Een corrupte politicus, een femme fatale en een private eye die voor niets en niemand terugdeinst. Lees hier de eerste twee hoofdstukken van Dodelijk spel, de nieuwste Aloysius Archer-thriller van David Baldacci!

1

Op de drempel van het nieuwe decennium zat Aloysius Archer in een rammelende bus, onderweg naar het westen van Californië op zoek naar een leven dat iemand als hij redelijkerwijs mocht verwachten. Een dak boven zijn hoofd, af en toe een glas acceptabele drank en een continue aanvoer van zijn Lucky Strikes om zijn mond soepel en geamuseerd te houden. En een baan. Of liever gezegd een beroep. Daar had hij nu behoefte aan. Dat was vergelijkbaar met water zoeken in een woestijn: je had het gewoon nodig en het maakte niet uit hoe je het kreeg. Anders was hij een achterlijke zool, en daar zat geen toekomst in.

Hij nam zijn gleufhoed af, streek door zijn dikke korte haar en zette hem weer op.

Verdomme, misschien wil ik wel te veel. Maar waarom ook niet?

Archer was nog geen dertig. Nadat hij had meegevochten in de Tweede Wereldoorlog had hij in de gevangenis gezeten voor een misdaad waar hij feitelijk niet schuldig aan was. Justitie had dat subtiele verschil niet ingezien en hem toch opgesloten. Hij had wél schuld willen bekennen als ze hem hadden aangeklaagd voor mateloze stommiteit. Er was een vrouw bij betrokken, en Archer leek zijn gezonde verstand volledig kwijt te raken zodra er vrouwen in de buurt waren.

Hij was precies 1 meter 86 en zijn lichaam was gehard − eerst in het leger en daarna in de gevangenis waar de sterksten niet noodzakelijkerwijs overleefden, maar je kans daarop werd door een dergelijk voordeel toch wel vergroot. Hij had een redelijk stel hersens, was vrij snel van begrip en had een werkhouding waarmee hij, als hij de kans kreeg, ergens een goed leven kon opbouwen. Archer hoopte die kans te vinden in een stad aan de oceaan in Californië. Hij verlangde ernaar deze nieuwe fase van zijn leven te beginnen onder leiding van de doorgewinterde privédetective Willie Dash.

Maar eerst moest hij er zien te komen. En in deze tijd was niets gemakkelijk, zeker geen lange reis door een land dat zo groot was dat er geen einde aan leek te komen.

Hij keek door het vuile raam van de bus naar buiten en zag het metalen bord dat de hele straat overspande en waar ze zo dadelijk onderdoor zouden rijden.

RENO, DE GROOTSTE KLEINE STAD TER WERELD.

Hij had geen idee wat het betekende, maar het intrigeerde hem wel.
Hij had geen idee wat het betekende, maar het intrigeerde hem wel. Ze stopten in de terminal van het busstation. Hij pakte zijn grote, splinternieuwe leren schoudertas uit het rek boven zijn hoofd. Hij droeg een tweedelig bruingeel wollen krijtstreeppak, een bonte groene stropdas met een enkelvoudige Windsor-knoop, een gesteven wit overhemd en een gleufhoed met een bruine band. Al zijn andere wereldse bezittingen zaten in de schoudertas. Het was niet veel, maar het was veel meer dan hij had bezeten toen de gevangenisdeuren nog niet eens zo lang geleden werden geopend.

Hij kreeg een aanbeveling voor een overnachtingsplek van het meisje achter de balie van het busstation. Ze had haar haar als een frivole minkstola om haar hals geslagen, had een ondeugende blik in haar blauwe ogen en een weelderig lichaam dat hem herinnerde aan Ava Gardner in zwempak op de foto die hij gedurende de hele oorlog in zijn helm had bewaard. Hij vertelde haar dat hij onderweg was naar Californië, waarna ze hem een plattegrond gaf en vertelde waar hij het beste kon gaan eten.

