Het stadje Stourton-on-the-Hill, in de groene heuvels van de Cotswolds, heeft zijn eerste kattencafé. Hier woont Molly samen met haar kittens in een waar kattenparadijs, terwijl eigenaresse Debbie de gasten haar huisgemaakte delicatessen serveert. Maar zelfs in deze idyllische omstandigheden loopt niet alles volgens plan.

Als Debbies zus met een gebroken hart aanklopt bij het café, staat Debbie erop dat ze bij hen blijft logeren. Maar Linda komt met een woest keffende hond, Beau. Ook wordt Molly’s bestaan onverwacht bedreigd door een Siamese rivaal. Als een van haar kittens ook nog verdwijnt, is het maar de vraag of de aanstaande feestdagen wel zo feestelijk zullen zijn…

Lees hier alvast de eerste pagina’s van Winter in het kattencafé van Melissa Daley: de meest aaibare roman om de winter mee door te komen!

1

De gebouwen langs het marktplein glansden honingkleurig in de herfstzon. Ik zat in de vlekkerige schaduw van een olm te kijken naar de toeristen en winkelende mensen die dwaalden door de met ouderwetse keitjes geplaveide straatjes van ons gezellige stadje in de Cotswolds, Stourton-on-the-Hill.

Er ging een koel briesje door mijn vacht en ik ademde diep in. Het rook heerlijk naar gevallen herfstbladeren en de aromatische geur van de delicatessenwinkel achter me. De klok in de kerktoren had net vijf uur geslagen en ik wist dat het straks, als de winkels sloten en de dagjesmensen weer naar huis gingen, veel rustiger zou zijn op het drukke plein. Ik geeuwde, sprong van het houten bankje af en nam de tijd om me uitgebreid uit te rekken.

Toen ging ik zelf ook op huis aan; langs de antiekzaakjes en cadeauwinkeltjes om het plein en de stenen trappen van het imposante raadhuis, tussen druk kwetterende grijsharige dames op verstandige schoenen door, die me niet opmerkten omdat ze met hun hoofd bij hun laatste kans om iets te kopen waren voordat ze weer in de wachtende bussen moesten stappen.

Ooit was ik hier in mijn eentje aangekomen, als thuisloze kat, en had de onverschilligheid van al die onbekenden me nog eenzamer gemaakt, maar nu was ik eraan gewend en liep ik kalmpjes met mijn staart hoog in de lucht tussen de benen door, vol zelfvertrouwen omdat ik nu ook een thuis had om naar terug te keren.

Dit was Molly’s, het enige kattencafé in de Cotswolds.
Zorgvuldig de steegjes die op het plein uitkwamen vermijdend omdat ik uit ervaring wist dat die het fel verdedigde territorium waren van de straatkatten van Stourton, sloeg ik een chique straat met makelaarskantoren en kledingboetiekjes in. Ik dook doelgericht onder hekken door en klom over schuttingen heen, totdat ik in een smal winkelstraatje, ook weer geplaveid met kinderkopjes, achter een kerk kwam. Het rijtje winkels was hier meer op de dagelijkse behoeften gericht; een krantenwinkel, een bakker, een doe-het-zelfzaak en aan het einde een café. Hoewel het niet zulke grote, statige gebouwen waren als die rondom het marktplein, had de steensoort waaruit ze waren gebouwd wel dezelfde warme honingkleur. De voorkant van het café werd gedomineerd door een groot erkerraam met hangmanden met geraniums erboven, die na de lange zomer wel een beetje verwilderd waren maar nog steeds in bloei stonden. Dat het een bijzonder café was – heel anders dan alle andere in Stourton – viel af te lezen aan het schoolbord ervoor met daarop: OPEN VOOR KOFFIE, CAKE EN KNUFFELS. Dit was Molly’s, het enige kattencafé in de Cotswolds; en het was míjn naam die in schuin geschreven roze letters op de luifel boven het raam prijkte.

Zodra ik het kattenluikje in de voordeur met mijn neus had opengeduwd en het café binnenstapte, werd ik ondergedompeld in de rust en kalmte die alleen een ruimte vol duttende katten kan creëren. Na de theetijddrukte was het café langzaam steeds leger geworden, op een paar tafeltjes na waar de klanten nog op gedempte toon met elkaar zaten te kletsen en theedronken uit porseleinen kopjes. De inrichting van het café was me even vertrouwd als mijn eigen streepjes, van het balkenplafond en de warmroze muren (dezelfde kleur als het spoor van poezenpootafdrukken op de vloer; het resultaat van mijn ontmoeting met een verfbak toen het café werd opgeknapt) tot de gestreepte tafelzeiltjes in zuurstokkleuren en het handgeschreven bord met DAGSPECIALITEITEN op de schoorsteen boven de brandende houtkachel. Terwijl ik over de plavuizenvloer drentelde, keek ik om me heen om te zien waar mijn kinderen waren. Ik heb er vijf – van mijn eerste en enige worp – en hun onverwachte komst had er indirect voor gezorgd dat het café van een verwaarloosde broodjeszaak was veranderd in een goedlopend kattencafé. De eerste die ik zag was Purdy; ze lag bezitterig uitgestrekt in de kattenhangmat die naast de trap aan het plafond hing, haar witgesokte pootjes bungelden over de rand van de juten stof. Purdy was de eerstgeborene van mijn kroost en eigende zich bepaalde voorrechten toe, waar het claimen van het allerhoogste slaapplekje er één van was.

