In Er is een kans toont Richard Russo wederom met humor en tederheid de valkuilen van de mens, maar combineert dat dit keer met spanning en mysterie! Lees hier alvast de eerste pagina’s van de proloog.

Het verhaal

Op een nazomerse dag in september komen Lincoln, Teddy en Mickey na jaren weer samen in een vakantiehuis op Martha’s Vineyard. De oude vrienden, totaal verschillend van elkaar, zijn na hun afstuderen hun eigen weg gegaan. Maar één ding hebben ze gemeen: ooit waren ze allemaal verliefd op Jacy Colloway, die na een gezamenlijke vakantie in datzelfde huis spoorloos verdwenen is. Nu, veertig jaar later, zijn ze haar nog steeds niet vergeten. Terwijl ze terugblikken op hun leven dringt de vraag over wat er precies met Jacy is gebeurd zich steeds meer op. En dan blijkt dat ze elkaar toch niet zo goed kennen als ze dachten.

Proloog

De drie oude vrienden kwamen in omgekeerde volgorde op het eiland aan. Lincoln, handelaar in commercieel vastgoed, kwam uit Las Vegas, in feite aan de andere kant van het land, Teddy, eigenaar van een kleine uitgeverij, kwam uit Syracuse en Mickey, muzikant en geluidstechnicus, vanaf het nabijgelegen Cape Cod. Ze waren allen zesenzestig jaar oud en hadden aan dezelfde kleine liberal arts-universiteit in Connecticut gestudeerd, waar ze als keukenmedewerkers voor een studentenvereniging hadden gewerkt. De andere medewerkers, zonder uitzondering corpsballen, beweerden dat ze dit uit eigen beweging deden, omdat er zoveel Theta-meisjes waren die er lekker uitzagen, terwijl Lincoln, Teddy en Mickey beursstudenten waren en er werkten vanwege uiteenlopende economische redenen. Lincoln, die er net zo goed uitzag als de meeste corpsballen, werd onmiddellijk uitgeroepen tot ‘smoeltje’, wat betekende dat hij een sleets wit colbertje kreeg om in de grote eetzaal de meisjes van de studentenvereniging te bedienen. Teddy, die tijdens zijn hele middelbareschooltijd in een restaurant had gewerkt, werd kokshulpje: hij maakte salades, roerde sauzen en legde de voorgerechten en toetjes op de borden. Mickey? Ze bekeken hem even en brachten hem toen naar de gootsteen, vol met stapels vieze pannen, met ernaast een kartonnen doos met een onbekend merk schuursponsjes. Zo verliepen hun eerste twee jaren aan de universiteit. Tegen de tijd dat ze ouderejaars waren, was Lincoln opgeklommen tot hoofd van de bediening en kon hij zijn beide vrienden een positie in de eetzaal bieden. Teddy, die genoeg had van de keuken, greep dat aanbod met beide handen aan, maar Mickey zei dat hij betwijfelde of er een jasje was waarin hij zou passen. Hoe dan ook, hij bleef liever een keukenslaaf dan aan te pappen met de mooie meisjes in de eetzaal, want in de keuken kon hij tenminste zijn eigen gang gaan.

Nu ze vierenveertig jaar later bijeenkwamen op het eiland, waren ze alle drie dankbaar voor de opleiding die ze aan het Minerva College hadden genoten.
Nu ze vierenveertig jaar later bijeenkwamen op het eiland, waren ze alle drie dankbaar voor de opleiding die ze aan het Minerva College hadden genoten; de klassen waren er klein geweest, hun hoogleraren benaderbaar en aandachtig. Op het eerste gezicht zag het Minerva eruit als de meeste andere universiteiten in de late jaren zestig en vroege jaren zeventig. De jongens hadden lang haar, droegen verschoten spijkerbroeken en psychedelisch bedrukte T-shirts. In hun studentenflats rookten de jongeren hasj en probeerden de geur ervan met wierook te maskeren, en ze luisterden naar The Doors en Buffalo Springfield. Dit was echter vooral een kwestie van stijl. Voor de meeste klasgenoten leek de oorlog ver weg, iets wat alleen in Zuidoost-Azië en Berkeley en op de televisie speelde, niet aan de kust van Connecticut. In de Minerva Echo werd permanent geklaagd over het gebrek aan werkelijk activisme. ‘Nothin’s happening here,’ schreef een van de redacteuren, de bekende songtekst parafraserend. ‘Why that is ain’t exactly clear.’