‘Ik heet Ginger,’ zei ze met een brede glimlach. ‘Misschien zie ik je straks nog in de stad.’

Hij lichtte zijn hoed, beantwoordde haar glimlach en liep weg, terwijl zijn glimlach veranderde in een grimas. Het kon hem niets schelen, al was ze Ginger Rogers, hij zou bij haar uit de buurt blijven, ondanks haar ondeugende blik en kapsel.

‘Je lijkt verdwaald, soldaat,’ zei een stem.

Archer had het busstation al verlaten en stond in de heerlijke warmte die van het trottoir opsteeg en hem omhelsde. De spreker was een man van achter in de zestig met een kaarsrecht postuur, broodmager, met een verwarde bos haar en een donzige snor tot bijna aan zijn kin. Hij droeg een donker pak dat dringend gewassen moest worden en een gekreukelde zwarte hoed met een vieze donkerrode band. Een zilveren horlogeketting hing voor zijn gestippelde witte vest, dat zijn ingevallen borst en buik omspande.

Archer zette zijn schoudertas op het trottoir, haalde een halfvol pakje Lucky Strikes uit zijn zak, stak een sigaret in zijn mond, streek een lucifer aan op zijn schoenzool en stak zijn sigaret aan. Hij zwaaide de lucifer heen en weer alsof het een sterretje was en gooide hem op de grond.

De man keek zo begerig naar zijn sigaret dat Archer er nog een uit zijn pakje haalde en hem aanbood.
De man keek zo begerig naar zijn sigaret dat Archer er nog een uit zijn pakje haalde en hem aanbood aan de man die de sigaret met een dankbare blik aannam en aanstak met een gebutste verchroomde aansteker.

Al rokend keken ze elkaar door de wolken sigarettenrook onderzoekend aan.

‘Net aangekomen in de stad,’ zei Archer. Hij rilde een beetje. De zon die de hele dag keihard had gewerkt ging onder, waarna de warmte als een dovende vlam in het trottoir verdween.

De man keek naar de schoudertas en het busstation achter hen, knikte en zei: ‘Dat zie ik.’

‘En ik ben niet verdwaald en ga naar mijn hotel.’

‘Bedoelde het ook niet geografisch. Was meer een metafoor.’

‘Je praat als een ontwikkeld man, of heb je gewoon geluk met de manier waarop de woorden uit je mond komen?’

‘In de loop der tijd loopt je hoofd vol, als je dat toelaat. Sommigen doen dat niet, die doen er gewoon een deksel op en eindigen hun leven zoals ze begonnen, onwetend als baby’s.’ Hij stak een trillende hand met dunne aders en donkere vlekken uit. ‘Ik heet Robert Howells, maar mijn vrienden en een paar vijanden van me noemen me Bobby H. En jij bent?’

Archer schudde zijn hand, maar vroeg: ‘Waarom wil je dat weten?’

‘Maak gewoon een praatje, jongeman. Doe niet zo gespannen.’

‘Ik word Archer genoemd.’

‘Voor het eerst in Reno?’ vroeg Howells.

Archer nam een trekje en knikte langzaam. ‘Ben op doorreis.’

‘Onderweg naar Californië? San Fran? Los Angeles? Daar is Hollywood. Mooiste vrouwen ter wereld. De straten zijn geplaveid met goud en het water smaakt naar wijn

‘En niets daarvan is waar.’
‘En niets daarvan is waar.’

‘Zelfs niet een beetje. Nou ja, dat van de vrouwen misschien wel. Maar die zijn niet gratis, jongeman. En meer neutrale gespreksonderwerpen heb ik niet.’

‘Ik ben inderdáád op weg naar Californië, maar naar een stad ten noorden van Los Angeles. Volgens de Rand McNally-reisgids.’

‘Je hebt iets wat de camera misschien wel interessant vindt. Misschien kijk ik naar de volgende Gary Cooper?’