Ze lagen met hun oogjes dicht in elkaar verstrengeld, bezig elkaar te wassen.
Terwijl ik mijn weg zocht tussen de tafeltjes en stoelen door zag ik haar zusje Maisie in het huisje van de kattenklimpaal liggen die midden in het café stond. Maisie was de kleinste van al mijn jongen en de verlegenste. Ze hield ervan om haar omgeving te bekijken vanuit haar beschutte plekje halverwege de klimpaal; het was haar eigen veilige toevluchtsoord, vanwaaruit ze het hele café met haar oplettende groene oogjes kon overzien.

Ik trippelde naar het door de zon verschoten katoenen kussentje in de erker, dat door iedereen ‘Molly’s kussentje’ werd genoemd omdat het mijn favoriete plek was, waar ik zowel kon zien wat er in het café gebeurde als op straat. Ik sprong omhoog, snoof de vertrouwde geur op, draaide een paar keer een rondje en begon toen de zachte bovenkant van mijn kussentje te kneden met mijn voorpoten. Om me heen trokken de laatste klanten hun jassen aan, zochten hun boodschappentasjes bij elkaar en betaalden. Abby en Bella, die onafscheidelijk waren, hadden samen bezit genomen van een van de fauteuils voor de haard. Ze lagen met hun oogjes dicht in elkaar verstrengeld, bezig elkaar te wassen.

Debbie, ons baasje, kwam achter de houten serveerbalie vandaan om te gaan opruimen. Ze liep naar het tafeltje dat het dichtst bij de deur stond, streek haar blonde pony uit haar gezicht en begon de lege borden en theekopjes op te stapelen. Aan haar houding zag ik dat ze moe was – zoals altijd aan het einde van een werkdag – maar desondanks verschenen er lachrimpeltjes om haar blauwe ogen toen Eddie, mijn enige zoon, op het tafeltje sprong en hoopvol aan het halfvolle melkkannetje rook.

‘Eddie! Stouterd! Waar zijn je tafelmanieren?’ berispte Debbie hem en ze gaf hem een zetje in de richting van de stoel.

Hij keek haar verlangend na terwijl ze – met het melkkannetje – naar de keuken liep, waarna hij van de stoel af sprong en teleurgesteld wegslenterde.

Een beweging buiten trok mijn aandacht. In de dakgoot van de gebouwen aan de overkant hipte een zanglijster opgewonden op en neer en waarschuwde met schrille kreten dat er gevaar dreigde. Ik rekte mijn hals om de straat af te kunnen kijken en zag een grote zwart-witte kater over de keitjes aankomen. Zelfs van deze

Het leven was mooi en ik kon me niet voorstellen dat dat ooit zou veranderen.
afstand herkende ik zijn soepele tred en zelfverzekerde houding meteen: het was Jasper, de vader van mijn kinderen. Voordat hij bij het café was sloeg hij een hoek om, waardoor hij uit het zicht verdween. Ik wist dat hij naar het paadje achter de winkels ging, het was zijn gewoonte daar te wachten tot het café dichtging.

De warmte van de laagstaande zon die door het erkerraam scheen maakte me slaperig. Later zou ik Jasper buiten ontmoeten voor onze vaste avondwandeling, maar nu werd ik overrompeld door de onweerstaanbare behoefte aan een dutje. Ik ging liggen, vouwde mijn voorpoten keurig onder mijn lijf en begon te spinnen van tevredenheid; ik lag lekker, had een volle maag en werd omringd door mensen en katten van wie ik hield. Het leven was mooi en terwijl ik in slaap sukkelde, kon ik me niet voorstellen dat dat ooit zou veranderen.

Belgian Cats Van het EK 2005 tot de Olympische Spelen 2024

€ 24,99

Melissa Daley

Melissa Daley woont in Hertfordshire met haar twee katten, twee kinderen en man. Melissa liet zich voor de setting van Molly en het kattencafé inspireren door het stadje Stow-on-the-Wold in de Cotswolds.