Geen plek op de campus was minder rebels dan het paviljoen van de Theta’s. Een paar meisjes rookten wiet en liepen rond zonder bh, maar afgezien daarvan zaten de studentes in een beschermende bubbel. Toch was het daar, veel meer nog dan tijdens hun lessen, dat de echte wereld zich liet zien, zo opvallend dat zelfs negentienjarigen als Lincoln, Teddy en Mickey die niet langer konden negeren. De auto’s die achter het Theta-paviljoen geparkeerd stonden waren duurder dan die op het parkeerterrein voor de andere studenten, en zelfs duurder dan de auto’s van de faculteitsmedewerkers. Nog vreemder, tenminste voor jonge mannen die zelf niet in welvaart waren grootgebracht, was dat de eigenaresses van die auto’s zichzelf niet bepaald gelukkig prezen dat zij daar waren of ouders hadden die het torenhoge collegegeld konden betalen. Waar zij waren opgegroeid, was het Minerva het natuurlijke vervolg op de eerste achttien jaar van hun leven. Sterker, voor velen was het Minerva een tweede keuze geweest en ze hadden het hele eerste jaar nodig om over de teleurstelling heen te komen dat ze niet op het Wesleyan, het Williams of op een van de Ivy League-universiteiten waren aangenomen. Hoewel ze wisten welke statistische bijdrage rapportcijfers en de score van hun toelatingstest leverden om toegelaten te worden tot dergelijke elitescholen, waren ze het gewend dat er ook andere factoren meetelden, factoren waarover je niet sprak en die lastig te kwantificeren waren, maar die ervoor zorgden dat deuren als door een wonder openzwaaiden. Hoe dan ook, het Minerva was prima. Ze hadden tenminste een plekje in het Theta-paviljoen gekregen, zo zagen ze het. Anders hadden ze net zo goed naar de Staatsuniversiteit van Connecticut kunnen gaan.

Op 1 december 1969, de avond van ’s lands eerste dienstplichtloterij, had Lincoln de huismeesteres zover gekregen dat ze het eten een halfuur eerder mochten serveren, zodat de keukenploeg zich rond een kleine zwart-wittelevisie kon scharen in het achterkamertje waar ze aten. Hoewel hun lot op het spel stond, was de stemming vreemd genoeg opgewekt, tenminste in het begin. Van de acht medewerkers werd Mickeys verjaardag als eerste opgelezen, als negende uit driehonderdvijfenzestig mogelijkheden, waarop de anderen uitbarstten in het zingen van ‘Oh Canada’, wat meer indruk had gemaakt als ze meer dan de eerste twee woorden van het volkslied hadden gekend. Van de drie vrienden kwam Lincolns geboortedatum als de volgende, op nummer honderdnegenentachtig; beter, maar nog niet helemaal veilig, en onmogelijk om een planning op te maken.

Terwijl de dienstplichtloterij verderging, werd de stemming in het kamertje steeds somberder.
Terwijl de dienstplichtloterij verderging, een onophoudelijke trits van verjaardagen – 29 september, 3 juni, 7 april – werd de stemming in het kamertje steeds somberder. Eerder, toen ze de meisjes in de eetzaal bedienden, hadden ze allemaal in hetzelfde schuitje gezeten, maar nu hadden hun verjaardagen individuen van hen gemaakt, mensen met een uniek lot, en een voor een vertrokken ze naar hun studentenflat of appartement, waar ze hun ouders en hun vriendin belden om te bespreken welke wending hun leven zojuist had genomen, soms ten goede, soms ten kwade, en hoe hun cijfers, hun scores van de toelatingstest en hun populariteit plotseling niet meer belangrijk waren. Toen ten slotte Teddy’s verjaardag werd opgelezen, waren alleen hij, Lincoln en Mickey nog in het kamertje. Teddy, een vurig tegenstander van de oorlog, had zijn vrienden eerder die dag verteld dat hij liever naar Canada zou vluchten of de cel in zou gaan, dan zich te melden voor de militaire dienst, en dat voor hem de loterij dus geen betekenis had. Maar natuurlijk was dat niet waar. Hij wilde niet naar Canada en wist niet zeker of hij, als het erop aankwam, moedig genoeg was om daadwerkelijk de gevangenis in te gaan voor zijn overtuigingen. Afgeleid door deze over wegingen dacht hij, toen er nog maar iets van twintig verjaardagen over waren, dat die van hem al was opgelezen en hij dit op de een of andere manier had gemist, misschien toen ze met de antenne hadden gerommeld. Maar toen kwam hij, als nummer driehonderdtweeëntwintig van de driehonderdvijfenzestig. Hij was meer dan veilig. Toen hij zijn hand uitstak om de televisie uit te zetten, zag hij dat die beefde.