‘Ik heb helemaal geen behoefte om de volgende Gary Cooper te zijn of in een camera te kijken. Ik zeg niet dat ik niet kan acteren, want dat doe ik zo ongeveer elke keer als ik mijn mond opendoe.’

‘Wat is je ambitie dan wel?’

Archer nam een laatste trekje, liet zijn sigaret vallen en trapte hem uit met de hak van zijn rechterveterschoen. ‘Niet om het een of ander, Bobby H, maar ik ken je niet. En ik zit niet te wachten op problemen met onbekenden.’

Howells fronste. ‘Je lijkt bijna even oud als ik. Tenminste, door je gebrek aan avontuurlijke geest.’

‘Dat beschouw ik maar als een compliment.’

‘Weet je waarom ze Reno de grootste kleine stad ter wereld noemen?’

Archer schudde zijn hoofd.

‘Omdat je hier alles kunt krijgen wat New York of Philadelphia of Boston of zelfs Los Angeles kan leveren.’

‘En wat wil ik dan volgens jou?’

‘Wat willen de meeste jongemannen na een oorlog? Je hebt gevochten, neem ik aan?’

‘Dat is nu al bijna vijf jaar geleden.’

‘Maar het was een nare oorlog met veel ellende. Die we niet gauw zullen vergeten.’

‘Dus wat wil ik?’
‘Dus wat wil ik?’ vroeg Archer weer.

‘Plezier maken zonder de bijbehorende verplichtingen.’

‘Bijbehorende verplichtingen? Nu praat je als een advocaat. Die staan bij mij samen met begrafenisondernemers op de twee laagste plaatsen qua populariteit. En daarvandaan is het een heel lange weg omhoog.’

‘Wil je plezier maken zonder consequenties?’

Archer vroeg zich af of de oude man dronken was of high of allebei. ‘Volgens mij is dat niet mogelijk.’

‘In Reno wel.’

‘Nou, fijn voor Reno. En wat win jij ermee door me dit te vertellen?’

‘Je gelooft niet dat iemand zomaar iets goeds doet?’

‘Ik geloof ook niet in de Kerstman of geld dat zomaar uit de lucht komt vallen. Sinds ik zeven was.’

‘Voor een jonge man lijk je een oude en grijze ziel te hebben.’

‘En ik word elke minuut dat ik met jou sta te kletsen ouder.’

‘Je jeugdige passie is uit je geramd, en dat is verdomd jammer, jongeman.’

Archer stak nog een Lucky op en keek de man aan, in afwachting van diens volgende zet. Daardoor verstreek er tenminste wat tijd in de grootste kleine stad ter wereld.

‘Oké, ik kan je cynisme wel begrijpen. Maar er viel me nog iets op aan je, iets wat mij persoonlijk voordelen biedt.’

Archer grinnikte. ‘Nu komen we ergens. Ik wist gewoon dat je dat in je had.’

Howells streek over zijn kin. ‘Je lijkt een man die zichzelf kan redden.’

‘Daarmee vertel je me niets wat ik niet al wist.’

‘En dit: kun je anderen beschermen?’ vroeg Howells.

‘Over wie hebben we het dan?’

‘Over mij.’

‘Waarom heb jij bescherming nodig?’
‘Waarom heb jij bescherming nodig?’

‘Ik heb vijanden, zoals ik al zei.’

‘Hoe komt het dat je vijanden hebt?’

‘Sommige mensen hebben die nu eenmaal, helaas, en ik ben een van die mensen. En, wat zeg je ervan?’

‘Ik heb geen behoefte om van jouw vijanden mijn vijanden te maken. Een fijne dag verder.’ Archer lichtte zijn hoed, draaide zich om en liep weg met zijn tas.

Howells riep hem na: ‘Je laat een man in nood dus gewoon stikken, soldaat?’

Archer riep achterom: ‘Wacht maar gewoon tot er een stomkop langskomt, dan is híj je man, Bobby H.’

