Recitatief is het enige kortverhaal dat Toni Morrison, auteur van onder andere Beminde en Lied van Solomon, geschreven heeft, en dat is niet het enige dat dit verhaal uniek maakt. Volgens Zadie Smith omschreef Morrison het zelf als een experiment, ‘en dat is het, maar het onderwerp van het experiment is de lezer zelf.’ Recitatief gaat immers over twee jonge meisjes, Twyla en Roberta, waarvan geweten is dat ze van verschillend ras zijn, maar Morrison onthult niet expliciet wie van hen wit en wie zwart is. Op deze manier confronteert Morrison ons met onze eigen verwachtingen en raciale beeldvorming.

Zadie Smith schreef een prikkelend en doordacht voorwoord bij dit verhaal, dat nu samen met het verhaal in Nederlandse vertaling uitkomt. Nicolette Hoekmeijer is de vertaler.

Lees hier al een deel van het voorwoord van Zadie Smith

Toch een mens vanbinnen

In 1980 ging Toni Morrison ervoor zitten om haar enige korte verhaal ooit te schrijven, ‘Recitatief ’. Het feit dat er maar één kort verhaal van Morrison bestaat, lijkt in lijn met haar oeuvre. Er zijn geen afgeraffelde Morrison-teksten, geen tussendoorromans, geen broddellapjes, geen zijpaden. Er zijn elf romans en één kort verhaal, allemaal geschreven met een specifieke bedoeling en een duidelijk doel voor ogen. Ik kan nauwelijks voldoende benadrukken hoe bijzonder dat is. Het werk van de meeste schrijvers vindt, in ieder geval deels, plaats in het duister: schrijvers werken vanuit het onderbewuste, met vallen en opstaan, boeken chaotische voortgang, nemen sporadische sluipwegen, belanden geregeld op een dood spoor. Zo niet Morrison. Misschien liet de verantwoordelijkheid die ze altijd voelde daar geen ruimte voor. Bij het lezen van Morrisons opmerkelijk gedetailleerde analyses van haar eigen werk in haar laatste boek, The Source of Self-Regard (in Engeland uitgebracht als Mouth Full of Blood), is het alsof je kijkt naar een technicus in een literatuurlaboratorium die probeert de precieze werking van een experiment te doorgronden. Het is die combinatie van poëtische vorm en wetenschappelijke werkwijze die Morrison in mijn ogen zo uniek maakt. Hoe dan ook is het zonder uitzondering zeer bevredigend om haar werk aandachtig te bestuderen, aangezien je er – pagina na pagina, regel na regel – zeker van kunt zijn dat niets aan het toeval is overgelaten, al helemaal niet het idee achter het verhaal. In het geval van ‘Recitatief ’ liet ze daar ook geen twijfel over bestaan. Het opmerkelijke verhaal dat u hier in handen heeft, was aanvankelijk bedoeld als ‘een experiment met het weglaten van alle raciale codes in een verhaal over twee personages van verschillend ras, voor wie raciale identiteit van cruciaal belang is’.

De betreffende personages zijn Twyla en Roberta, twee arme meisjes, acht jaar oud en onder toezicht gesteld van jeugdzorg, die samen vier maanden doorbrengen in kindertehuis St. Bonaventura. Wat we als eerste over hen horen, uit Twyla’s mond, is het volgende: ‘Mijn moeder danste de hele nacht en die van Roberta was ziek.’ Even verderop lezen we dat ze samen in kamer 406 worden geplaatst, ‘op een wildvreemde plek opgezadeld met een meisje van een heel ander ras’. Wat we nooit met zekerheid kunnen vaststellen – hoe aandachtig we ook lezen – is wie van de meisjes zwart is en wie wit. We kunnen onze vermoedens hebben, we kunnen voet bij stuk houden, maar we kunnen er nooit zeker van zijn. En dat ondanks het feit dat we ze zien opgroeien, dat we ze zien uitgroeien tot volwassenen die elkaar een paar keer tegen het lijf lopen. We luisteren hun gesprekken af, kijken aandachtig naar hun kleren, horen verhalen over hun echtgenoot, hun werk, hun kinderen, hun leven… Het cruciale detail wordt ons onthouden. Een verhaal als een puzzel, dus – een spel. Maar Toni Morrison doet niet aan spelletjes. Ze meende het toen ze ‘Recitatief ’ een experiment noemde. En het onderzoeksobject is de lezer.