Er was een tiental Theta’s die ze als vriendinnen beschouwden, maar alleen Jacy Calloway, op wie ze alle drie verliefd waren, wachtte in de donkere vrieskou bij de achteringang van het studentenpaviljoen op hen, toen ze uiteindelijk naar buiten kwamen. Toen Mickey – met die grote, stomme grijns op zijn gezicht – haar had verteld dat het ernaar uitzag dat hij naar Zuidoost-Azië ging, schoof ze van de motorkap van de auto waarop ze zat en begroef haar gezicht in zijn borstkas, omarmde hem losjes en zei: ‘Die klootzakken.’ Lincoln en Teddy, die beiden meer geluk hadden gehad op een avond waarop je dat vurig wenste – en niet wenste slim of rijk te zijn – voelden niettemin intense afgunst, toen ze het meisje van hun collectieve dromen in de armen van Mickey zagen, nog afgezien van de ongemakkelijke waarheid dat ze al met een heel andere jongen was verloofd. Alsof Mickeys geluk op dit moment er meer toe deed dan de pech die hij een uur eerder had gehad. Toen zijn verjaardag werd afgekondigd, hadden Lincoln en Teddy dezelfde, misselijkmakende reactie gehad: dat de mensen die de baas waren twee jaar geleden na één blik op Mickey hem het kloterigste baantje in de keuken van het Theta-paviljoen hadden gegeven, en dat hij, als hij zich meldde voor militaire dienst, na net zo’n korte blik regelrecht naar het front zou worden gestuurd, als een schietschijf die geen enkele sluipschutter kon missen.

Op dit moment evenwel, met Jacy die zich in zijn armen had genesteld, konden ze niet geloven hoeveel mazzel hij had. Dit wordt jeugd genoemd.

 

Lincoln was opgegroeid in Arizona.
Lincoln was opgegroeid in Arizona, waar zijn vader een minderheidsaandeel had in een kleine, bijna volledig uitgeputte kopermijn. Zijn moeder kwam uit Wellesley, als enig kind van een stel dat ooit in goeden doen was geweest, hoewel ze pas wist dat er van die rijkdom weinig over was gebleven toen haar ouders omkwamen bij een auto-ongeluk tijdens haar laatste jaar aan het Minerva. Een andere dochter zou gebelgd zijn geweest dat er maar zo weinig geld over was nadat de schulden waren betaald, maar Trudy was te zeer verteerd door verdriet, zodat al het andere niet meer tot haar doordrong. Ze was een stil, teruggetrokken meisje, dat niet snel vrienden maakte en plotseling helemaal alleen op de wereld stond, beroofd van liefde en hoop, en ze was doodsbang dat ook haar, even onverwacht als haar ouders, een tragedie kon overkomen. Hoe was het anders te verklaren dat ze met Wolfgang Amadeus (W.A.) Moser trouwde; een kleine, dominante man die maar over weinig beschikte wat tot zijn aanbeveling strekte, afgezien van zijn absolute overtuiging dat hij altijd in alles gelijk had.