2

In zijn hotelkamer, een soort mislukte douchecabine, gooide Archer zijn hoed op het bed, zette zijn schoudertas in de smalle kast waarin twee gammele kleerhangers aan de houten stang hingen en ging in de ene stoel bij het raam zitten. Hij trok de verbleekte en gerafelde gordijnen open en keek naar Reno. Het leek een gewone stad, misschien iets minder dan dat. Maar misschien mikte het altijd iets hoger, net als hij zelf altijd deed.

Hij rookte nog een Lucky, haalde de zakflacon uit de zak van zijn colbert en nam een slok. Archer had geen behoefte aan mooie vrouwen, waterige wijn of met goud geplaveide boulevards. Het enige wat hij wilde waren een vast salaris, iets interessants om te doen en het daarmee gepaard gaande kleine beetje zelfrespect.

De roggewhiskey gleed langzaam en aangenaam brandend naar beneden. Hierdoor versterkt haalde hij de brief tevoorschijn. De tekst was getypt op ruw papier met het briefhoofd Willie Dash, Very Private Investigations, met daaronder een adres en een vijfcijferig telefoonnummer in Bay Town, Californië. Bij de brief zat Dash’ visitekaartje, stevig en overtuigend, met daarop hetzelfde adres en telefoonnummer als in de brief. Onder de naam van het bedrijf stond een heel kleine loep. Archer vond het mooi en hij hoopte dat hij de man aardig vond. Nog belangrijker, hij hoopte dat Willie Dash hém aardig vond.

Deze brief was het antwoord op de brief die Archer aan Dash had geschreven op advies van Irving Shaw, rechercheur bij de staatspolitie. Archer had de man leren kennen in Poca City, waar hij zijn voorwaardelijke vrijlating had doorgebracht. Shaw en Dash waren oude vrienden, en Shaw dacht dat Archer aanleg had om rechercheur te worden en dat Dash een goede mentor voor hem kon zijn. Archer had Shaws naam genoemd in zijn brief, omdat hij hoopte dat Dash hem daardoor zeker terug zou schrijven.

Dash had echter niet alleen teruggeschreven, maar ook voorgesteld dat Archer naar Bay Town kwam.
Dash had echter niet alleen teruggeschreven, maar ook voorgesteld dat Archer naar Bay Town kwam om te kijken wat mogelijk was. Hij had Archer geen baan beloofd, alleen de mogelijkheid te solliciteren, afhankelijk van Dash’ mening. Archer had geen behoefte aan loze beloftes of wollige gemeenplaatsen; hij wilde alleen een eerlijke kans.

Hij stopte de brief en het visitekaartje terug in de zak van zijn colbert, keek weer naar buiten en realiseerde zich dat het bijna etenstijd was. Toen hij naar het hotel liep was hij langs verschillende eetgelegenheden gekomen, en een daarvan was hem opgevallen doordat dit ook het restaurant was dat de ondeugende Ginger had genoemd.

Hij pakte zijn hoed, stopte zijn zware kamersleutel die zo nodig als een stomp voorwerp kon dienen in zijn zak en vertrok om de tijd en zijn maag te vullen.

Het was een korte wandeling naar Café De Dansende Vogels. Het etablissement was weggestopt in een zijstraat van de hoofdstraat van Reno. Boven de brede ramen hingen rood-groen gestreepte markiezen, op de massief eiken deur zat een koperen klopper en rechts van de deur aan de muur hing een flikkerende gaslamp.

Archer stak aan de open gasvlam een Lucky aan. De methaanlucht herinnerde hem aan de oorlog: als je toen geen vieze geuren inademde, zoals die van cordiet, zou je bijna denken dat je dood was of dat iemand de oorlog had verplaatst.