Maar voordat ik dieper inga op de vernuftige constructie van deze filosofische hersenkraker, loont het de moeite om de titel eens goed onder de loep te nemen:

Recitatief | re·ci·ta·tief / /resitatif/ zelfstandig naamwoord

  1. het zingend spreken, declamatorische zang
  2. gedeelte in een opera, een oratorium e.d., voor- gedragen of gezongen met de toonval en het ritme van de gesproken rede (en in elk geval bedoeld om gesproken taal weer te geven)

Morrisons muziek begint in ‘gesproken taal’. Ze had een scherp oor en haar vroege werk wordt gekenmerkt door het feit dat ze Afrikaans-Amerikaanse spraakpatronen behoedt voor de verarming van de Amerikaanse mainstream. Maar in dit verhaal vormt juist dat weergeven van ‘gewone spreektaal’ een gecompliceerde uitdaging, en dat is niet voor niets. Want hier dienen veel woorden te worden ‘gezongen met dezelfde toonval’. Dat wil zeggen: we horen de woorden van Twyla en die van Roberta, en hoewel ze zich duidelijk van elkaar onderscheiden zijn wij niet in staat uitgerekend dat onderscheid aan te brengen dat we zo graag willen aanbrengen. Een experiment dat zich eenvoudig laat voorstellen maar lastig laat uitvoeren. Om het te laten slagen zul je zo moeten schrijven dat elke zin het midden houdt tussen typisch ‘zwarte’ en typisch ‘witte’ Amerikaanse spreektaal, en dat is een dans op het slappe koord in een land met een adelaarsblik, een land dat is gespitst op raciale codes, gespecialiseerd in hokjesdenken, een land waarin de meeste mensen menen met hun ogen dicht te kunnen zeggen of iemand zwart of wit is, juist vanwege de toonval en het ritme die ‘typerend’ zijn voor hun taal…

Nog afgezien van de taal zal binnen een geracialiseerd systeem van alles en nog wat worden beschouwd als ‘typerend’ voor een bepaald soort mensen. Het eten dat ze nuttigen, de muziek waarnaar ze luisteren, de plek waar ze wonen, de manier waarop ze werken. Zwarte dingen, witte dingen. Dingen die typerend zijn voor ons en dingen die typerend zijn voor hen. Maar een van de vragen die ‘Recitatief ’ oproept, is juist wat de formulering ‘typerend voor’ precies behelst. Want we gebruiken de term op verschillende manieren, zonder daarbij stil te staan. Typerend kan betekenen:

Dat wat kenmerkend is

Dat wat exclusief toebehoort

Dat wat intrinsiek is

Dit zijn drie verschillende dingen. Het eerste duidt op een neiging; het tweede impliceert een bezitsverhouding; het derde gaat over de essentie en daarmee over onveranderlijke natuurwetten. In ‘Recitatief ’ zullen deze verschillen cruciaal blijken.

Een groot deel van de betoverende kracht van ‘Recitatief ’ schuilt in die eerste definitie van ‘typerend’: dat wat kenmerkend is. Als lezer willen we niets liever dan de verschillende getoonde karaktereigenschap- pen kenmerken. Maar hoe dan? ‘Mijn moeder danste de hele nacht en die van Roberta was ziek.’ Tja, van wat voor soort moeder verwacht je dat ze de hele nacht danst? Een zwarte of een witte? En van welke moeder verwacht je eerder dat ze ziek is? Is de naam Roberta zwarter dan Twyla? Of omgekeerd? En hoe zit het met de stem? Twyla vertelt vanuit een ik-perspectief, waardoor ons boerenverstand ons al snel ingeeft dat zíj dan wel het zwarte meisje moet zijn, aangezien de auteur zwart is. Maar we hoeven niet lang over dat ‘moet’ na te denken om te begrijpen dat onze veronderstelling stoelt op tamelijk oppervlakkige, autobiografische ideeën over auteurschap, die geen recht doen aan het complexe experiment dat hier wordt uitgevoerd. Bovendien is Morrison nooit een arm meisje geweest dat onder jeugdzorg viel – ze is opgegroeid in een degelijk arbeidersmilieu in Lorain, een gemengde stad in Ohio – en haar werk heeft nooit een sterk autobiografisch karakter gehad. Haar verbeelding was fameus. Nee, de autobiografische invalshoek brengt ons hier niet veel verder. Dus luisteren we nog wat aandachtiger naar Twyla:

En Mary, dat is mijn moeder, die had gelijk. Zo heel af en toe hield ze lang genoeg op met dansen om mij iets belangrijks te leren, zoals dat ze nooit hun haar wassen en dat ze raar ruiken. Dat gold zeker voor Roberta. Dat ze raar rook, bedoel ik. Dus toen The Big Bozo (niemand noemde haar me- vrouw Itkin, zoals ook niemand het had over St. Bonaventura) zei: ‘Twyla, dit is Roberta. Roberta, dit is Twyla. Helpen jullie elkaar maar een beetje om je hier thuis te voelen’, zei ik: ‘Mijn moeder zal het niet leuk vinden dat ik hier terechtkom.’

De aftrap is genomen. Morrison vermijdt elk detail dat zou kunnen duiden op iets wat intrinsiek is, vermijdt vaardig alles wat exclusief aan het ene of het andere meisje zou toebehoren, en zet ons in plaats daarvan neer in deze ongemakkelijke, valse wereld van bepaalde kenmerken, een wereld waarin Twyla van het ene op het andere moment lijkt te veranderen van zwart in wit, en vervolgens weer in zwart, afhankelijk van de aard van je eigen perceptie. Zoals die jurk op internet, die voor iedereen een andere kleur heeft…

Als ik ‘Recitatief ’ lees met studenten, komt er onvermijdelijk een moment waarop de groep zich ongemakkelijk begint te voelen bij de eigen gretigheid om uitsluitsel te krijgen, misschien omdat de zoektocht naar een antwoord vaak meer zegt over de lezer dan over het personage.* Een voorbeeld: Twyla vindt het eten in St. Bonaventura heerlijk terwijl Roberta ervan gruwt. (Ze eten ham uit blik, gehaktballen, Jell-O met vruchtjes.) Is Twyla zwart? In de ogen van Twyla’s moeder is ‘popcorn en een blikje chocolademelk’ ook avondeten. Is Twyla wit?

Twyla’s moeder wordt als volgt beschreven:

Ze droeg die groene broek die ik zo vreselijk vond… En dat bontjasje met die zakken waarvan de voering zo gescheurd was dat ze moeite moest doen haar handen eruit te krijgen… Maar ze zag er prachtig uit, zelfs in die lelijke groene broek waarin haar billen zo duidelijk uitkwamen.

Roberta’s moeder ziet er zo uit:

Ze was groot. Groter dan welke man ook en op haar borst hing het grootste kruis dat ik ooit had gezien. Ik durf te zweren dat het wel vijftien centimeter was, naar beide kanten. En in haar elleboog klemde ze de grootste bijbel ooit gemaakt.

Kunnen we hier iets mee? We zouden kunnen denken dat de puzzel is opgelost als beide moeders op een zondag hun dochter komen opzoeken en Roberta’s moeder weigert Twyla’s moeder de hand te schudden. Maar een paar tellen later, als we er nog eens goed over nadenken, dringt ineens tot ons door dat het net zo goed zou kunnen dat een vrome, respectabele, ziekelijke zwarte moeder weigert de hand te schudden van een liederlijke, extravagante, ordinaire, witte moeder die danst. Om de zaak nog eens extra te compliceren lijken Twyla en Roberta – ondanks hun cruciale verschillen – binnen de muren van St. Bonaventura tot dezelfde lagere klasse te behoren. Dat wil zeggen, zo ervaart Twyla het:

In het begon mochten we elkaar helemaal niet, maar niemand anders wilde met ons spelen omdat we geen echte weeskinderen waren met beeldschone dode ouders in de hemel. Wij waren afgedankt. Zelfs de Puerto Ricanen uit New York City en de indianen uit upstate New York lieten ons links liggen.