Niet dat zij de enige was die hij een rad voor ogen wist te draaien. Tot zijn zestiende verjaardag had Lincoln ook werkelijk geloofd dat zijn vader, wiens reusachtige persoonlijkheid in sterk contrast stond met zijn nietige gestalte, zijn moeder een dienst had bewezen door met haar te trouwen. Ze was aantrekkelijk noch onaantrekkelijk en leek in grote groepen zo volkomen te verdwijnen, dat de mensen zich achteraf niet konden herinneren of ze nu wel of niet aanwezig was geweest. Ze maakte zelden bezwaar, ook niet voorzichtig, tegen iets wat haar echtgenoot zei of deed, zelfs niet toen ze terugkwamen van hun huwelijksreis en hij haar meedeelde dat zij natúúrlijk haar rooms-katholieke geloof zou opgeven en zich bij de Church of God zou voegen, de fundamentalistische christelijke sekte die hij aanhing. Toen ze zijn huwelijksaanzoek aanvaardde, nam ze voor lief dat ze in het kleine woestijnstadje Dunbar zouden gaan wonen, waar de mijn van Moser zich bevond; maar ze had ook verwacht dat ze af en toe op vakantie zouden gaan, misschien niet naar New England – haar echtgenoot had opgebiecht daarvan te walgen – maar dan toch wel naar Californië, maar ook daar bleek haar man geen trek in te hebben. Hij was er vast van overtuigd – en dat legde hij haar ook uit – dat je ‘moest leren te houden van wat je hebt’, en daarmee bedoelde hij Dunbar en zichzelf.

Voor Trudy was alles aan Dunbar en de man met wie ze was getrouwd vreemd, in het begin tenminste. Het stadje zelf, heet, vlak en stoffig, was onverholen gesegregeerd, met blanken die aan de ene kant van de spoorlijn woonden en de ‘Mexicanen’, zoals ze werden genoemd, aan de andere, ook al woonden die er soms al meer dan een eeuw legaal. Hoewel het, wat haar betrof, een stadje van niks was, leek Dunbar alles te hebben waar W.A. (Dub-Yay, voor zijn vrienden) Moser behoefte aan had: het huis waarin ze woonden, de kerk die ze bezochten, de armetierige golfbaan waar hij golfde. Thuis was zijn wil wet. Háár ouders hadden over dingen gediscussieerd, dus was ze verbaasd toen ze erachter kwam dat haar eigen huwelijk volgens een heel ander model zou functioneren. Ze waren al een paar jaar getrouwd toen Lincoln werd geboren, dus was het mogelijk dat ze af en toe hadden gekibbeld over de gang van zaken – waarbij zijn vader Trudy langzaam maar zeker zijn wil oplegde – maar Lincoln kreeg de indruk dat zijn moeder, hoewel haar nieuwe leven haar misschien had verbaasd, zich daarbij had neergelegd, zodra ze zich in Dunbar had gevestigd. Voor zover hij zich kon herinneren was het moment dat hij ging studeren de eerste keer dat ze haar hakken in het zand zette. Dub-Yay wilde dat hij naar de Universiteit van Arizona, zijn eigen alma mater, zou gaan, maar Trudy, die na het overlijden van haar ouders bij een ongetrouwde tante in Tucson was ingetrokken en daar haar bul had behaald, was vastbesloten om haar zoon aan de Oostkust te laten studeren. En niet aan een grote staatsuniversiteit, maar aan een kleine zoals het Minerva College, de universiteit die ze vaarwel had gezegd, nog maar één semester verwijderd van haar afstuderen.

De ruzie begon tijdens het eten.
De ruzie begon tijdens het eten, toen zijn vader met zijn hoge jankstem verkondigde: ‘Je weet toch wel dat ik vóórdat zoiets gebeurt eerst dood moet gaan?’ Een mededeling die duidelijk was bedoeld om een einde aan dit gesprek te maken, dus was Lincoln verbaasd toen hij een ongebruikelijke blik op zijn moeders gezicht zag, die suggereerde dat ze de sterfelijkheid van haar echtgenoot had overdacht en daarin berustte, en zich daardoor niet uit het veld zou laten slaan. ‘Maar desondanks,’ zei ze en dat betekende wel degelijk het einde van het gesprek, tenminste voor dat moment. Later ging de discussie verder in de ouderlijke slaapkamer. Hoewel ze zachtjes spraken, hoorde Lincoln ze tekeergaan door de dunne muur van zijn slaapkamer, en ze gingen ermee door, tot lang nadat zijn vader, die altijd vroeg naar de mijn ging, normaal gesproken ging slapen. De discussie was nog gaande toen Lincoln zelf indommelde.