Hij opende de deur en keek onderzoekend naar binnen. Het was precies zeven uur ’s avonds en het was er even vol als het tussendek van een passagiersschip, alleen waren deze mensen beter gekleed en dronken ze hippere drankjes. Obers met een zwart vlinderdasje en een kort wit jasje leken te huppelen en te springen om sneller te kunnen werken. Archer zocht de ‘dansende vogels’, maar zag nergens gevleugelde wezens die de jitterbug dansten. Dus óf de naam was verkeerd gekozen óf er stond hem straks een echte verrassing te wachten.

Helemaal achterin was net als in een theater een verhoogd podium met een gordijn. Archer stond nog met zijn hoed in de hand toen de gordijnen opengingen en er vier platinablonde danseressen met lange benen tevoorschijn kwamen die zo schaars gekleed waren dat ze eruitzagen alsof ze elk moment in bed konden duiken − om van alles en nog wat te doen, behalve slapen. Ze hielden allemaal een heel erg grote en heel erg neppe vogelveer vast.

Een mollig mannetje in een smoking waggelde het toneel op.
Een mollig mannetje in een smoking waggelde het toneel op, liep naar een enorme microfoon op een statief en kondigde met veel drama aan dat deze vier dames de Dansende Vogels waren die zouden optreden om de gasten te amuseren die nu zaten te eten of, aan zeker de helft van de tafels die Archer kon zien, hun vloeibare avondeten nuttigden.

Tegen de tijd dat de dames zingend over het houten podium huppelden, zwaaiend met hun veren en draaiend met hun heupen, kwam een heer met een vlinderdasje naar Archer toe. Hij vertelde dat er plaats voor hem was als hij het niet erg vond een tafel te delen.

‘Geen probleem,’ zei Archer vriendelijk, waarna de man Archer naar een tafel vlak bij het podium bracht. Daar zat een kleine gezette man van in de vijftig. Diens kalme, hooghartige uitstraling en scherpe blik maakten Archer duidelijk dat deze man gewend was bevelen te geven die ook werden uitgevoerd; een acceptabele baan als je die kon krijgen en houden. De hoofdober overhandigde Archer een stevige menukaart waarop de gerechten in vloeiende kalligrafische letters waren geschreven, nam zijn bestelling op voor drie vingers whiskey en één water en vertrok.

Archer hing zijn gleufhoed aan de rugleuning van zijn stoel, knikte en zei tegen de andere man: ‘Bedankt dat ik hier mocht zitten, meneer.’

De man knikte terug zonder naar Archer te kijken; hij hield zijn blik gericht op de Dansende Vogels.

Nadat Archers drankje was gebracht, draaide de man zich om en keek naar de whiskey. ‘Goede keus. Dat is een van de beste die ze hier serveren.’

‘Hebt u verstand van de bar hier?’

‘De bar is in zekere zin van mij. Max Shyner.’ Hij hief zijn champagneglas en tikte als proost tegen Archers whiskeyglas.

‘Aangenaam kennis te maken, meneer Shyner. Mijn naam is Archer. En nogmaals bedankt dat ik bij u aan tafel mag zitten. Vroeg me al af waarom u zo’n goede plaats had voor het optreden.’

De man keek weer naar het podium en vroeg: ‘Bevallen de Dansende Vogels je?’

Archer keek naar de verste Vogel, die daarop reageerde met opgetrokken wenkbrauwen en een verleidelijke glimlach, waarna ze samen met de andere Vogels naar de andere kant van het podium trippelde. ‘Wat zal ik zeggen, een man kan toch niet anders?’

‘Net aangekomen in de stad?’
‘Net aangekomen in de stad?’ vroeg Shyner.

‘Is dat aan me te zien?’

‘Ik ken de meeste vaste klanten.’

‘Ben op doorreis. Stap morgen weer in de bus.’

‘Waarnaartoe?’

‘Naar het westen,’ zei hij vaag. Meer wilde hij niet zeggen.

‘Californië dus?’

‘Misschien.’

‘Nog iets verder naar het westen en je zit in de Stille Oceaan, jongeman.’