Op dit punt in het verhaal zullen veel lezers met de moed der wanhoop proberen in te vullen wat Morrison heel bewust heeft weggelaten. Je probeert tussen de regels door te lezen:

We waren acht en haalden altijd dikke onvoldoendes. Ik omdat ik niet kon onthouden wat ik had gelezen of wat er in de les was gezegd. En Roberta omdat ze helemaal niet kon lezen en niet eens luisterde naar wat er in de les werd gezegd.

Welke versie van falend onderwijs is zwarter? Welke arme mensen eten zulk armoedig voedsel – of zijn zo dankbaar voor armoedig voedsel? Arme zwarte mensen of arme witte mensen? Allebei?

Als lezer weet je dat deze vragen iets onbetamelijks hebben, maar het is een ingesleten gewoonte. Je móét het gewoon weten. Dus probeer je het vanuit een andere invalshoek. Je kijkt naar de kleinste details.

  1. Twyla’s moeder neemt op die bewuste zondag niets te eten mee voor haar dochter
  2. Roept: ‘Twyla, schatje van me!’ als ze haar in de kapel ziet
  3. Is aantrekkelijk
  4. Ruikt naar Lady Esther-poeder
  5. Draagt geen hoed in het huis van God
  6. Maakt Roberta’s moeder uit voor ‘kreng!’, zit de hele dienst te schuifelen en slaat steeds haar benen over elkaar

Ondertussen neemt Roberta’s moeder eten in overvloed mee – waar Roberta niets van moet hebben – maar zegt tegen niemand een stom woord, al leest ze Roberta voor uit de bijbel. Hier lezen we de nodige verschillen, die Twyla zeker niet ontgaan:

Het klopt niet. Het verkeerde eten komt altijd bij de verkeerde mensen terecht. Misschien dat ik daarom later serveerster ben geworden – om te zorgen dat het juiste eten bij de juiste mensen terechtkomt.

Ze lijkt jaloers. Maar kan de optelsom van verlangen, wrok en voorliefde ons duidelijk maken wie wie is? Is Twyla een zwart meisje dat jaloers is op een witte moeder die meer eten heeft meegebracht? Of een wit meisje dat wrokkig is omdat een zwarte moeder zich te goed voelt om een hand te geven?

Recitatief

Twyla en Roberta zijn even oud en kennen elkaar al vanaf hun achtste, toen ze allebei vier maanden lang in een daklozenopvang woonden. Toen waren ze onafscheidelijk, maar ze verliezen elkaar uit het oog als ze ouder worden. Jaren later zullen ze elkaar opnieuw tegenkomen, in een restaurant, in een supermarkt en nog een keer, bij een demonstratie. Ook al zijn ze elkaars tegenpolen en krijgen ze telkens slaande ruzie, de twee vrouwen kunnen de diepe band die hen bindt nooit ontkennen of verbreken.
Toni Morrison schreef Recitatief in 1983 en het is het enige korte verhaal dat van haar ... lees meer hand is verschenen. Het is een nog altijd actueel literair experiment, waarbij de lezer weet dat de meisjes verschillen van huidskleur, maar niet wélk van de twee wit of zwart is.

Recitatief is een wezenlijke kijk op alles wat ons bindt, en alles wat ons van elkaar vandaan houdt.

€ 19,99

Toni Morrison

Toni Morrison (Lorain, Ohio, 1931) is een van de grootste Amerikaanse schrijvers van de afgelopen decennia. Ze heeft vele boeken op haar naam staan, waaronder Het blauwste oog, Het lied van Solomon, Beminde en Het paradijs. Voor haar werk ontving ze onder meer de Pulitzer Prize, de National Book Critics Circle Award en in 1993 de Nobelprijs voor de Literatuur. ‘Toni Morrison is een klassieke Amerikaanse auteur, in de traditie van Poe, Melville, Twain en Faulkner.’ – Newsweek ‘Toni Morrison is een van de belangrijkste stemmen in de Amerikaanse literatuur.’ – The New York Review of Books foto (c) Timothy Greenfield-Sanders