De volgende ochtend, nadat zijn vader, niet gewend aan huiselijke spanningen en met dikke ogen van slaapgebrek naar zijn werk was vertrokken, lag Lincoln in bed alles te overpeinzen. Wat was er in hemelsnaam met zijn moeder aan de hand? Waarom was ze juist deze veldslag aangegaan? Wat hem betrof, was de Universiteit van Arizona prima. Zijn vader had daar gestudeerd en verschillende klasgenoten gingen er ook heen, dus zou hij er alvast wat mensen kennen. Na het kleine Dunbar verheugde hij zich op het leven in Tucson, een grote stad. En als hij heimwee kreeg, kon hij in het weekeinde gemakkelijk de korte reis terug naar Dunbar maken. Een paar anderen uit zijn klas gingen naar universiteiten in Californië, maar hij kende niemand die naar het oosten vertrok. Dacht zijn moeder soms dat hij naar de andere kant van het land, waar hij niemand kende, wílde verhuizen? En college te volgen tussen jongeren die allemaal van chique privéscholen kwamen? Maar wat maakte het uit? Op een bepaald moment, nadat Lincoln in slaap was gevallen, was zijn moeder ongetwijfeld weer bij zinnen gekomen en had ze ingezien hoe zinloos het was om zijn vader in deze of enige andere belangrijke kwestie tegen te spreken. De orde zou inmiddels vast weer hersteld zijn.

Dus was hij verbaasd toen hij haar vrolijk neuriënd in de keuken aantrof, geheel onbekommerd over wat zich de vorige avond had afgespeeld. Ze liep nog rond in haar ochtendjas en op haar slippers, zoals op de meeste ochtenden, maar ze leek ook uitzonderlijk opgewekt, alsof ze op het punt stond te vertrekken voor een langverwachte vakantie naar een exotische bestemming. Het was allemaal erg verontrustend.

‘Ik denk dat pa gelijk heeft,’ zei Lincoln en hij schudde wat cornflakes in een kom.

Ze hield op met neuriën en keek hem aan. ‘Alsof dat nieuws is.’

Waarop hij niets wist te zeggen. Het was immers niet zo dat zijn ouders voortdurend kibbelden en hij altijd de kant van zijn vader koos. De ruzie van de vorige avond was in feite de eerste geweest die hij zich kon herinneren. En nu maakte ze zich op voor alweer een ruzie, maar deze keer met hem. ‘Waarom zouden we al dat geld uitgeven?’ ging hij verder en hij probeerde redelijk en onpartijdig te klinken, terwijl hij melk over zijn cornflakes goot en een lepel uit de la haalde. Hij was van plan staand te eten, zoals gewoonlijk, leunend tegen het aanrecht.

‘Ga zitten,’ zei ze. ‘Er zijn dingen die je niet begrijpt en het wordt hoog tijd dat je dat wel gaat doen.’

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Richard Russo

Richard Russo (1949, Johnstown) woont met zijn vrouw aan de kust van de Amerikaanse staat Maine en in Boston. Zijn romans Empire Falls (Signatuur 2004) en Brug der zuchten (Signatuur 2008) kwamen allebei op de bestsellerlijst terecht. Voor Empire Falls won hij de prestigieuze Pulitzer Prijs. Zijn roman Het inzicht van Griffin verscheen in 2010 bij Signatuur en Schadevolle jaren in 2011. In 2013 verschijnt Ergens anders, een hartverscheurend mémoir over zijn moeder. Het werk van Russo wordt zeer lovend ontvangen door de internationale en de nationale pers. Russo’s specialisme is grote verhalen over families, het leven in small-town Amerika en de verborgen maatschappij die Amerika nog steeds is. Zijn boeken zijn omvangrijk, zijn verhalen ontvouwen zich in gestaag tempo en zijn schrijfstijl is van een hoog niveau. Drie van zijn romans zijn verfilmd, waaronder Empire Falls met o.a. Ed Harris, Philip Seymour Hofmann, Helen Hunt, Robin Wright-Penn en Paul Newman. Er is een kans is Russo's negende en meest recente bestsellerroman.