‘Neem aan van wel.’ Archer nam een slok van zijn whiskey en pakte de menukaart. ‘Kunt u iets aanbevelen?’

‘De biefstuk en de asperges; komen allebei uit de buurt. Neem de bearnaisesaus. Weet je wat dat is?’

‘Zal ik wel merken.’ Archer gaf zijn bestelling op aan de ober toen die langskwam en nog een extra vinger bij de whiskey in zijn glas schonk. ‘Hoe lang is dit al van u?’

‘Best lang. Ik ben geboren in Reno. De meesten komen ergens anders vandaan, nu tenminste, door de grote volksverhuizing na de oorlog, weet je.’

‘Daar hoor ik denk ik ook bij,’ antwoordde Archer.

‘Waar in Californië? Ik heb daar contacten, voor het geval je werk zoekt.’

‘Bedankt, maar volgens mij heb ik al iets geregeld.’

‘De Golden State is inderdaad in opkomst, vandaar dat mensen zoals jij zich daarnaartoe haasten. Zelf ben ik meer dan tevreden met mijn plekje hier.’

‘Wie is dat?’ Archer wees naar de Vogel die hem flirtend had aangekeken.

‘Liberty Callahan, een van mijn beste Vogels. Lieve meid.’
‘Liberty Callahan, een van mijn beste Vogels. Lieve meid.’ Hij zwaaide met zijn vinger naar Archer. ‘Haal je niets in je hoofd, jongeman. Ze wil gaan acteren. Denk niet dat ze hier lang blijft, helaas.’

‘Ik ben alleen op doorreis, zoals ik al zei. Ik haal me niets in mijn hoofd, niet met haar en ook niet met een van de andere dames.’

Shyner leunde naar voren en keek Archer strak en onderzoekend aan. ‘Hou je van gokken?’

‘Mijn hele leven is één grote gok geweest.’

‘Ik bedoel, in een casino?’

Archer schudde zijn hoofd.

Shyner haalde een handvol bankbiljetten uit zijn zak, telde vijftig dollar af in briefjes van tien en gaf ze aan Archer. ‘Pak aan en probeer je geluk in het Wheelhouse. Dat is van mij.’

‘Geeft u papiergeld aan iedereen die hier op doorreis is? Zo ja, dan kunt u daar beter mee stoppen voordat alles op is.’

Shyner leunde nog dichter naar hem toe, zodat Archer de champagne in zijn adem en de Old Spice op zijn rode wangen kon ruiken. ‘Ik zal je iets over casino’s vertellen, jongeman. Welk spel er ook wordt gespeeld, de casino’s zijn in het voordeel − iets minder bij blackjack en roulette, iets meer bij craps en gokautomaten. Maar er is geen enkel spel waarbij het Huis niet in het voordeel is. Het is mijn taak om mensen naar mijn casino te krijgen, zelfs als ik ze eerst wat geld moet geven. Op de lange duur levert het me winst op.’

‘Maar rijdt u zichzelf niet in de wielen met die waarschuwing?’

Shyner lachte. ‘Je vergeet de menselijke natuur. Ik geef je een klein startkapitaal en jij betaalt me dat binnen de kortste keren dubbel en dwars terug.’

‘Heb nog nooit het nut van gokken ingezien. Ook zonder dat is het leven onzeker genoeg.’

‘Er zal nog worden gegokt lang nadat ik dood en begraven ben, en ook jij. Mensen hebben aangeboren zwaktes en geven die door. Een soort darwinisme: alleen de stomkoppen overleven.’

‘Bedankt, ik ga misschien wel naar uw casino, maar speel dan met mijn eigen geld.’

‘Weet je het zeker?’
‘Weet je het zeker?’

‘Zo zeker als ik hier zit met een man die een casino bezit.’

