moeder! Zo glashelder en nog niet troebel. Iets klopte er niet aan het gezicht… iets was er anders. Ongewoon. Maar ze kwam er niet op. Het enige wat ze wist was dat ze achtenveertig uur de tijd gehad hadden om haar levend te vinden. Iemand probeerde haar bij haar moeder weg te trekken. Plotseling begon ze te schreeuwen. ‘Nee, nee, néé…’

Verder lezen?

1 Stervensuur

'Als je er binnen 48 uur achter komt waarom ik deze vrouw heb ontvoerd, zal ze in leven blijven. Zo niet, dan sterft ze.’
Met dit bericht begint het perverse spel van een seriemoordenaar. Hij hongert zijn slachtoffers uit, verdrinkt ze in inkt of giet ze levend in beton.

Rechercheur Sabine Nemez uit München is wanhopig op zoek naar een verklaring, een motief. Pas als ze een Nederlandse collega binnenhaalt, de markante profiler Maarten S. Sneijder, ontdekken ze in elk geval één patroon: een oud kinderboek dient als wrede inspiratiebron voor de dader – en dat herbergt nog ... lees meer veel meer sinistere ideeën...

Het bloedspannende eerste deel van de Duitse bestsellerreeks over rechercheurs Nemez & Sneijder.

€ 17,50