Shyner borg het geld weer op, stak een kort dun sigaartje op en blies kringeltjes rook naar het hoge gestuukte plafond. ‘Je verbaast me, Archer. Dat met die vijftig dollar heb ik vaker gedaan dan ik me kan herinneren en jij bent de eerste die het afwijst.’

‘Hoe zit het met al die casino’s in Las Vegas? Zijn dat geen concurrenten?’

Shyner zei geruststellend: ‘Over twintig jaar zal Las Vegas een spookstad zijn en zal niemand zich de naam van die stad nog kunnen herinneren, let op mijn woorden.’

Archers biefstuk met asperges werd gebracht. Hij at zijn maaltijd op en spoelde het weg met nog eens twee vingers whiskey.

‘Mag ik je dan tenminste op je maaltijd trakteren, Archer?’

‘Wat moet ik in ruil daarvoor doen?’

‘Ga gewoon naar mijn casino. Twee straten verderop naar het westen. Het is niet te missen.’

Archer legde een dollar neer voor zijn maaltijd en drankjes.

‘Je gaat dus niet naar het Wheelhouse?’ vroeg Shyner teleurgesteld.

‘Jawel. Maar op mijn eigen voorwaarden, niet op de uwe.’

‘De echte actie begint niet voor een uur of tien. Je zult het hele plaatje willen zien.’

Toen Archer vertrok keek hij Liberty Callahan aan en hij tikte tegen zijn hoed, terwijl zij achter een kleine vleugel zat die het podium op was gereden en een solo zong. Ze schonk hem een oogverblindende glimlach, maar ging gewoon door met zingen. Archer vond dat ze fantastisch zong en toen hij het vogelnest verliet, zwaaide ze hem na met haar nepveer.

Archer moest toegeven dat de stijl van de dame hem wel beviel.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

1 Een goede daad

Wanneer oorlogsveteraan Aloysius Archer in 1949 voorwaardelijk vrijkomt uit de gevangenis, waar hij zat voor een misdaad die hij niet heeft gepleegd, vestigt hij zich in het stadje Poca City. Archer heeft een lijst meegekregen met wat hij verplicht is te doen na zijn vrijlating en wat hem allemaal verboden is. Hij moet een baan zoeken en zich regelmatig melden bij zijn reclasseringsambtenaar. Maar een bar bezoeken, laat staan alcohol nuttigen, is hem verboden. Contact met ‘losbandige’ vrouwen is al helemaal uit den boze.
Archers zoektocht naar werk brengt hem de eerste de beste avond al naar een bar waar ... lees meer hij aan de praat raakt met Hank Pittleman, een van de machtigste zakenmannen in het stadje. Pittleman biedt hem een baan aan, maar wat in eerste instantie een simpel klusje lijkt – het innen van een schuld – blijkt algauw een stuk complexer te liggen. Wanneer er een moord wordt gepleegd en Archer de belangrijkste verdachte is, beseft hij dat hij wel eens snel weer in de gevangenis zou kunnen belanden. Tenzij hij zelf de moordenaar weet te vinden…

€ 15,00

David Baldacci

David Baldacci is de succesvolle auteur van meer dan 30 thrillers, romans, jeugdthrillers en kinderboeken. Hij werd geboren in Virginia en studeerde politieke wetenschappen aan de Virginia Commonwealth University, waar hij cum laude afstudeerde, en rechten aan de University of Virginia. Tijdens deze periode begon hij met schrijven. Na zijn studies was hij negen jaar werkzaam als bedrijfsjurist en advocaat in Washington D.C. In 1996 debuteerde hij met Het recht van de macht en vanaf dat moment wijdde hij zich geheel aan het schrijven. Baldacci's werk is in 45 talen vertaald en wereldwijd zijn er meer dan 150 miljoen exemplaren van zijn boeken verkocht. Zijn debuut Absolute Power werd in 1997 verfilmd door en met Clint Eastwood. Met zijn Wish You Well Foundation strijdt Baldacci samen met zijn vrouw Michelle al jaar en dag tegen analfabetisme.